N° 43. Ï25e Jaargang. 1882. Maandag 20 Februari. Mi&cLeïburg 18 Februari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent'fper regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels/" 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenlen voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicilé G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. A propos van Aardappelen. IDDEL Toestemmende wat prof. Mulder in zijn beroemd geschrift De Voeding in Nederland in 1847 verkondigde, houdt prof. dr. A. Mayer, in een allerbelangrijkst opstel in den Economist waarvan in ons Bijvoegsel een overzicht gege ven wordt, het voor uitgemaakt dat het Neder- landschevolk in geestkracht en voortbrengend vermogen tegenwoordig achterstaat bij de ons verwante volken. Hij schrijft die minderheid echter niet, met prof. Mulder, in de eerste plaats toe aan ons overdadig aardappelen-eten. „Ik houd het ervoor, zegt hij, dat het bijna zuiver moreele oorzaken zijn, die aan de Nederlandsche natie haar tegenwoordig karakter, dat ik meer als geblaseerdheid en zelfgenoegzaamheid zou willen betitelen, ver- leenen. „Nederland is langen tijd zeer rijk geweest en is nog rijk; niet de groote massa des volksook niet eenige weinigenmaar het percentsgewijze aantal der vermogenden is blijkbaar ongewoon groot. In breede kringen der beschaafde maatschappij en van den bur gerstand is men een klein weinig verwend, een klein weinig vermoeid, en deze gemoedsstem ming deelt zich' mede aan de minvermogenden, die zich in booge mate in hunne levenswijze naar de gewoonten der werkgevers moeten richten. Bovendien verspreidt iedere Indische familie, die met het overgespaarde vermogen in het moederland terugkeert, eenige honderd meters om zich heen een zekeren opiumdamp van slaapzucht, die niet ongestraft door de bedienden ingezogen wordt. Ik geloof, deze verschijnselen zijn als met de handen te grijpen." Men zal zich misschien herinneren dat de satiricus Jan Rolland in zijn Bezoek aan Bis marck door Jochem van Ondere (1876) bijna woordelijk dezelfde gedachte uitte. „Wat meent gij Hollanders toch wel", aldus liet hij den stichter der Duitsche eenheid tot den Goudschen pijpenfabrikant zeggen, die hem over „annexatie" kwam uithooren, -„wat meent gij toch, dat wij u uwe koloniën zouden benijden Dat wij ons zouden vergiftigen aan het lokaas, waaraan Spanje en Portugal en gij u tot stervens toe krank hebt gegeten; dat wij de lippen zullen zetten aan den gift- bekér, in welks bedwelmende teugen het door natuur en volksaard sterke Albion zijne krach ten smoort En gij zeiven, smaken u de millioenen nog goed die gij uit Insulinde weg draagt? Put uw volk nog altijd nieuwe energie uit de heeren eu dames, die eikemail naar 't vaderland terugvoert Als bloeiende jongelingen en maagden vertrokken zij, en zij keeren terug, heiaden met goud dat hunne knikkende kniën niet kunnen torsen en waarvan hun kranke lichamen geen genot zullen sma ken. Jawel, ze komen hij u terug, om vaders en moeders te worden van een kloek kroost. Jawel, zij bouwen zich prachtige villa's, die in uwe kinderen de geestdrift wekken om zoo spoedig mogelijk de veerkracht van 't Ger- maansche karakter en de zelfverloochenende beginselen der Christelijke leer, voor een handvol gouds, in geblaseerde onverschilligheid en hemeltergende zelfzucht te gaan omzetten." Wij vonden het noodig deze woorden van een onvervalscht Nederlander, ondanks hun opgeschroefdheid en eenzijdigheid, onmiddellijk te laten volgen op die van prof. Mayer, opdat men ons niet te gemoet zou kunnen voeren dat 'aan diens waarnemingen, als van een vreemdeling en een in eene speciale wetenschap opgesloten geleerde, weinig waarde te hechten gou zijn. Wij keeren nu tot zijn geschrift terug, om te doen zien dat zijn oordeel over het Nederlandsche volk, behalve dat het niet door vóóroordeel beheerscht wordt, het geloof aan eene hetere toekomst onzer natie geenszins uitsluit. „Komen er, zegt hij, andere tijden, ontstaat