N° 18. 125e Jaargang. 1882. Zaterdag 21 Januari. FEUILLETON. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Middelburg 20 Januari. EEN VERWOEST LEVEN hoofdstuk: xix. IDDEL <H ISAM. De uitsluiting der Nederlandsche schepen van de Duitsche kustvaart, waarover de heer Gleich- man eene interpellatie in de tweede kamer heeft aangekondigd, heeft zich toegedragen gelijk in den hierna volgenden brief van den minister van waterstaat aan de kamer van koophandel te Gro ningen, in antwoord op haar adres over deze zaak, wordt uiteengezet «Naar aanleiding van uw hoven aangehaald schrijven heb ik de eer, u mede te deelen, dat inderdaad met 1 Januari jl. in Duitschland in kracht is getreden de wqt- van 22 Mei 1881, welke de vrachtvaart van de eene Duitsche haven naar de andere (de zoogenaamde kustvaart) der Duit sche vlag voorbehoudt, voor zoo ver het recht daartoe niet aan eene vreemde vlag bij verdrag of bij keizerlijke verordening wordt toegekend. »In het Reichsgesetzblatt van 31 December 1881 zijn opgenomen »1. Eene keizerlijke verordening, welke het recht toekent aan België, Brazilië, Denemarken, Groot-Brittannië, Italië err Zweden en Noorwegen. »2. Eene bekendmaking, het op verdrag be rustende recht erkennende van Oostenrijk, Hon garije, Rumenië, Siam en Tonga. «Van de Europeesche Staten schijnen dus uitge sloten te zijn Nederland, Frankrijk, Portugal, Spanje, Rusland, Turkije en Griekenland. »Eene ambtelijke mededeeling, dat de Neder- landsche vlag voortaan van de kustvaart in het Duitsche rijk is uitgesloten, is echter tot dusver bij de Nederlandsche regeering niet ontvangen. «De regeering heeft steeds gemeend, en meent nog, dat artikel 11 van het handels- en scheep vaartverdrag van 31 December 1851 met Pruisen {Stil. n°. 104 van 1852) aan de nationale vlag het recht tot uitoefening der kustvaart in Duitsch land verzekert, en kon dus bezwaarlijk officieele stappen doen tot handhaving van een recht, dat zij niet bedreigd achtte en dat bovendien nog in de rijksdagzitting van 5 April jl. uitdrukkelijk bij monde van een der commissarissen der rjjks- regeering was erkend. »Het is nu wel geenszins onmogelijk, dat de Pruisische rechter een Nederlandsch schip, wegens onbevoegde uitoefening der kustvaart aangeklaagd, zoude vrijspreken, doch waarschijnlijker te achten is veroordeeling tot de strenge straffen der wêt van 22 Mei 1881, een boete van ten hoogste 1800 gulden, en bovendien wellicht verbeurdverklaring van schip en lading. «Doordrongen van het hooge belang der zaak, heeft de regeering reeds alles gedaan wat naar omstandigheden mogelijk was, en gaat zij voort alles te doen wat noodig is, om aan onze vlag die uitoefening der haar sedert zoovele jaren toe gestane bevoegdheid verder te verzekeren." S* dook JESSIE FOTHERGILL. Vaarwel. Een kort bezoek bracht hij aan Grace te Irkford die hem zei dat Mabel ijlende koorts had, geheel bewusteloos was en dat zij, Grace, haar oppaste. »Goed kind!" zei hij verstrooid, «verpleeg haar liefderijk Grace, want als zij u verlaat, heeft zij niemand dan haar zuster om voor haar te zorgen, en de liefderijkste zorg van iemand als zij, is wreed". Dit zeggende glimlachte hij minachtend: Grace Was zoo vervuld en overweldigd door zijn aan staand vertrek dat zij bijna niet spreken kon. «O, Philip kom toch terug," smeekte zij Onder tranen. «TerugkomenDat zal ik waarschijnlijk wel, schrei niet zusje lief. Vaarwel, zorg voor Mabel, om mijnentwil." De stoomtram tusschen Middelburg en Vlissin- gen v. v., rijdt sedert het begin dezer week gere geld en ontspoort, kan men zeggen, ongeveer zoo dikwijls als hij rijdt. Meestal gebeurt dit binnen de stad, op de Markt, de Pottenmarkt of bij de Langeviele-brug, op welke plaatsen het groote moeite schijnt te kosten de rails naar behooren te leggen. Heden morgen te 10 uren had. de ontsporing echter huiten de gemeente, op den Vlissingschen weg plaats, waar de locomotief on geveer een meter uit het spoor, tot bij de boomen aan den kant der waterleiding, liep. Deze