N°.' 286 124® Jaargang. 1881 Maandag 5 December. Bjjks-Mastmgen, ■BUITEÜTLaITD. Nationale Militie. Kleinhandel in sterken drank. FEUILLETON. BIJVOEGSEL MIDDELRIRGSCHE COURANT. De burgemeester en wethouders van Middelburg brengen, ingevolge art. 5 der wet van den 28en Juni 1881 Staatsblad no. 97), ter openbare kennis: dat bij ben ziju ingekomen van de navolgende personen verzoekschriftenwaarbii vergunning wordt gevraagd om nA 1 Mei 1882, in het bij iederen naam vermelde perceel, sterken drank in het klein te mogen verkoopeu: ▼olcj- naam van dsn aanduiding van het numm. verzoeker. perceel. 23 D.J. Broeder MHz. Korte Noordstraat, E 11 24 J.M.Timmerman Idem L104 26 W. Steendam Domb. Schuitvlot, Q 249 26 F. Proijé Korte Noordstraat, L 73 27 T. Kommers. Lange St. Pieterstraat, F 37 28 J. v. Holthuijsen Langevielle, K 233 29 J. F. Damman Brakstraat, O 264 30 J. C. Verseput Stationsweg, P 166 31 M. J. Scheurleer Groote Markt, K 169 32 J. C. de Krijger Wal, B 75 33 Sr. C.P. v. d.Berg Segeerstraat, H 88 34 Wed M. Garde nier Turfkade, H 183 35 Jo. Ma. de Meul- derTahij Vlissingsche straat, K 61 36 J. C. Frederiks Brakstraat, O 276 37 J. J. Scholten Vlissingsch Wagenpl.,P230 38 J. Broerse Lange Noordstraat, L 186 39 M. Gernler Rouaansche Kade, G 159 40 L. J. P- Maaa. Korte Noordstraat, E 21 41 A. C. v. d. Broeke Blauwendijk, P 307 42 Wed. J. Groene- wegen Groote Markt, K 170 43 Wed. J. Boa Spanjaardstraat, F 79 44 N. P. A. Braun Verwerijstraat, N 144 45 L. L. Gulinck Bij de Kanaalbrug, P 10 46 J. Havers Groenmarkt, A 27 47 W. C. de Kat Varkensmarkt, I 180 48 R. J. P. Heeröldt Lange Giststraat, F 187 Middel bnrg, den 2en December 1881. De burgemeester en wethouders van Middelburg, D. A. DRONKERS, L. B. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der dir. belastingen ter invordering is verzonden hpt door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 29en November 1881, invorderbaar verklaarde kohier no. 5 van het patentrecht, over het 2e kwartaal voor het dienstjaar 1881/82, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaanbinnen drie maanden na heden be- hooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 1™ December 1881. De burgemeester voornoemd, D. A. DRONKERS l. b. 9 I«t ttfltaJ m kn oudm loois. Uit het Deensch van HOLGER DRACHMANN. Set was, zoo als ik zei, stikdonker geworden. Wy hadden een langen nacht voor ons, er woei een orkaan en wij zaten met niets dan een brok achterzeil, in eene kleine schuit, die reeds zooveel water ingekregen had dat wy moesten pompen. Wy kregen de eene stortzee na de andere over ons been, het kraakte en werkte daar vooruit in bet duister en weldra was alles wat aan den boeg te loevert overeind gestaan had weggeslagen. Ik voor mij was nooit in mijn leven bij zulk weer op zee geweest. Ik nam den vuurtoren van Skagen, in het Zuid Oosten, omtrent vgf mijlen van den wal waar. Hans en Sören zaten by mij achteruit en sloegen zich in de handen, terwijl Jens Taueren beneden in de kajuit lag, want de arme jongen had het nu erg met de zeeziekte. Daar kwam een golf dwars tegen het achterschip aan. „Omlaag met hef roer!" brulde Sören en De burgemeester en wethouders der gemeente Middelburg gelet hebbende op de bestaande wettelijke be palingen betrekkelijk de nationale militie brengen by deze ter kennis van een iegeiyk dien zulks zoude mogen aangaan dat het register tot inschrijving van alle man- nelpke ingezetenen, welke op den len Januari aanstaande hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, dat zijn diegenen, welke in 1863 zijn geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie van den len tot en met den 31en Januari 1882, van des voormiddags van 9 tot 12 en des namiddags van 1 tot 3 uren, met uitzondering van den Zondag dat voor ingezeten wordt gehonden lo. hij wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of zyn beiden overleden, wiens voogd, ingezeten is volgens de wet van den 28en Juli 1850, Staatsblad no. 44); 2o. hij, die geene ouders ot voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden vooraf gaande aan den len Jannari van het jaar waarin hij zich moet laten inschrijven, in Nederland ver- blijf hield; 3o. hij, van wiens ouders de langstlevende inge zeten was, ai is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt dat niet voor ingezeten wordt gehouden do vreemdeling, behoorende tot eenen staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar teu aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861, Staatsblad no. 72) dat hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20e, ingezeten wordt, verplicht is, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven by burge meester en wettionders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet) dat voor de militie niet wordt ingeschreven: lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezetene, die geen Nederlander is; 2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten (art. 17 der we 3o. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 'a rijks overzeese he bezit tingen of koloniën woont; dat de inschrijving geschiedt: lo. van een ongehuwde: in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden, de voogd woont; 2o. van een gehuwde en van een weduwnaar: in de gemeente waar hy woont 3o. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is: in de gemeente waar hij woont; 4o. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 'a lands dienst in een vreemd land woont: in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeft (art. 16 der wet) dat elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, verplicht is zich daartoe by burge- duwde ook het roer zoo hard ik kon naar beneden, maar wg hadden de zee al over ons heen. Zy sloeg de kajuitskap weg alsof het de hoed op het hoofd van een man was en wij hoorden hoe het water de kajnit instroomde. Jens schoot naar boven als de kurk van een flesch. Hy vergat zijn heele zeeziekte en riep dat de schuit zonk. Dat gebeurde evenwel dit maal nog niet. Wy konden de kajuitskap, die naar iy gedreven was, bergen en weer op zijn plaats zetten. En daarna gingen wij weer aan bet pompen. Met dat pompen is het evenwel zoo erg niet als het lijkt. Het houdt de viugers warm en de humeuren goed. Omstreeks middernacht zagen wij in de duisternis een zeil, dat van achter recht op ons aanhield. Wij bliezen in een scheepsroeper om te waar schuwen, maar kregen geen antwoord. Het schip vloog ons rakelings voorbij, zoodat wij den romp en het tuig duidelijk konden onderscheiden en zagen dat het een schoener was. Ja wij hadden het zoo dicht op zy, dat het een wonder Gods was, dat het ons niet overzeild had. Terwijl dat schip ons in de duisternis en onder het geloei van den storm voorbij suelde, dachten wij allen in ons klein, hulpeloos vaartuigje het zelfde namelijk dat het de gemakkelijkste zaak ter wereld zou geweest zijn, om op dat vreemde 'p over te springen. Wy wisten allen dat ons niet meester en wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tyd aan te geven, en dat, bp diens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beide overleden, zijn voogd, tot het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hen rustende verplichting te voldoen en wordt hun ten overvloede onder de aandacht gebraeht, dat bij bovengemelde wet, onler meer,is bepaald; dat met boete van f 25 tot f 100 wordt ge straft de overtreding van art. 18 en dat bij elke veroordeeling tot boete tevens door den rechter wordt bepaald, dat, indien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden nadat de veroordeelde is aangemaand, de boete door gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden vervaugeD. En opdat niemand ten deze onwetendheid zou kunnen voorwenden, is deze, ter voldoening aan de bepaling van art. 19 der wet van den 19 Augustus 1861, Staatsblad do. 72), op heden voor de eerste maal afgekondigd en aangeplakt, waar zulks binnen deze gemeente te doen gebrui kelijk is. Middelburg, 2 December 1881. De burgemeester en wethouders voornoemd, D. A. DRONKERS, l. b. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Een kijkje in de Fransehe kamers. Het lidmaatschap van een der Fransehe kamers, toch reeds om een aantal redenen begeerd, wordt zeer veraangenaam! door de uitnemende inrich ting der huishoudelijke zaken van deze staats lichamen. In iedere kamer is het beheer hiervan toevertrouwd aau twee quaestors, leden der kamer, die voor hunne moeite vrije woning in het gebouw der kamer genieten. Zy hebben het vry druk en hnnne medeleden ontzien het niet aanmerking te maken, als het een of ander niet 'n orde is. Daarentegen wordt de post welke zij op de begrooting brengen, altijd zonder vitten toegestaan. De vergaderzalen onderscheiden zich gunstig van die in andere landen, zeker van de Engei- sche, waar de leden alle naast elkander op lange banken zitten en, als ze wat schryven willen, den onmisbaren hoed van het hoofd nemen als lesse naar. De zaal van het Engelsche lagerhuis is veel te klein voor het aantal leden, zoodat velen bijven staan als het buitengewoon vol is. Soms reed men daar 's morgens met twee hoeden heen om er tegen de avondzitting éen op een der banken neer te zetten als bij k van eene besproken plaats. Dat werd echter een paar jaren geleden verboden. bijzonder veel goeds te wachten stond waar wij waren maar wij wisten ook dat de schuit ons toevertrouwd was en dat wy ons woord gegeven hadden. Een zeeman mag evenmin zijn woord als zjn schuit laten varen, zoo lang er nog moge- Ij kheid bestaat om beiden te houden. Wp gingen weer aan het pompen en wj hadden de schuit bijna lens, toen ik het roer aan Hans Lauritsen over gaf en zelf met