voor Nederland weder een groot ideaal, waaraan het zijn hart verwarmen kan en dat men aan de kinderen als leidster op den levensweg mede kan geven, dan zal het vermoedelijk ook weder kunnen zijn wat het in zijn 80jarigen oorlog, tot ver wondering der geheele beschaafde wereldge weest is. Volken, vooral die behoorende tot den onvernietigbaren Germaansehen stam, be zitten gelukkig de kracht tot zelfverjonging." Hier ontmoeten wij weder een landgenoot, niet een van de minsten! Cd. Busken Huet, die in 1875, walgend van de „Nederlandsche politiek" en van de Nederlandsche toestanden zooals hij die uit Batavia meende waar te nemen, in zijne Nationale Vertoogen diezelfde behoefte ontwikkelde aan een „groot ideaal", als het eenige dat Nederland redden kan. „Na de Fransche eenheid, die voor meer dan twee eeuwen tot stand kwam, na de Engelsche, welke bij gedeelten gevolgdis, na de Italiaan- sche en de Duitsche, die in onzen leeftijd bin nen korte tusschenpoozen ontstonden, moet nu de Nederlandsche eenheid aan de beurt zijn. Hereeniging met Belgie, het denkbeeld van Willem I, van Falck, van het Weener congres en van de Engelsche staatslieden, moet het levensdoel onzer natie worden. Koning Leo pold II, of III, zal op eervolle wijze vrijwillig kunnen wijken voor den nationalen wensen, die reeds sedert meer dan 40 jaren Vlaande ren naar losmaking van de Waalsche banden doet uitzien. De Oranjevorst, die aan het hoofd van het rijk zal staan, zal alle antipapistische neigingen moeten laten varen. Het rijk der vrijheid zal in geen ander land zoo nadruk kelijk eene werkelijkheid zijn als in de her boren Vereenigde Nederlanden, wanneer de volksvertegenwoordiging, door toepassing van het algemeen stemrecht, in Zuid en Noord, alle nationale aspiratien tot haar recht zal laten komen; wanneer naast die kamer van Gede puteerden, eene kamer van Oudsten zetelen zal, waarin de besten en edelsten uit de beide deelen des lands, de Roomsche prelaat en de afgevaardigde der Hervormde synode, elkander de hand zullen reiken; wanneer de vaart op Indie, door de hulpbronnen van Zuid-Neder land's bodem een nieuwe vlucht zal nemen; wan neer de zonen van éen Nederlandschen volks stam in Indie en Europa strijden zullen onder éen Nederlandsche vlag; wanneer de geleerd heid van het Noorden zich zal laten bezielen door den kunstzin van het Zuiden en de har telijkheid van het Zuiden met de degelijkheid van het Noorden ineen zal smelten; wanneer eenzelfde Oranjevorst zal waken voor de eer biediging van ieders rechten en de ontwikke ling van ieders aanleg, voor orde binnenslands en voor aanzien naar buiten". Schoon gedacht en bewonderenswaardig ge zegd, zelfs zoo als wij het, verkort en uit zijn verband gerukt, hier overnemen. Het ideaal lijkt echter wat ver gezocht en wat fantastisch van aard, om gemakkelijk gegrepen of begrepen te worden. Wie aan een volk, dat aan slechte voeding lijdt, zulke droombeelden voorhoudt' kan de beschuldiging moeilijk ontgaan van het; in plaats van brood, steenen voor te zetten. Het was dan ook niet met dat doel dat wij deze aan haling hier inlaschten. Maar uit de verschillende uitingen, aan ver uiteenliggende bronnen ont leend, welke wij te zamen brachten en die gemakkelijk te vermeerderen zouden zijn, ook met hetgeen door ons, in de kolommen van dit blad, af en toe onder de aandacht onzer lezers is gebracht, meenen wij dat eene les te putten is, welke wèl gehoord moet worden en wél vrucht behoort te dragen. Het is deze, dat wij ons hebben te verweren, met al de kracht die in ons is, tegen de kluisters welke de weelde, de rijkdom, de stoffelijke welvaart, rf die ons toestroomen, ons zoeken aanteleggen. Gelukkig mogen wij erkennen dat, sedert den tijd toen prof. Mulder ons gebrek aan nationale veerkracht aan het aardappelen eten voornamelijk toeschreef, ontegenzeggelijk verbetering valt op te merken. Er wordt minder uitsluitend op de Oost geleund; het teren op de Indische millioenen is althans voor den Nederlandschen