N«. 273. 124® Jaargang! 1881. Zaterdag 19 November. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per o/m, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publiciié G. L. Daub* Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich ens. Middelburg, 18 November. FEUILLETON. 31© NÉMOROBA. 5Wat nnjnheei' De Chaulnes betreft, dieps „Was het waar wat die man zei, dat gij hem bemint IV. De winter van 1878^-79 was gedenkwaardig A In bijna denzelfden geest a's de ingenieur Mon driaan in de N. B. Ct. gedaan heeft (zie M. Ct. van 15 dezer), sprak de oud-gezagvoerder J. Muller een paar dagen later in het Nieuws van den Dag over de schipbreuk van de Koning der Nederlanden. Hij schrijft: „Na ODgeveer een derde gedeelte der reis te hebben afgelegd, in het schoonste gedeelte der Indische zee, met mooi stil weder, terwijl ieder zich volkomen veilig waant, breekt eensklaps de groote as der machine, er komt een gat in het schip, het loopt vol water, de opvarenden hebben nog juist den tijd om hun leven, met achterlating van alles wat zij aan boord hadden, in de sloepen te redden, en het prachtige stoom schip verdwijnt als een steen in de diepte." Aldus de toedracht der ramp beschreven heb bende, maakt de sehrijver daaruit deze gevolg trekking „Een groote as van een stoomschip, ongeveer 3000 ton metende, is een stuk ijzer van minstens een voet of wellicht nog meer middellijn en dat breekt maar niet zoo op eenmaal in kalm mooi weder, dat begrijpt ieder ook zonder technicus te zijn. Had het schip gestooten, of met zwaar stormweder op een lager wal bezet geweest om door buitengewoon zwaar stoomen te trachten er af te komen, dan lag de oorzaak voor de hand, doch die oorzaak bestaat nu niet, zoodat er een andere moet bestaan. En dat die oorzaak nergens in kan woiden gevonden dan in een gebrek of een oude breuk in die kolossale schroefas zelve, ligt voor de hand. Nu doen zich bij eenig na denken de volgende vragen voor den geest op: Bezitten onze groote stoomvaartmaatschappijen deskundigen die hunne schepen, alvorens te ver trekken, nauwkeurig en gestreng in al hunne deelen onderzoeken, en zoo ja, ware dat gebrek aan die schroefas door zulk een ruim betaald en deskundig persoon niet te ontdekken geweest 1 Worden de groote stoomschepen, alvorens uit Indiö te vertrekken, ook aldaar geïnspecteerd 1 Had de hoofdmachinist, zijnde ook een zeer ruim bezoldigd persoon, daar niets van kunnen bemer ken? Dat zijn toch lui van het vak tenminste men veronderstelt dit. Waartoe dieifen de water dichte schotten, wanneer door een gat in het achterschip het geheele schip dadelijk vol water loopt De slotsom van den heer Muller is, dat er in ons land, even als in Engeland de Board of Trade, een lichaam moest bestaan van deskundigen, die na iedere zeeramp een nauwgezet eu gestreng onderzoek moesten instellen naar hare toedracht Door WEN. „Zon men niet zeggen," merkte zij met een droog lachje aan; „dat wij de scène in den tuin uit le Barbier de Seville repeteerden Wij hebben allemaal verkeerde apropos gespeeld en het schijnt tot mijn rol te behooren om ophelderingen te geven en de zaken in orde te brengen. Gelukkig is dat niet moeilijk. Mijnheer De Val my die, het spijt mij dat ik het zeggen moet, het gebrek heeft van jaloersch op zgn vrouw te zijn, ziet mijn rijtuig op den straatweg staan; hij maakt gevolgtrekkingen, begeeft zich in het donkere bosch, krijgt mademoiselle in het oog, die hij in de duisternis voor zgn vrouw aanziet en overlaadt haar met verwijtingen, die zij natnnrlijk niet begrijptzoodat zij om hulp roept. Dat is heel natuurlijk 1 „Ondertusschen heeft deze heer mij eveneens de eer aangedaan om mg te honden voor iemand die veel jonger en schooner is dan ik ben, en heeft mij doodelijk verschrikt door nit een hinderlaag