1881.
Maandag
12 December.
Marine en leger?
No. 292.
124® Jaargang!
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie géDérale de Pubiicité G. L. Daubk A Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enx.
Bij^deze courant behoort een BIJVOEGSEL»
Middelburg, 10 December.
Eene niet gangbare Exceptie.
Benoemingen en besluiten.
Kerknieuws.
Gemengde Berichten.
COURANT.
Artikel 82 der schoolwet van 1878, waarbij
aan de gemeenteraden de bevoegdheid toege
kend wordt om „verbodsbepalingen omtrent
het arbeiden van kinderen beneden de twaalf
laren vast te stellen," is van den aanvang af
met eenige achterdocht beschouwd door ben,
die eene meer afdoende beteugeling van den
kinder-arbeid verlangden dan de wetVan
Houten, van 1874, toelaat.
Men betoogde, zoodra het wetsontwerp in 1878
bekend werd, dat het niet raadzaam was, een
op zich zelf staand onderwerp, dat tot zeer
uiteenloopende maatschappelijke belangen en
verhoudingen in verband staat, als 't ware ter
loops, in eene onderwijs-wet, onder den titel:
Van de bevordering van het schoolbezoek te
behandelen.
Schoolbezoek is het natuurlijk en gewenscht
gevolg van een verbod van kinder-arbeid.
Maar het is daartoe niet de eenige, noch de
meest rechtstreeksche aanleiding. Kinderen te
laten arbeiden voor loon, op een leeftijd wan
neer hun krachten hen daartoe nog niet ge
schikt maken, is een misbruik van gezag, door
den sterke tegenover den zwakke gepleegd.
Zij verwilderen en worden er ruw door,
worden in hun lichamelijken groei gestuit
en aan schadelijke invloeden bloot ge
steld welke hun teedere lichamen niet
zonder nadeel kunnen verdragen. De staat,
die er belang bij heeft dat het opkomend
geslacht niet in zijne ontwikkeling onderdrukt
worde, en die de bevoegdheid en de macht
bezit om misbruik van gezag te bestrijden,
treedt op om dien kinder-arbeid te beletten.
Ziedaar de reden eener wet, zooals de heer
Van Houten in 1874 beproefd heeft ons land,
op het voetspoor van alle beschaafde natiën,
te schenkendoch die destijds niet dan onvol
komen, als een eerste, te beschroomde stap op
den goeden weg, tot stand is kunnen komen.
"Wat aan de wet van 1874 ontbreekt, werd
dadelijk bij hare geboorte ingezien en heeft
de ondervinding, gedurende hare werking,
overvloedig doen blijken. Bij het gemis van
onafhankelijke ambtenaren, inspecteurs, die,
zooals in Engeland, belast zijn met de taak
om toe te zien of overal de bepalingen tegen
den kinderarbeid worden nagekomen, laat de
uitvoering der wet door de politie veel te
wenschen over. Deze heeft meer te doen en is
niet overal geschikt tot dat gedeelte harer
taak. Er zijn burgemeesters, hoofden der
politie in plattelands-gemeenten, die zelve,
als landbouwers of fabrikanten, kinder-arbeid
bezigen. Met wethouders en raadsleden is dit
in nog grooter getale het geval. Voorts geeft
de wet van 1874, door de „persoonlijke dien
sten" van het verbod uit te sluiten en den
veld-arbeid geheel vrij te laten, tot veel ont
duiking aanleiding, welke alweder niet zoo
ijverig tegengegaan wordt ais het geval zou
zijn wanneer er staats-inspeeteuis bestonden.