bui tengewone escapade gaf aanleiding tot eene stremming van een paar uren, zoodat de tram eerst te half twee hier aankwam. Si ill Maartensdijk, 19 Jan. De bevolking dezer gemeente bestond op 31 Dec. 1880 uit: 1312 mannen en 1335 vrouwen, te zamen 2647 personen. In 1881 kwamen er door geboorte bij 52 m. en 59 v., terwijl van elders kwamen 27 m. en 22 v. Vermeerderd werd dus de bevolking met 79 m. en 81 v. Door sterfte verminderde zij echter met 16 m. en 23 v., en door vertrek met 44 m. en 33 v., wat eene vermindering geeft van 60 m. en 56 v. De totale vermeerdering in '81 bedraagt dus 19 m. en 25 v., zoodat de bevolking op 31 Dec. 1881 bestond uit 1331 m. en 1360 v., of totaal uit 2691 personen. C o lij ris p 1 a a t19 Jan. Dinsdag avond werd op de hoeve aan den dambewoond door den landbouwer Ketelaar, een brief gevonden waarin de schrijver mededeelde dat zoo door K. geen ƒ200 op eene bepaalde plaats werd nedergelegd, deze zich voor de gevolgen moest wachten. K. gaf aan de autoriteiten van deze bedreiging kennis en vroeg bij zijne buren hulp in het bewaken der hoeve. Terwijl hij die hulp inriepheeft men aan de bedreiging gevolg gegeven en de schuur in brand gestoken. 5 paarden, 12 stuks hoornvee5 varkens en eene groote hoeveel heid gedorscht en ongedorscht graan is een prooi der vlammen geworden. De dader is on bekend en de justitie doet onderzoek. (Zie Laatste Berichten van gisteren.) BSierikzee, 19 Januari. Heden voormiddag werd het lijk van den heer mr. B. C. Cau alhier begraven. Deputatiën uit de verschillende colle ges, waarin de overledene eens zitting had, volg den op de begraafplaats de baar en aan de groeve, waar vele vrienden en belangstellenden samen warén, schetste dr. W. C. van Manen, in een hartelijke toespraak, het werkzaam leven en het edel streven van den man, wiens stoffelijk over schot daar ter ruste ging. Bij min. beschikking is, huiten bezwaar van 's rijks schatkist, aan eene commissie de behartiging der belangen van de Nederlandsche kunstenaars op de tentoonstelling van schoone kunsten in 1882 te Weenen te houden, opgedragen en zijn tot leden dier commissie benoemd de heeren D. A. C. HOOFDSTUK XX. Te Red Üees, Toulhaven was in den zomer een zeer liefelijk oord en Red Lees, de pachthoeve waar mijnheer Massey op bijna aartsvaderlijke wijze leefde, was het liefelijkste plekje in den omtrek. Er was iets conservatiefs in Toulhaven een chronische traagheid in den handel, een gemis aan voortva rendheid in de winkeliers en iets liefhebberachtigs in de handelingen van den burgemeester en den raad, 't geen alles hij elkaar genomen en met andere oorzaken vereenigd, de stad belette om zich te ontwikkelen en welvarend te worden en haar noopte een van de liefelijkste, slaperigste, meest ouderwetsche plaatsjes te blijven, die men zich kan voorstellen. Er waren drie jaar verloopen sedert Philip Massey zijn vaderland verlaten had en zijn zuster vaarwel zei met de bijvoeging: «Zorg voor Ma- bel." Die drie jaren waren in April om geweest nu was het Augustus en hjj was nog niet terug gekeerd en werd niet teruggewacht voor laat in het najaar. Ja het was zelfs twijfelachtig of hij dan wel komen zou. In zijne weinige en korte brieven sprak hij van de mogelijkheid eener nieuwe onderneming, die hem naar een ander afgelegen werelddeel zou kunnen voeren, zonder dat hij daarbij Toulhaven, of zelfs Engeland zou behoeven aan te doen. Natuurlek koesterde men te huis Artz, J. J. van de Sande Bakhuizen, beiden te 's Gravenhage; C. Cunaeus, J. C. Greive jr. beiden te Amsterdam en P. Stortenbeker, te 's Gravenhage. De heer A. Smit, burgemeester van Vlissingen, behoorde onder de gisteren door de commissie van. enquête voor de spoorwegen gehoorde ge tuigen. Ook het Amsterdamsche Transvaal-comité is thans ontbonden, De nog onder zijne berusting zijnde gelden zijn overgedragen aa.n de Z. Afr. Vereeniging, om daarmede te handelen in overleg met de regeering der republiek en overeenkomstig de bedoeling der gevers. De heer Van