op mij toe te schieten. en vermoedelijke oorzaken. Deze deskundigen zonden recht moeten spreken, straf opleggen waar iets verzuimd is en da aansprakelijk hek1 doen drukken waar het behoort. l>o lange lijst van zeerampen, aan Nederlandscha stoomschepen binnen weinige jaren overkomen, men telle maar eens op: de Willem III, de Prins Hendrikde Groningen, de Friesland, de Overijssel, de Gelderland, de Voorwaarts, de Koning, deze verschrikkelijke opsomming bewgst dat niet langer in den tegen- woordigen toestand werkeloos berust mag worden. Het betoog van den heer Mui Ier, ten bewijze der noodzakelijkheid van een ambtelijk onder zoek naar zeerampen, is reeds vöor jaren geleverd in het meest officieele aller documentenhet verslag der door de Tweede Kamer ingestelde enquête naar den toestand onzer koopvaardijvloot. Het is echter met dat merkwaardig rapport gegaan als met zoovele andere belangrijke stukkenmen heett het gelezen, mooi gevonden en op zijde gelegd. De minister Tak van Poortvliét heeft in den korten tijd van zgn ministerschap iets tot bereiking van het doel beproefd. De door hem ontworpen regeling, voornamelijk aangelegd op zoo min mogelijk omslag en zoo weinig mogelijk kosten, was echter onvoldoende, terwijl bovendien hare wettigheid betwijfeld werd. Na dien tgd is de zaak blgven slapen en bet zal te bezien staan of men nu eindelijk, door schade en schande helaas wijs geworden, de handen aan het werk zal slaan om datgene wat het enquête-rapport reeds verlangde, in het leven te roepen. De instelling van een staatscollege tot onderzoek van zeerampen zou tevens het nuttig gevolg hebben, dat de middelen om dergelijke rampen te voorkomen of minder noodlottig te maken, meer stelselmatig en voortdurend overwogen zonden worden. Zooals het na gaat, komt na eene gebeurtenis als die met de Koning ieder deskundige of belang stellende met zgn denkbeeld aandragen. De uit voerbaarheid of de doelmatigheid ervan wordt dikwijls niet genoeg overwogen. Intusschen worden onder het publiek ongerustheid en wantrouwen gekweekt en omtrent de aansprakelijkheid voor het gebeurde vermoedens opgewekt, die misschien aan het verkeerde adres gericht worden. Ten bewijze dienen dat de technicus A. den Held jr., gisteren in de N. B. Ct betoogde dat het dankbeeld van den ingenieur Mondriaan, om door hydraulische persing de vastheid der schroef assen te vermeerderen, niet doeltreffend wezen zou. Ook beweert eerstgenoemde desaundige dat een goed gelegde lasch eene as niet minder sterk maakt. Hij is van gevoelen dat de kans voor het breken der as en het daaruit ontstaan van een lek altijd zal bestaan en daarom meent hij dat er niets an ders te doen is dan de stoomschepen te voorzien van een centrifugaalpomp, door welke het indrin- tegenwoordigheid hier kan ik niet verklaren; maar ik heb wel eens meer opgemerkt dat het een eigenaardigheid van mgnheer De Cbaulnes is om altijd ergens te zijn, waar men hem volstrekt niet noodig heeft. Er blijft ons nu niets meer over," besloot mevrouw De Valmy, „dan het drama op de geijkte manier te besluiten." Zij greep Victor's hand, legde haar in die van Marguérite en met een vlugge beweging den arm van haar echtgenoot vattende, zei zij „Kom, mijn vriend, het is tgd voor ons om den held en de heldin alleen in het bezit van het tooneel te laten. Het spijt mij dat er in mijn rijtuigje geen plaats voor drie personen is; maar ongetwijfeld zal mgnheer De Chaulnes op zulk een mooien avond gaarne naar huis wandelen." Op die manier wist mevrouw De Valmy zich te wreken op een onhandigen aanbidder, die haar bijna gecompromitteerd had. De Chaulnes is nooit weer in genade aangenomen en wanneer de naam van mevrouw De Valmy genoemd wordt in zgn tegenwoordigheid, zet hij een zuur gezicht en begint over iets