staat, meer helaas uit noodzakelijkheid dan uit vrijen wil, tot het verleden gaan behooren onze handel en onze nijverheid durven den harden strijd der vrijheid beter aan; de ondernemingsgeest wendt zich meer naar alle werelddeelen, zelfs naar het hooge Noorden, niet om winst in geld, maar om den nog veel hegeerlijker vooruit gang fn veerkracht en beradenheid. Het gaat alles wel met moeilijkheden gepaard er mis lukt wel veelener blijft veel onaangevathet werkeloos gejammer van den een en de ont moedigende spot van den ander doen wel kwaad, even als het voorspiegelen van onbereik bare, slechts teleurstelling barende idealen door den derde. Maar toch, er komt wel iets tot stand en wij gaan wel vooruit. Wie de moeite neemt de stem der openbare meening, de dagbladen en de tijdschriften, van vóór 35 jaren en van nu met elkander te ver gelijken, zal bevinden dat wij in nationaal bewustzijn, in zelfvertrouwen en in zelfkennis zijn toegenomen. Laat ons aldus voortgaan. Het „ideaal" zal dan niet ontbreken, ook al is het een ander dan de verbeelding van sommigen geboren doet worden/ En voorts, laat ons toonen het verwijt van „zelfgenoegzaamheid" niet te ver- dienen, maar te willen luisteren naar hen die ons onze gebreken en volkskwalen voorhouden. Laat ons trachten onze volksvoeding te ver beteren; laat ons wat minder aardappelen eten en wat meer erwten en boonenlaat ons pro- beeren hoe linzen smaken en bij voorbaat den neus niet ophalen voor kalfsleverworst, pap van zure melk en koek van aardappelen met aardnoten. Het bij 's konings jaardag gewoonlijk plaats hebbend militair assaut werd heden middag in de net versierde zaal van het Schuttershof alhier gegeven. Het trekken en de andere schermoefe- ningen werden afgewisseld door eenige zangstukken van de militaire zangvereeniging en het geheel opgeluisterd door de muziek van de dienstdoende schutterij. Aan het einde van het welgeslaagde assaut dankte de luit. kol. garnizoenskommandant de onderwjjzers voor de moeite, die zij zich had den gegeven en betuigde bij aan de leerlingen zijn tevredenheid over den ijver bij de lessen ge toond en hier gebleken. Aan de tegenwoordige burgerlijke autoriteiten, 's konings commissaris, den burgemeester en den gemeentesecretaris, de officieren der schutterij en het publiek bracht de heer Yan Bothnia Andreae dank voor de eer door hunne tegenwoordigheid aan het garnizoen bewe zen, terwijl bij van deze gelegenheid, waar schijnlijk de laatste die hem daartoe in staat zou stellen, gebruik maakte om de verzekering te geven, dat zoowel de officieren als de minderen met leedwezen dit garnizoen zullen ver laten en zich steeds met genoegen den tijd zullen herinneren in Middelburg doorgebracht. En dit niet zoozeer om de plaats zelve, maar vooral om de talrijke bewijzen van welwillendheid en sym pathie, zoo van de zijde der autoriteiten als van de burgerij ontvangen; Het garnizoen en zich zei ven in thet aandenken der Middelburgers aan bevelende, besloot hij zijne toespraak met een »leve de koning!" dat door alle aanwezigen daverend herhaald en door de tonen van het Wilhelmus besloten werd. De burgemeester dankte den overste voor zijn welwillende woorden en gaf hem de verzekering eene snaar te hebben aangeroerd, die bij de bur gerij luide zal weerklinken. Dank zij de goede overeenstemming die tusscben militairen en burgers heerscht, kan hij de overtuiging geven dat bet ver trek van het 5e bataljon nit Middelburg met groot leedwezen vernomen is en dat waar bet zich in dienst van vorst envaderland in Nederland bevinde, Middel burgs burgerij het in aangename herinnering hou den zal. De wijze waarop het daarop door den burgemeester ingesteld hoezee ter eere van het garnizoen" door het publiek herhaald werd, gaf duidelijk blijk dat zjjne woorden met instemming waren vernomen. Nadat door het muziekkorps nog het Volkslied ten gehoore was gebracht, werden de brevetten enz, door de burgerlijke en militaire autoriteiten uitgereikt. Wij vernemen