Griethuijsen heeft in het Rotter- damsche IVirfs-departement het volgende voorstel gedaan en zien aannemen »Het hoofdbestuur te verzoeken onder de punten van beschrijving voor de algemeene vergadering van 1882 het volgende voorstel op te nemen. Daar in 1884 het lOOjarig bestaan der Maatschappij zal worden gevierd, eene commissie van 12 leden uit de departementen te benoementeneindein vereeniging met het hoofdbestuur, maatregelen te heramen om die ge beurtenis te herdenken door eene stichting van algemeen nut in ons vaderlandhet ontwerp tijdig genoeg in te dienen, om op de algemeene verga dering van 1883 tot eene beslissing te kunnen worden gebracht." Door prof. Van Geer is bij het IVnfe-departement Leiden een voorstel ingediend, strekkende om op de punten van beschrijving ook nog te brengen: dat de Maatschappij zich wende tot de regeering met een adres, waarin op afschaffing van de staats loterij wordt aangedrongen. Het Weekblad van het Regt zegt over het adres tot bespoediging der invoering van het nieuwe wetboek van strafrecht het volgende Deze beweging kan niet anders worden opgevat dan als een welgemeend streven om den minister van den gevaarlijken weg terug te brengen, waarop hij, blijkens zijne verklaring in de tweede kamer, zich dreigt te begeven. Met het oog op de naderende bijeenkomst der eerste kamer is het oogenblik bijzonder gunstig voor bet gezamenlijk optreden onzer rechtsgeleer den, om van den minister v,an justitie meer duide lijke en bepaalde verklaringen te verkrijgen omtrent zijne gezindheid tot spoedige invoering van het wetboek van strafrecht. Toen het de invoering van eene wet op het onderwijs betrof, onder de vorige regeering vast gesteld, liet de openbare meening den minister van binnenlandsche zaken geen rust alvorens zij zekerheid verkreeg op welk tijdstip de wet zou in werking treden. Zal de openbare meening, zal de eerste kamer het lijdelijk aanzien, dat de grootst mogelijke onzekerheid blijft voortduren omtrent de invoering van een werk, in Nederland met zooveel geestdrift ontvangen en waaraan vooral ook door de eerste kamer zulk eene bijzondere zorg is besteed? Loop en vrees, verlangde naar zijn komst en klaagde over de onzekerheid waarin hij hen liet, maar iedereen was overtuigd dat hij zijn eigen zin moest doen en dat hij beter dan iemand an ders wist wat goed voor hem was. Op zekeren kalmen Augustus middag scheen alles en iedereen een verlengd middagdutje te doen. Er heerschte stilte op de boerderij, inden zonnigen tuin, behalve daar waar de bijen gonsden, stilte in het groote huis, stilte overal. Debreede voordeur stond open, zoodat men zien kon in het zonnige, vierkante voorportaal, met de zwarte eikenhouten tafel in het midden, waarop een groote blauw porceleinen Vaas stond vol met pas ontloken rozen, roode, witte en donker roode, maar bovenal de Gloire de Dyon, met haren ver- rukkelijken geur. De vloer was van steen en in den zomer niet met matten of kleeden belegd. Aan den eenen kant was de gladde eikenhouten trap met de uitgesneden leuning. De donkere beschotten waren ook van eikenhout, even als de deuren der kamers. Aan de eene zijde stond een groote, breede sofa met meubelcbits overtrokken, bestrooid met boeken en een half voltooide brei kous, te midden waarvan een groote jachthond, dok ter Johnson genaamd. Waarom hij dien naam droeg hen ik nooit te weten gekomen, maar bet was zijn naam en hij luisterde er naar. De hond had het zich gemakkelijk gemaakt, door eenige malen rond te draaien en daarna met een diepe zucht te gaan liggen. En nu sliep hij ook, strekte nu en dan een poot uit of stak een zijner zijdeachtige ooren Het betreft hier zelfs een hooger belang dan bij de onderwijsvraag. Hier geldt het niet eene nationale wetgeving te bevestigen, maar in te voeren. Hier geldt het niet alleen de handhaving van het prestige der wetgevende macht, maar ook van de zedelijke kracht der strafwet. Het vele, dat geëischt wordt om de invoering mogelijk te maken, is een drangreden te meer om