anders te spreken. Het is niet denkbaar dat Victor en Marguérite lang hand iu hand bleveö staan. Toen zij alleen waren vroeg hij slechts op schorren toon gende water geloosd en het schip voor zinken bewaard kan worden. Dit laatste betoogt ook de ingenieur J. Sluiter in het Nieuws v. d. D. van heden. Ook deze gelooft dat voor de onbreekbaarheid van eene as evenmin zekere maatregelen te nemen zijn, als het mogelijk is het achterste gedeelte van zulk eene aa, dat in een koker zit, na elke reis te inspecteeren. Een centrifugaalpomp echter, in staat om 10 kub. meters water in de minuut uit het schip te pompen, zou de Koning drijvende gehouden hebben, zoodat hij naar eene haven gesleept had kunnen worden. (Waar de sleeper, in den vollen oceaan, van daan had moeten komen, duidt deze raadgever niet aan. Zulk een pompwerktuig, waarvan de schrijver alle afmetingen opgeeft, kost slechts f 1800; de raim- te die het innemen zou, is ongeveer éen kub, meter- Het behoeft dus geen betoog dat al onze stoom schepen, mei hun honderden passagiers aan boord, ervan voorzien konden en moesten zgn. Ook het aantal sloepen der zeestoombooten komt bij deze gelegenheid ter sprake. De Koning heeft zijne 213 personen thans, zoo goed of kwaad als het ging, kunnen bergen, maar hetzelfde schip heeft somtijds het dubbele aantal aan boord gehad, met dezelfde sloepenruimte. Ook de stoomschepen opAmerika varen met vele honderden landverhuizers aan boord, voor welke, in geval van een ongeluk, zelfs aan geeu berging in sloepen gedacht kan worden. Wij moeten echter opmerken dat het denkbeeld om aan groote passagiersbooten eene met haar eigen ruimte overeenstemmende sloepenruimte toe te voegen, feitelijk niet anders dan door beper king van het aantal in te schepen personen ver wezenlijkt kan worden. Uit dit alles blijkt hoe noodig en nuttig het zou zijn indien een officieel, stelselmatig en grondig onderzoek van iedere zeeramp in de plaats trad van het tegenwoordig ordeloos en somtijds rede loos heen en weer praten. Naar wjj vernemen, heeft de Mij. tot redding van drenkelingen aan P. J. Janssens en I. Kandel alhier ieder een zilveren medaille en f 11,25 uit gereikt als belooning voor het redden van het zoontje van dan heer Da Broekert, dat op 15 Juli 1881 in sehijndooden toestand uit de fleerengracht alhier werd opgehaald. Hocdekenskerke, 17 Nov. Bij de verkie zing van een raadslid alhier in de plaats van H. Jasperse, die bedankt had, werden 36 geldige stembriefjes ingeleverd, waarvan 19 op J. de Jonge, canaidaat der kiesvereeniging te Hoedekenskerke» en 15 op M. G. Verbeek, cand. der kiesv. te Kwadendamme, soodat eerstgenoemde gekozen is. Hoofdplaat, 17 Nov. Door den oudsten Zij aarzelde een oogenblik en zei toen s „Ja." „Dat spijt mij voor u", zei Victor eenvoudig, na een poos van stilte. „Het is lief van u dat gij dat zegt. Gij veroordeelt mij niet, niet waar? Het was niet mijn schuldIk wist niet wie hg was toen ik - - „Ik begrijp n. Neen ik oordeel u niet, Marguérite, gij weet waarom ik van avond hier gekomen ben. Ik wil daar nu niets van zeggen, natuurlijk bestaat er voor mij geen hoop meer. Maar eenmaal zal dat anders worden. Ik zal Montigny dadelijk verlaten, zoodat mijn aanblik u niet meer zal hinderenmaar ik geef niets op. Ik heb den tgd in mijn voordeel en ik zal terugkomen wanneer ik denk dat ik het kan doen zonder u te krenken." Zij schudde het hoofd. „Kom terug als gij getrouwd zijt", zei zij, „en laat mij de vriendin uwer vrouw worden." „Er is slechts éen vrouw op de wereld die ooit de mijne kan worden", antwoordde hij. Na nog een paar woorden tot afscheid, verlieten zij elkaar. wethouder J. B. Temmerman en het raadslid A. Herman is ontslag genomen uit genoemde betrek kingen. Men vreest dat bij de vervulling hunner plaat