N°. 267.
124® Jaargang?
188L
Zaterdag
12 November.
Gemengde Berichten.
Geschiedenis en Legende.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité O. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M, Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 11 November.
genoemingen en besluiten.
Rechtsz aken.
Er ia alweder een nieuw hoofdstuk geopend
in de treurige Atjeh-polemiek onzer dagen.
Men kent het verhaal van Van der Heyden's
wakker gedrag bij Samalangan. Zwaar aan
het oog gewond, zou hij niettemin, door zich
aan 't hoofd zijner soldaten te plaatsen, hun
geestdrift en doodsverachting tot het hoogste
peil opgevoerd en de overwinning bevochten
hebben.
Deze voorstelling was, meende men, geschie
denis. Als zoodanig was zij onder de daden,
voor welke de natie aan den „held van Sama
langan" hulde wilde bewijzen, in de oorkonde
vermeld, waarmede het nationaal geschenk den
generaal door de aanzienlijkste mannen des lands,
waaronder vele zijner krijgsmakkers, werd
aangeboden.
Daar komt opeens de N. Rott. Ct. met wat
hetgeen tot dusver, niemand zou het geloo-
ven, die het niet zeker wistvoor de Ne-
derlandsche groote dagbladen iets onbekends
was een „eigen" correspondent in de hoofdstad
onzer O. I bezittingen. En de eerste brief van
dien pasgeboren tolk der Indische openbare
meening in Nederland bevat de onaangename
openbaring, dat de „heldendaad" van Van der
Heyden naar het rijk der legenden verwezen
moet worden. Niet zijne schuld is het, wanneer
het gevecht bij Samalangan niet met eene
nederlaag is geëindigd, maar die van den
luitenant-kolonel Meyer, die de landing en het
geheele beleid van den opperbevelhebber afge
keurd en na diens verwonding de zege bevochten
heeft. En wat de aanvoering der soldaten
door den gewonden kolonel betreft, dat is
niets dan een vergissing geweest. De ambu
lance, waar de kolonel verbonden werd, kreeg
hinder van het vuur des vijands. „Laat
dan den kolonel met de ambulance en
de reserve-compagnieën hier naar de vlakte
komen", had toen de overste Meyer gelast.
Daarop zou men den gewonden bevelhebber
op een paard gezet en tusschen twee man weg
geleid hebben, en dat gezicht zon soldaten en
officieren, meenende dat hij zich aan hun hoofd
kwam stellen, tot de hoogste geestdrift hebben
aangevuurd.
Niets is er toch nieuw onder de zonHet
zelfde wat hier met Karei van der Heyden in
Atjeh gebeurd zou zijn, heeft don Rodrigo
Laynez, genaamd de Cid, hem 850 jaren ge
leden in Spanje reeds voorgedaan. Dat was
échter nog wonderbaarlijker. Niet gewond,
maar reeds dood, zoo verhaalt de legende,
werd de Cid op zijn paard, zijn trouwe
Rabieca, gezet, „met een steunsel Onder zijn
schouder, zijn kin én zijne armen." Zoo reed
hij aan het hoofd zijner 700 ridders, vervulde
hunne harten met moed en de vijanden met
schrik, én sloeg den Moorenkoning Bucar in
ontsteltenis en verwarring van voor de muren
van Valencia op de vlucht.
Deze legende van den Cid behoort onder de
bewijzen, die men aanvoert voor den trek naar
het mystieke, het monsterachtige en het af
grijselijke, welke de Spaansche ridder-poëzie
der eerste middeleeuwen zou doen ontaarden
in de spook- en sprookjesgeschiedenissen, welke
Cervantes in de 16e eeuw door de huis
houdster van Bon Quichot in 't vuur zou laten
Werpen. Den Bataviaschen berichtgever der
jV". Rott. Ct. zouden wij het te danken
hebben, wanneer de geschiedenis van onzen
Atjeh-oorlog voor dien legenda rischen trek
bevrijd was gebleven. Hij verzekerde ons, de
„ware geschiedenis" te verhalen, er grootmoe
dig bijvoegende dat Yan der Heyden's roem
de legende wel missen kan en ook zonder haar
even schitterend blijven zou.