De heer A. Kerdijk heeft, bij zijn op eigen
hand in 1877 ingesteld onderzoek, eene reeks
van feiten aan bet licht gebracht, die de
onvoldoende werking der wet van 1874 ten
klaarste deden uitkomen. De eigenlijke fabrieks
arbeid is door die wet voor het grootste ge
deelde gefnuikt; daarin ligt hare grootste
Waarde en de nimmer te vergeten dienst,
welken de heer Van Houten door zijn voorstel
aan onze natie bewezen heeft. Maar voor 't
jpverigel Onder den dekmantel der geoor
loofde „huiselijke diensten" of van den niet
verboden veldarbeid, gaan de kinderen by
hoopen uit op teenensehillen, op vlaszwinge'len,
op steenen dragen, op bosjes-maken (voor de
sigarenmakers), op netten breien, op manden
maken, op de vischvangst en hetvisch kaken,
ja, waar niet op Belet de politie het arbeiden
in de werkplaatsen, dan zetten de ouders hun
kleinen thuis aan 't werk, of zij sturen hen
naar 't veld, waar zij buiten 't bereik der
wet vallen. Uit Zeeland werd aan den heer
Kerdijk bericht: „dat jaarlijks kinderen van 8
tot 10 jaren bij twintigtallen uittrekken om te
wieden, soms over 't natte veld, op hun kousen,
terwijl volwassen mannen en groote jongens
zonder werk loopen, alleen omdat men die
kleinen huren kan voor een derde of vierde
van het loon." Uit IJselmonde gaan ieder
jaar scharen kinderen naar de provinciën waar
de vlasbouw gedreven wordt. Lichamelijk
lijden zij door te vroegen arbeidgeestelijk
wordt aan hen niets gedaan en worden zij
bedorven door, als kinderen reeds, aan ruwe
manieren, aan vloeken en drinken gewend te
raken.
De maanden, waarin volstrekt niets te ver
dienen valt, blijven over voor de school. „Ver
schrompeld van buiten en van binnen, ordeloos
en ruw, komen de stumperts hun plaatsen op
de schoolbanken weder innemen. Men begrijpt
hoe het dan staat met hun kennisalles ver
geten wat geleerd was veel geleerd wat helaas
nimmer meer vergeten wordt."
Uit deze laatste mededeeling in de enquête
van den heer Kerdijk blijkt het verband
tusschen schoolbezoek en kinderarbeid. Hebben
de onders er-geen voordeel bij, dan houden
zij de kleinen ook niet thuis. De school is
dan een „bewaarplaats", waar zij hen gaarne
heenzenden.
Daarom is het verklaarbaar dat de wetgever
van 1878, onder den titel Bevordering van het
Schoolbezoekde bevoegdheid tot het verbieden
van kinder-arbeid opnam.
Maar niemand die zich met het vraagstuk
van den kinder-arbeid, in zijn betrekking tot
de nijverheid, de loonen, het pauperisme, de
hygiëne enz. heeft bezig gehouden, kan meenen
dat met deze bepaling in eene schoolwet, de
noodzakelijkheid om verder te gaan op den
door de wet-Van Houten ingeslagen weg, zou
zijn opgeheven.
Zoo hebben dan ook de opvolgende regee
ringen na 1874 het ingezien. De ministers
van justitie verklaarden herhaaldelijk zich
bezig te houden met het verzamelen van de
gegevens, tot het herzien der wet-Van Houten
benoodigd, bewijs genoeg dat die herziening
als een op zich zelf staand werk van het
departement van justitie, niet als een bijzaak van
dat van binnenlandsche zaken beschouwd werd.
Dat in de schoolwet van 1878 het voorschrift van
art. 82 werd opgenomen, mocht als eene tege
moetkoming gelden aan hen, die noode den leer
plicht in die lang gewenschte liberale wet misten.
Maar te goeder trouw kon men destijds niet
denken, dat deze alinea van drie regels, waarin
noch het betwiste en moeielijke punt van den
veld-arbeid, noch dat der huiselijke diensten,
noch het onmisbaar gebleken toezicht der in
specteurs worden aangeroerd, eenmaal dienst
zou kunnen doen om de zoo noodzakelijke
verbetering onzer wetgeving op den kinder
arbeid voor eene afgedane zaak te doen door-
Toch ia dat dezer dagen geschied. De
minister Modderman deelde Woensdag in de
tweede kamer mede, dat in den loop van dit
zittingjaar het reeds meermalen aangekondigde
wetsontwerp tot herziening der wet-Van Houten
zal worden ingediend. Toen stond de heer
Van Kerkwijk op om te betoogen dat dit, in-
evolge de le alinea van art 82 der schoolwet»
de taak was der gemeentebesturen, waarmede
de regeering, uit eerbied voor de zelfstandig
heid der gemeenten, zich niet had in te laten.