dat het huis De Steenrotse op de Dwarskade alhier is aangekocht door den heer A. L. Dyserinck te Haarlem, wiens voorzaten, in vroegere dagen te Middelburg wonende, eigenaars en bewoners van het huis waren. De piëteit voor een oud familiebezit, die den heer Dyserinck be woog tot den aankoop, waarborgt ook het voort bestaan van een der merkwaardigste oude gevels in deze stad. Vlissing-en, 18Februari. Het schroefstoom- schip Zwaluw, ten dienste der civiele marine in Oost-Indië, gebouwd aan de werf der Kon. M# De Schelde alhier, zal Maandag a., des namiddags te 3 uren, te water gelaten worden. Het vaartuig is van ijzer en hout (compositie-bouw) vervaardigd. Ook de machine en de stoomketel worden aan de werf afgewerkt; terwijl de uitrusting mede alhier zal geschieden. Het vertrek van dit stoomschip van hier naar zijne bestemming, zal aan velen werk verschaffen en is voor onze stad eene ge beurtenis, welke ons aan levendiger dagen her innert. St. Annaland, 16 Februari. In de heden gehouden vergadering van den djjkraad der water- keering van den calamiteusen Suzannapolder is, met algemeene stemmen, tot waterbouwkundig ambtenaar bij dien polder benoemd de heer H. van der Dussen, te 's Gravendeel, en zulks ter vervanging van den heer C. Muller, welke met 1 Maart a. in betrekking treedt bij de calamiteuse polders Margaretha c. a. Xierikzee. 18 Febr. Tot hoofdingeland van het waterschap Schouwen is gekozen de heer mr. J. Moolenburgh, notaris alhier. Men schrijft ons uit Rotterdam De onverdraagzaamheid heeft gezegevierd. De heer Meng heeft zijne voordrachten gestaakt; Zon dag 11. heeft hij er geen gehouden en hij is, naar ik verneem, ook niet voornemens ze te hervatten. De reden daarvoor is niet enkel, dat hij een paar Zondagen aan geweldenarijen heeft blootgestaan, maar dat hij voortdurend gevaar liep. Onophou delijk werd hij zoowel als de heer Rothmeijer, die hem bij het publiek inleidde, voor lokaalhuur enz. zorgde en hem ook in andere opzichten ter zijde stond, bedreigd, schriftelijk zoowel als mon deling. Waar zij zich vertoonden, werden zij belee- digd, uitgescholden en meer dan eens werden zjj op de openbare straat aangerand en moesten zij de vlucht nemen en hun lijf in veiligheid brengen, om niet te worden mishandeld. Het was duidelijk, dat er een complot bestond om heiden het leven ondragelijk te maken. Noch de een, noch de ander schijnt den moed te hebben om zulk een toestand het hoofd te bieden, en dit is de reden waarom de voordrachten niet meer gehouden zullen worden. Vraagt men wie de personen zijn, die aldus de kerkelijke onverdraagzaamheid tot het uiterste drijven, dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Zij worden hier wel als met den vinger aangewe zen, maar hen in het openbaar te noemen, alleen op vermoedens of op het zeggen van anderen, ia natuurlijk niet geoorloofd. Genoeg zij hetdat deze geweldenaarsdie het heilige beginsel van vrijheid óp de schande lijkste wijze aanranden, niet gezocht moeten worden onder de orthodoxe protestanten, ofschoon ook hij hen de verontwaardiging over hetgeen de heer Meng verkondigt, groot is. Dat dergelijke dingen mogelijk zjjn, dat op deze wijze de door de wet gewaarborgde vrijheid fei- teljjk vernietigd kan worden, geeft zeker geen gunstigen dunk omtrent de toestanden onzer sa menleving Onwaar is het dat de heer Meng, door de wijze waarop hij in zjjne voordrachten de zaken behan delt aanleiding zou geven tot een dergelijke ver bittering tegen zjjn persoon. Al is hij gewoonte spreken in een populairen toon, van grofheden en kwetsende uitdrukkingen weethjj zich steeds te onthouden. Ook is het onwaar, dat zjjn persoon niet waard zou zjjn dat men zich zjjne zaak aantrekt, zooals o. a. een correspondent van de Arnhemsche Ct. beweerd heeft. Yan allen, die met Meng persoonlijk bekend zijn, hoort men. omtrent zjjne persoonljjkheid slechts grooten lof. Waar is het dat hjj van orthodox tot ongeloof

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1