Toch, ondanks zijne verzekering, waren wij
niet gerust. „Eigen" correspondenten in de
Oost zijn moeilijk te vinden en als men ze
vindt, zelden onbepaald te vertrouwen. Niet
uit boos opzet, maar omdat het bijna onmo
gelijk is in de kleine Indo-Europeesche maat
schappij zich van al de praatjes en de per
soonlijke invloeden, die daar rondloopen, vol
komen vrij te houden. Daarom hebben wij
van de onthulling van den berichtgever der
N. Rott. Ct tot dusver geen melding gemaakt,
geleerd ook als wij waren door de vele
verhalen van den Atjeh-oorlog, die reeds geble
ken zijn later herziening noodig gehad te hebben.
Wij hebben geen spijt van onze voorzich
tigheid. Het TJtr. Dagbladdat sedert gerui-
men tijd als „Van-der-Heyden-specialiteit"
hekend staat, komt reeds heden de anti
legende van den Bataviaschen N. Rotter
dammer vernietigen. Alleen dit wordt toege
geven, dat de overste Meyer èn de expeditie
naar Samalangan èn de plaats waar geland werd
steeds heeft afgekeurd. Daaruit volgt echter
dan te stelliger dat de verantwoordelijkheid,
zoowel voor de ondergane verliezen als voor de
behaalde overwinning, geheel op Van der Hey
den rust. Behalve verschillende onjuistheden,
in datums en feiten, die bewijzen dat de
correspondent der '2V. R. Ct niet bij het gevecht
is tegenwoordig geweest en op grond van
verkeerde inlichtingen gesehreven heeft, zegt
het TJtr. Dagbl. omtrent het hoofdpuntdat er
in 't geheel geen ambulance aanwezig was
dat Van der Heyden, den lOen Aug. 1877, 16
dagen na de landing, gewond zijnde, op een
stoel gezeten zijne bevelen bleef gevendat
de overste Meyer op dat oogenblik niet bij
hem was maar later, als chef van den staf,
de leiding der beweging overnamdoch
het opperbevel in handen van den kolonel
bleefdat Van der Heydenna verbon
den te zijn, te paard steeg en door den
gewonden luitenant-adjudant Kellerman en den
controleur Van Heukelom vergezeld, zich aan
de troepen vertoonde, die hem met een dave
rend gejuich begroetten. Ware het te doen
geweest om hem in veiligheid te brengen,
dan, voegt het U. D. er met allen schijn van
grond bij, had men den gewonde zeker
niet op een paard laten klimmen, maar hem met
stoel en al getransporteerd. De overste Meyer
is bij keüze bevorderd tot kolonelniet
zoo als de NR. Ct. beweerd heeft, tot beloo
ning van zijn gedrag bij de Samalangan-expe-
ditie, welke hij van 't begin tot het einde
heeft afgekeurd, maar eerst een jaar later, op
voordracht van den inmiddels tot generaal-
majoor bevorderden Van der Heyden.
Hóé veel reden wij ook hebben om voorzich
tig té zijn met de niet altijd handige en lang
niet kalme of onbevooroordeelde vrienden van
generaal Van der Heyden, komt de wederleg
ging van het TJtr. DU, ons echter onomstoo-
telijk voor. Dat doet ons groot genoegen,
want van al het kwaad dat de Atjeh-oorlog
ons land reeds berokkend heeft, maken de
vele reputatiën, welke hij verslonden heeft,
niet het geringste deel uit. De gedachte dat
wij aan dien krijg de geschiedenis van den
„held van Samalangan" te danken hebben, is
ons te lief om haar zonder leedwezen prijs te
kunnen geven.
Het is eene eigenaardigheid van den krijgs
roem, dat hij aan Velerlei wispelturigheid on
derhevig ié. Toen de grijze Jan Evertsen in
1665 van dén rampspoedigen slag hij Lestoffe
terugkwam, Werd hij in den Briel in 't water
gesmeten. Bij De Ruiter wierp het Amsterdam-
sche gemeen in 1672 de ruiten in. De „zach
tere zeden" van onzen tijd brengen mede dat de
dappere daden onzer mannen van bet zwaard
somtijds door den een of anderen onbekenden
penvoerder bekrast worden. Maar evenals de
staten-generaal Jan Evertsen openlijk in zijne
eer herstelden en de Amsterdamsche vroed
schap zelve voor De Ruiter's veiligheid zorg
kwam dragen, zoo volgt ook nu de eerher
stelling de beleediging op den voet. En de
onpartijdige geschiedenis belast zich met de
taak óm ten slotte aan ieder te geven wat hem
toekomt. Dat is een troost voor hen die, als
generaal Van der Heyden, een historischen
naam dragen.