Sören naar beneden ging om mjn pijp aan te steken en naar een hartversterking te zoeken om ons wat te verwar men. Jens lag weer beneden met zijn zeeziekte te worstelen. Terwijl wij de trap af gingen zei Hans aan het roer „Het zou wel aardig zijn om te weten hoe laat het is. De nacht is lang en donkerhet is alsof er nooit een einde aan komt." Dat waren de laatste woorden, die wij van hem gehoord hebben. Toen wij beneden waren stond ik op den vloer, met mpn beenen wpd uit elkaar en stopte mpn pijp. Jens lag op de kistbauk en Sören ging naast hem zitten en streek een lucifer af; ik geloof dat hij zei dat het de laatste was. Hoe gaat het, kleine Jens vroeg ik en stak de hand naar den lucifer uit. Ik weet niet meer wat hj autwoordde. Ik weet alleen dat ik die keer mijn pijp niet aangekregen heb. Zoodra de lucifer begon te branden en wij elkaar in het aangezicht In de Fransehe kamers zitten de leden in een halven cirkel, op banken van twee zitplaatsen, zoodat ieder lid een doorgang naast zich heeft, die met dikke roode tapijten is belegd, om het gedurige geloop der boden niet hinderlyk te doen zjn. Zij hebben een lessenaar voor zich met papier, pennen, inkt en de gekleurde kaartjes waarmede gestemd wordt. De boekerij en de leeskamers worden veel ge bruikt door dagbladschrijvers, die er een voorraad tjdschiiften en dagbladen vinden, zooals zelfs in Parijs nergens wordt aangetroffen. De rookzalen zjn groot en vrooljk, terwijl men eigenlijk overal rookt behalve in de vergaderzaal en de bibliotheek. Ook in commissievergaderingen worden in den regel de zaken onder eene sigaar besproken. Er zjn een groot aantal wasch- en kleedkamers, en vele leden hebben in afgesloten laden hun zwarten rok liggen, wyl zij te ver af wonen om zich na de zitting thuis te gaan kleeden voor het diner. Een korps linnenmeiden zorgt voor het linnen dat geregeld gewasschen wordt, en soms hoort men een lid, dat in groote opwinding naar de tribune stormt om iD een gloeiende rede voering zjüO vijanden te verpletteren, haastig de linnenmeid toeroepen„Chauffes mot une che mise je chancer ai de lings tout a Vheure. Ook de koffiekamer is uitnemend in orde. Onder het keizerrjk, dat wel wat overhad voor den goeden luim der afgevaardigden, was er altyd Bordeaux, Bourgogne, koude kip, wildpastei en andere lekkernij te verkrijgenmaar deze zaken werden in zoo ontzettende massa's verslonden, dat de heer Bazes, de zuinige quaestor der As- eemblée in 1872, toen in dit opzicht het oude regime nog in vollen bloei was, het in de ver gadering een schandaal noemde. Toen moest men het wel veranderen het was eenB bij den naam genoemd, maar menig lid had er spijt van. Ook thans nog kunnen de leden zooveel eten en drin ken als zp willen, zonder ervoor te betalen, maar het consumabel is beperkt tot limonade, thee, koffie, bouillon, sherry, boterhammetjes met vleesch, brood en kaas en beschuit. Eene table d'hote, zooals in de Engelsche kamers, is in de Fransehe niet te vinden. De zitting duurt in den regel tot zes of zeven nren eu daarna gaat men eten. Ook in andere opzichten is de gulden tijd van vroeger verdwenen. Onder het keizerrijk had men sigaren en sigaretten om niet en was er vrydom van port voor de brieven die in de kamer op de post werden gedaan. Bijzonderg edienstige leden namen dan de correspondentie van hnnne gaosohe familie mede naar de kamer. Die kleine, prettige misbruiken doen nog menigeen watertan den naar de heerlpke dagen van het keizerrijk want als baantje is het lidmaatschap van kamer en senaat achteruitgegaan. Onder Napoleon III konden zien, hoe wy er uitzagen, hoorden wy boven op het dek het geluid van een stortzee. Als hy dit doorstaat, dan staat hp uog meer door, zei ik, want het was de zwaarste zee, die ik ooit in mijn leven gehoord had. En op hetzelfde oogenblik was de lucifer uit en vielen wij allen omver in de duisternis en in het water, met het hoofd naar beneden en de beenen omhoog. Sören was de eerste die sprak „De schuit is gekenterd wy zijn levend be graven." Toen wij weer op de been kwamen, stond het water ons tot aan de borst. Ik vroeg waar Jens was, maar hij antwooidde niet. Ik bukte en zocht in het water en merkte toen dat hg zich vastgeklemd had aan de kajuitskast. Nu stonden wij zoo een oogenblikde een bad een stuk van het Onze Vader, de ander zei iets van de zijnen daar thnis en ik voor my meende stellig dat wij nu gingen verdrinken. Maar Sören Kappelborg kreeg een idéé dat er een luik in de vloer van de kajuit moest zyn, zooals in de meeste schuiten van dien aard. Hy zocht voor zich nit en vond ook het kelderluik, dat te voren onder onze voeten was geweest, maar nu boven ons hoofd lag, omdat wg met den bodem in de lucht lagen. Als ik nu maar iets kon vinden om het mee open te breken, zei hij.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 5