De minister is op deze tegenwerping vooruit
geloopen, toen hij in zijne memorie van ant
woord zeide dat slechts 39 gemeentebesturen
van de hen in de schoolwet gegeven bevoegd
heid gebruik hebben gemaakt. In dat gering
getal zag de minister een nieuw bewijs voor
de noodzakelijkheid der spoedige indiening van
zijn wetsontwerp. Dit bewijs schijnt ons on
gelukkig gekozen. De heer Van Kerkwijk kon
er op antwoorden dat het cijfer 39, in een
tijdsverloop van nog geen jaar, zoo heel gering
niet is en grooter zal worden wanneer de mi
nister van binnenlandsche zaken wat meer
aandringt bij de gemeentebesturen op nakoming
van art. 82. En de heer Van Osenbrnggen,
bij wien wij gelukkig een ander besef ont
moeten van den plicht der liberale partij ten
opzichte der beteugeling van den kinder-ar
beid, merkte op dat indien de gemeentebesturen
zich niet haasten, dit vooral daaraan ligt dat
zij, op grond der verklaringen van opvolgende
ministers van justitie, eene wet verwachten;
die hun plaatselijke verordeningen onnoodig
maken of misschien daarmede in strijd wezen
zal.
De gemeentebesturen kunnen echter de taak
niet op zich nemen, welke de rijks-wetgever
in 1874, bij de aanneming van de wet-Van
Houten, aanvaard heeft. Toen is, met over
winning van den tegenstand van hen, die den
kinder-arbeid buiten het gebied der staatsbe
moeiing wilden houden, beslist dat de staat
bevoegd en verplicht is den loonarbeid van
kinderen te beletten. Eenmaal dat beginsel
aangenomen, kan het de bedoeling niet zijn
het gebrekkig, of slechts ten deele uit te voeren,
of wel de volledige uitvoering ervan aan de
gemeenten over te dragen.
De minister van justitie heeft beloofd dat
in dit zittingjaar een wetsontwerp zal inkomen,
waarbij èn aan den veldarbeid èn aan het
misbruik van de huiselijke diensten een einde
gemaakt zal worden, met toelating van zoo
danige uitzonderingen als voor de belangen
van den landbouw noodig zijn. Ook zal dat
ontwerp de staats-bescherming niet meer
bepalen tot de kinderen beneden de 12 jaren,
maar die, voor zoo ver noodig, tot knapen en
meisjes van 16 jaren uitstrekken. Van ambte
naren voor het staatstoezicht sprak de minister
nietdoch bij zoodanige uitbreiding der wet,
zal dit zeker niet kunnen uitblijven.
Wij vertrouwen dat de minister zijne be
lofte houden en de tweede kamer het wets
ontwerp aannemen zal. Dat zal eene wetgevende
werkzaamheid wezen, den minister Modderman
en de liberale meerderheid van het jaar 1882
tot eere.
De commissie benoemd voor het afnemen alhier
van de examens van apothekersbediende, heeft
heden aan een candiaaat eene akte van bevoegd
heid uitgereikt, zijnde de heer A. A. J. Scholten,
geboren en wonende te Ereda.
Drie Candida ten werden afgewezen. Het exa
men duurt voort
Naar wij vernemen is in den afgëloopen nacht
in de Segeerstraat alhier, waarschijnlijk nadat
men zich had laten insluiten, eene poging tot
inbraak gedaan. Zoo ver bekend is moet niets
ontvreemd zijn.
Wanneer men weet dat de zorg voor de veilig
heid der ingezetenen 's nachts aan vier personen
is opgedragen, die dan nog twee aan twee hunne
rondes doen, zal men toegeven dat het den
inbrekers hier tamelijk gemakkelijk wordt ge
maakt. Wij achten het dan ook niet overbodig
den raad te geven zorgvuldig op de sluiting der
huizen en pakhuizen toe te zien.