met de noodige maatregelen niet te dralen. Men heeft recht, na al den voorbereidenden arbeid en het allermeest van dezen minister van justitie, die zich met de eer der aanneming van zijn ontwerp toch zeker niet voldaan zal achten, de meest spoedige aanvulling en invoering van het nationaal wetboek van strafrecht te verwachten. Wie is daartoe beter in staat dan deze minister? Ingevolge een besluit, dat op eene den 15en October jl. te Amsterdam gebonden bijeenkomst van bakkers genomen werd, is eergisteren, zooals wij reeds kortelijk meldden, door ongeveer 300 bakkers uit alle oorden des lands, aldaar een Bakkersbond opg.ericht. Van hét op de laatstbe doelde vergadering verhandelde ontleenen wij aan het TJtr. Dbl. het volgende. De heer R. Ruiter, uit de Rijp, die sinds een halve eeuw het bakkersberoep had uitgeoefend, gaf als zijn gevoelen te kennen, dat de bakkerij er in den laatsten tijd niet op vooruitgegaan was. De klachten van duur en slecht brood zijn vrij alge meen, z. i. tengevolge van het veelvuldig gebruik van fabrieksmeel. Voor 25 jaar kende men niet anders dan tarwe- en roggemeel en werd er goed brood gebakken. De opheffing van den accjjns op het meel en de afschaffing van de zetting op brood maakten den invoer van buitenlandsch meel zeer groot, maar al spoedig verrezen ook bier stoom-meelfabrieken, en ofschoon spreker nu gaarne erkent, dat het eerste stoommeel zeer goed was, begon men door de concurrentie er langzamerhand - mede te knoeien. Zijns inziens had de bakker geen reden om het deugdzaam tarwe- voor het fabrieksmeel op zijde te zetten, maar de gemak zucht was hier de voornaamste factor. Hiertegen moest de hond zich krachtig verzetten. De heer A. F. van Rennes, uit Utrecht, deelde zijn denkbeelden mede over een bond in 't alge meen en de verhouding tnsschen patroons en per soneel. Door onderling overleg zou men de wel vaart der industrie kunnen bevorderen, het personeel zijn rechtmatige eischen kunnen verschaffen, en de klanten kunnen trekken. De heer A. Schagen, van Halfweg, besprak de wenschelijkheid van een scheikundig onderzoek van de grondstoffen. Een nauwkeurig onderzoek naar de gist, dit voorname bestanddeel in de bakkerij, melk, meel enz., voor de bewerking, zou veel tot de levering van goed brood kunnen bij dragen. De heer Zwaneveld, te Amsterdam, behandelde onderscheidene meelsoorten; hjj gaf aan het beste inlandsche meel de voorkeur en aan Amerikaansch meel voor bijgebruik boven ander buitenlandscb, op, de gele kanarie sliep in zijn kooi bjj de deur en de groote papegaai zat stil op zijn stok tegenover het voorwerp zijner diepste minachting. Hadt gij of iemand anders een blik geworpen in de kamer links, dicht bij de sofa, dan zoudt gjj de forsche gestalte van mynheer Massey ontwaard hebben, met zjjn rood en gelen zakdoek over zijn gelaat, zijne handen gevouwen, zijne beenen uit gestrekt, slapende den slaap des rechtvaardigen. In den wipstoel bjj het raam zat zijn vrouw, maar zij sliep niet, zij was niet slaperig van aard zij had haar gewone namiddag uitspan ning, een boek met gedichten of een roman in de hand. In de kamer rechts van het voorportaal, de zitkamer of salon, stond ook een groote canapé, van die goede soort zooals zij nu niet meer gemaakt worden, en daarop lag de gedaante van Grace Massey uitgestrekt. Zjj was blijkbaar ook verloren voor de buitenwereld. Het boek waarin zij gelezen had en dat zulk een kalmeerende uit werking had gehad, droeg den titel van «staat huishoudkunde van Stuart Mill." Is er nog iemand slapende of wakende in den omtrek? Het schijnt wel; want daar komt een slanke, bevallige meisjesgestalte de breede trap af, gekleed in een luchtige grijze stof, met een boek in de hand en een grooten stroohoed aan den arrn. Zij gleed als het ware de trap af en bleef in het voorportaal staan om te luisteren. Daarop keek zij in de zitkamer en ontwaarde de liggende gedaante van Grace en moest aoo lacheiq

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1882 | | pagina 1