De namen der personen in de stuurboordsloep
No. 3, van de Kaning der Nederlanden, welke op
Ceylon is aangekomen, worden uit Point-de Galle
aldus getelegrafeerd
Meyzee, (kan zijn Keizer) bootsmanDonker,
assistent machinistBresand, kwartiermeester
Anske, (kan zijn Renske) matroos; Crover, (kan
zijn Corver) le kellner; Hassiug, le stokerPiron
kolenwerker; Wooton, (kan zijn Porton) koks
jongen; Bans, (kan zjjn Rons) stokersjongen, allen
van de equipageNorveen en echtgenoote (of
Moore en echtgenoote)Protsen burg le timmerman
b^ de marine; Wekaas, (kan zijn Hooikaas,)
onderofficier der landmachtVan Loo, onderofficier
der landmachtKns, (kan zijn Mos) onderofficier
der landmacht; Kaiser, onderofficier der land
macht; Krop, (kan zijn Trap) onderofficier der
landmachtDick, Morrentaai, De Neef, Maahemer
Singer, Scheurs, Van Berkel, De Koo, Lemark,
Kosman, Bakkum, hoogstwaarschijnlijk militairen
beneden den graad van onderofficier.
De gezondheid der schipbreukelingen is be
vredigend.
Aardenburg, 9 Nov. Gisteren vierde de
heer E. A. Vermere het feest zijner 30jarige ambts
vervulling als secretaris onzer gemeente. By deze
gelegenheid wapperden van het raadhuis en van
vele woningen de vlag. Te éen uur werd de
jubilaris te zynen huize door den burgemeester
en den raad geluk gewenseht en hem als blijk van
waardeering uit de gemeentekas een gratificatie
van 250 aangeboden. Des avonds bracht de
muziekvereeniging Aardenburgsche Fanfaren, wier
voorzitter de heer Vermere is, hem een serenade.
Dr. Hartog Heijs van Zouteveen te Assen heeft
zich thans tot de tweede kamer gewend met een
adres, waarin hij, onder mededeeling van den
inhoud zyner adressen aan den koning en van
het daarop ontvangen antwoord, verzoekt hem te
handhaven in zijne rechten als Nederlandsch
burger en gekozene des volks, hem by de artikels
164 en 166 der grondwet gewaarborgd.
Door de provinciale staten van Limburg is aan
het gedep. college de last verstrekt, om in overleg
met andere provinciën bij de hooge regeering aan
te dringen op de afschaffing der rijkstollen.
Tot ingenieur van den provincialen waterstaat
in Utrecht is benoemd de heer K. van Rijn,
ingenieur bij de Kanaalmaatschappij te Amsterdam.
De verkiezing voor een lid van den raad van
Sluis, in de plaats van den heer J. Lansen Groin,
is bepaald op 2 December a.
Het bestuur der Ned. Juristenvereniging heeft
voor de algemeens vergadering, te Maastricht,
aan de orde gesteld:
I. Is by ons hnweiyksrecht genoegzaam gewaakt
voor de vrouw, ten opzichte zoowel van haar
persoons» als van baar vermogensrechten? Zoo
neen, welke verbeteringen komen voornamelijk
in aanmerking Praeadviseurs mrs. S. van Houten
en Th. Borret.
II. Welke hoofdbeginselen behooren bij een
nieuwe regeling der vennootschappen en comman
dite (zoowel de gewone als die op aandeelen) in
de wet te worden neêrgelegd Praeadviseurs mrs.
W. Binger en A. Heemskerk.
IH. Is wgziging van de regelen voor het bewijs
in strafzaken wenschelgk? Zoo ja, in hoever
moet het wettelijk bewijs worden behouden?
Praeadviseurs mrs. C. J. M. Willeumier en Gust.
Tripels.