sen de ultramontaanscbe invloed zich niet onbe tuigd zal laten. De commissie uit de tweede kamer, belast met het nazien van het verhandelde in comité-generaal over de Atjehsehe aangelegenheden, heeft besloten de debatten onveranderd te publiceeren. Als bewijs van erkentelijkheid aan mr. D. Vee- gens, afgetreden griffier der tweede kamer, hebben de heeren Van der Linden, Blussé, Heydenrgck, Sehimmelpenniuck van der Oye en Roëll besloten, bij hoofdstuk II der staatsbegrooting een voorstel te doen, teneinde aan genoemden heer Veegens zijn traktement als pensioen te verzekeren. Ook is aan den heer Veegens, die reeds vroeger door de Leidsche hoogeschool tot doctor honorit causa benoemd werd, thans dezelfde onderschei ding van wege de universiteit te Utrecht te beurt gevallen. Ook het voorstel om den 29en dezer te beslis sen over den verkoop van het badhuis is door den gemeenteraad van Den Haag verworpen. Tot verklaring van den onbegrijpelijken toestand die hierdoor geboren wordt, strekke dat men niet tegen eene beslissing was, maar wel op zoo kor ten termijn. Op voorstel van den heer Evers is besloten tot den verkoop over te gaan van het badhuis, tegen een minimum van vijf ton, de buitenbaden uitgezonderd, en burg. en weth. uit te noodigen voor 1 Jan. 1882 een nader praeadvies uit te brengen omtrent de wijze en voorwaarden van verkoop. De werkzaamheden aan den voor eenige weken gebeurden val aan den zeedijk onder Colijnsplaat worden met kracht voortgezet. De zeedgk, die over eene lengte van 205 M. is weggezonken en waar ter plaatse op eenmaal 16 M. water stond, wordt nu vervangen door een anderen, verder andwaarts in. Zulk een val gaat altijd met groot verlies van bebouwbaar land gepaard. Als men daarbij bedenkt, dat dit werk voor ruim f 31,000 aanbesteed is, kan men zich een denkbeeld vor men, hoe groot de ramp is die zoo'n val ver oorzaakt. (N. E. Ct) De St.-Ct. bevat een kon. besluit waarbij, met intrekking van het koninklijk besluit dd. 19 Oct. 1874, no. 104, nadere bepalingen worden vastge steld omtrent het vervoer van vee langs spoor wegen en de ontsmetting van veewagens. Te Edinburgh zal in April 1882 een internatio nale visscherij-tentoonstelling gehouden worden. De tentoonstelling zal omvatten modellen van vischschuiten, vischhavens, visscherswoniogen, red- voor de bewoners van Fontainebleau. Hij begon vroeg en duurde lang en kenmerkte zich door een strenge koude, die de gewone ervaring overtrof, zelfs van de bewoners dier hooggelegen streken, waar de winters altijd hard zijn, en midden in dien winter kwam er zulk een buitengewoon natuurverschijnsel, dat allen die liet bijwoonden het tot hun laatste uur zullen onthouden en de sporen die het naliet nog zullen gezien worden, lang nadat hunne kinderen ten grave gedaald zijn, Op een bitter kouden morgen in Januari, toen de grond hard bevroren was als ijzer, de hemel grauw en laag hing en er een gevoel van sneeuw in de lucht was, begon het eensklaps te regenen, een tragekille regendie al neervallende bevroor en als een kristallen franje van ijskegels aan de goten der huizen, aan de telegraafdraden, aan de regenschermen der voetgangers en zeifis aan de baarden en knevels van allen die zulke sieraden bezaten, bleven hangen. Dit bad ongeveer om tien uren des morgens plaats en tegen den middag waren de straten veranderd in dikke ijsbanen. Alle verkeer was gestaakt, want geen paard kon op de been blgven op een oppervlakte die zóo glad was, dat een man al werk genoeg had om zich staande te houden. Reizigers, die met den trein aankwamen, konden de stad niet bereiken en moesten zieh behelpen bij een rookend vuur en een blokkade in het stationde boeren, die 's morgens vroeg in de stad waren gekomen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1