%Aei»Akstee, 10 Dec. Op eene gisteren ge
houden vergadering van aandeelhouders in de
Zierikzeesche stoomboot, is besloten de vennoot
schap, eindigende 31 December a., weder met
tien jaar te verlengen.
Tengevolge van het achterwege laten eener
uitwendige schouwing van overledenen, blijven
somtijds gepleegdemisdrgven verborgen. Opgrond
daarvan zijn de geneeskundige inspecteurs door
den minister van binnenlandsche zakeD aange
schreven om de geneeskundigen in hunne distric
ten te verzoeken geen verklaringen van overlijden
af te geven, dan nadat door hen eene uitwendige
schouwing der overledenen verricht zal zijn.
Z. M. de koning heeft kwijtschelding verleend
van de nog onvervulde cellulaire gevangenisstraf
van zes maanden, waartoe de dienstbode J. A.
v. D. onlangs werd veroordeeld ter zake van
poging tot moord te Leiden, op haar minnaar
gepleegd.
marine. Benoemd tot opzichter van maritieme
werken, te Amsterdam, de opzichter li. Blanke
voort, en te Hellevoetsluis, de teekenaar le kl.
C. A. Rekker.
domeinen. Benoemd tot opziener der domeinen
in Zuid-Holland, F. H. F. Schutz, thans buiten
gewoon opzichter van den waterstaat te Grave.
Rilland Bath, 9 Dec. Bij de N. H. ge
meente alhier, werd tot predikant beroepen de
heer J. Rijnenberg, candidaat tot den H. dienst,
te Haarlemmermeer.
In den ring Kruiningen zijn thans vier van de
negen predikantsplaatsen onbezet, n. 1. te Bath,
Waarde, Yerseke en Scbore.
De heer J. W. Knottenbelt, predikant te
Souburg, is ook beroepen te Lage Zwaluwe.
Big keus ontvangen telegram ia de oefenings*
divisie, bestaande uit Zr. Ms. schroefstoomschepen
Zilveren Ktuis, Leeuwarden en Marnix, onder
bevel van 's konings adj. in buit. dienst, den kap.
t. z. F. H. F. van Alpben, in den namiddag van
8 dezer te St. Vincent (Kaap-Verdische eilanden)
aangekomen. Aan boord der schepen was alles wel.
De aangewende pogiugeu om de in hef
kanaal alhier aan den dijk geloopon Spaansche
bark Agustina weder vlot te krijgen, zijn tot
heden met goeden uitslag bekroond. Het lek is
gestopt en het water door een centrifugaalpomp
uit het schip verwijderd, zoodat het heden avond
of morgen waarschijnlijk aan de werf zal kunnen
gebracht worden.
De benoeming van den heer De Ronde tot
direoteur der gasfabriek te Leeuwarden is ge»
schied bij loting, nadat bij drie stemmingen tel=
kens 10 stemmen op hem en 10 op den heer
Kenens, assistent-directeur te Gouda, waren uit»
gebracht.
Op de werf der heeren Huygens eu Van Gelder
te Amsterdam, is een sleepboot van 200 pk. te
water gelaten, welke deel uitmaakt van het bagger-»
materieel voor de haven van Cherbourg, dat door
de Fransche regeering bij de Gebr. Figee te
Haarlem aanbesteed is.
Volgens de N. B. Ct. heeft de heer Lhèrie
f 500 gezonden voor de algemeene armen ts
's Gravenhage.
Te Deventer is in den onderdam van 73
jaar overleden de heer mr. H. van Loghem, oud-
lid der tweede kamer. De overledene is geweest
lid van den gemeenteraad, wethouder en burge»
meester vau Deventer en rechter in de rechtbank
aldaar.
Te Kruiningen wordt door drie ingezetenen
voor eigen rekening vee opgekocht en geslacht,
en het vleesch voor f 0.45 per kilogram verkocht.
De slagers houden de prijzen op f 0.90 per
kilogram.
Nabij Rhenen is eergisteren het aakschip
Jeannette door aanvaring van de schroefstoomboot
Concordia VII in den grond gevaren. Van de
opvarenden zijn de schipper H. K., zijne vrouw
met een kindje, een oude vronw en een kneebl