De St.-Ct. bevat een kon. besluit tot vernietiging
van bet besluit van den raad der gemeente Njje-
veen, dd. 30 Juli 1881, betrekkelijk het ontslag
van R. van Rossuro als gemeente-ontvanger. Daarbij
is overwogen dat art. 9 der grondwet aan ieder
ingezeten het recht waarborgt om verzoeken
aan de bevoegde macht schrifteiyk in te dienen,
mits die persoonlijk en niet uit naam van meer
worden onderteekend; dat hierin ligt opgesloten
een verbod aan de bevoegde macht om aan het
gebruik van dit recht eenig nadeelig gevolg te
verbinden; en dat dus de raad der gemeente Npeveen,
den gemeente-ontvanger ontslag verleenende op
grond dat hy verhooging van jaarwedde heeft
aangevraagd, heeft gehandeld in strijd met art. 9
der grondwet.
De Volksvriend, het weekblad der Vereen, tot
afsch. van sterken drank, verzoekt alle dagbladen
de volgende oproeping over te nemen
Aan alle werkverschaflers, hetzij openbare be
sturen, hetzij besturen van zedelijke lichamen of
van naamlooze vennootschappen, hetzij landbou
wers, fabrikanten, kooplieden, aannemers, bazen
enz. enz.
Gij weet, dat zyner majesteits regeering met de
vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk
eene wet hebben tot stand gebracht, die 1 No
vember jl. in werking trad, om het misbruik van
sterken drank tegen te gaan.
Onze wetgevende macht heeft daarmede haren
plicht gedaanmaar zij kan niet alles.
Gy moet medewerken.
Doet gij dan nu van uwen bant ook uwen
plicht: neemt een kloek en waardig besluit.
In groote trekken kome dat besluit hierop
neder
I. Op onze werkplaatsen (werven, landerijen, fa
brieken, pakhuizen, kantoren, werkplaatsen enz.
enz.) wordt geen jenever noch andere sterke drank
meer toegelaten.
II. Wanneer een onzer onderhoorigen zich in
kennelgken staat van dronkenschap op onze werk»
plaats of in onzen dienst bevindt, wordt hij (of
zij) oumiddeliyk ontslagen.
III. Een arbeider die wegens dronkenschap uit
zijn dienst is ontslagen, wordt in geen anderen dienst
aangenomen, tenzij op aannemeiyken grond ware
te bewyzen dat hy een vol jaar zich van dronken
schap heeft onthouden.
Sluit u tot dit einde aan by onze vereeniging,
wier grondwet in deze weinige woorden is samen-*
gevat
Niet drinken en Niet schenken.
Of anders, sluit u onderling aan tot een anti-*
jenever-bond, neemt daarby de vorenstaande
regelen tot grondslag en houdt u streng daaraan.
In beide gevallen zult gij de regeering krachtig
steunen en duizenden werklieden met hunne gö*
zinnen eene groote weldaad bewijzen.
büroehbestbrs Op verzoek, eervol
verleend aan G. J. F. van den Endenals burg:
van Chaam.
ridderordes. Benoemd tot ridder der orde vac
den Nederl. Leeuw de dir. off. van gezond, le kl.
dr. J. van Breda Kolff, van het pers. van den
geneesk. dienst van de landmachten de kolonel
F. G. H. Drieseen, komm. van het 7e reg. inf.
DOLDERBESTtJUEU. Benöemd tot dijkgraaf vai
den Oosteren Ban van Schouwenpolder, M. Schoof?;
tot gezworen van den Westkerkepolder A. Weyns.
Donderdag 1 December a. zal voor hét gerechts
hof te 's Gravenhage behandeld worden de zaak
van C. M. Telle, gewezen broodbakker en winke
lier te Zierikzee, beschuldigd van opzetteiyke
brandstichting.
Yanwege den procureur-generaal zijn negen
getuigen gedagvaard.
De gisteren avoud door de tot de Werkmans-
Ver eenig ing alhier behoorende redery kerskamer
en aangvereeniging iu het Schuttershof gegeven
voorstelling, ten behoeve der weduwe Van der
Linden, werd door eeu vrij talrijk publiek bijge
woond en heeft zuiver ruim f 72 opgebracht. De
uitvoering der zangstukken was verdienstelijk en