N«. 261.
188L
124ê Jaftrgaiïg»
Zaterdag
5 Nov ember.
II Presepio.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdag en.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per re£
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité H. L. Daub* Cie. te Parijs Londen, Frankfort aM., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 4 November.
FEUILLETON.
MIDDELBIJRGSCHE COl ISAM
De heer mr. A. J. W. Farncombe Sanders komt
in een opstel over den eed in het jongste nom-
mer van den Oids tot de slotsom, dat eene
algemeene wet op de wijze van eedsaflegging
noodzakelijk is. De enkele eeden, in de grondwet
voorgeschreven voor den koning, den regent, de
leden van de staten-generaal enz., zouden daar
buiten vallen, dewijl om deze te veranderen, her
ziening der grondwet noodzakelijk zou zijn. De
schrijver houdt dit echter voor geeu overwegend
bezwaar, evenmin als hij gelooft dat de vorm van
den eed, in de grondwet voor cenige bepaalde
gevallen gesteld, als bindend voorbeeld behoeft
te gelden voor alle mogelijke andere beloften of
bevestigingen.
EerBt wanneer deze algemeene wet op den eed
tot stand gekomen zal zijn, zal, meent hij, de ver
klaring, door de regeering bij monde van den
minister van justitie afgelegd, eeu verstaanbaren
zin hebben. De wetgever zal dan, naar het oor
deel van den schr., het denkbeeld geheel moeten
opgeven, dat in den eed tevens een soort van be
lijdenis ligt van de zijde van den staat; al ware
het ook maar van den natuurlijken godsdienst,
die den minister voor oogen schijnt te hebben
gezweefd. Houdt hij zich aan het eenvoudige
begrip dat de eed als waarborg dienen moet, en
als niets anders dan waarborg, dan zal hg van
zelf tot de slotsom komen, die de nieuwste En-
geleche wetgeving aanneemt in de bepaling, dat
ieder getuige den eed in den vorm zal afleggen,
die voor zijn geweten bindend is. „Geen dwaDg
dus tot eene handeling, die voor hem, wien ze
opgelegd wordt, een gewetensdwang, voor den
geloovige die ze bijwoont een profanatie, voor
iedereen een schennis der eenvoudigste beginselen
van betamelijkheid is, of ten minste behoorde te
wezen. Geen dwang, en dus allerminst strafbe
palingen, die niet minder dan de indirecte vacci-
nedwang mij voorkomen te zijn een Bmet in onze
wetgeving."
Met den „indirecten vaccinedwang" bedoelt de
schrijver de verplichting aan de ouders opgelegd
om hunne kinderen te laten inenten, wanneer zij
en de openbare scholen willen laten bezoeken.
Wij willen hierbij echter opmerken dat de eed-
dwang en de vaccine-dwang, in zoo ver niet met
elkander te vergelijken zijn, dat met den laats ten
de bescherming bedoeld wordt der kinderen,
Door Mevr. Comijns Oarr.
Maar al is Tonietta vroolijk en tevreden en al
maakt signor Giovanni nu en dan een grapje,
Beppo is lang niet in zijn Bchik. Niet omdat de
wierooklucht in de kerk te sterk is voor zjjn
zenuwen, of omdat hij na vijf minuten genoeg heeft
van de voorstelling. Zelfs in het heldere zonlicht,
dat zeer in kracht is toegenomen als zij naar
buiten komen, wordt zijn humeur niet beter;
want signor Giovanni weet de meeste lachjes
op het gelaat van Tonietta op te wekken,
signor Giovanni heeft de aardigste dingen gezegd
die er dezen morgen gesproken zijnsignor Gio
vanni is wel in zijn humeur en Tonietta geeft hem
de voorkeur. Geen wonder dat Beppo verstoord
is. Er zitten vrouwen op het kerkplein onder
de cypressen, oude vrouwen met gerimpelde ge
zichten, kromme ruggen en grijze haren, die
Madonnabeeldjes, rozenkransen, halssnoeren en
koperen ringen verkoopen.
Signor Giovanni koopt na het noodige dingen
een beeldje voor een paar stuivers en biedt het
Tonietta aan. Zij is misschien dwaas dat zij het
aanneemtmaar wanneer is een meisje van
achttien jaar zoo dwaas niet, onder den invloed
van den bewonderenden blik van iemand uit
hoogeren stand Beppo wil echter het beeldje
yoor haar dragen en Beppo vindt goed het te
niet alleen tegen de gemoedsbezwaren, maar
ook tegen de zorgeloosheid of de oukunde der
ouders. Wordt -ieder vrijgelaten om naar ver
kiezing al of niet zijne verklaringen met een eed
te bevestigen, dan gaat daarmede alleen een
waarborg voor de justitie verloren, die naar de
meening van velen eigenlijk geen waarborg is.
Wordt het den ouders vrijgelaten om hun kinderen
al of niet in te laten enten, dan gaat, volgens de
meening van de overgroote meerderheid der
mannen van de wetenschap, het opkomend ge
slacht eene toekomst te gemoet, waarin, even als
in vroeger eeuwen en even als nog in landen,
waar de inenting niet bekend is, de uitroeiing of
misvorming van een deel der bevolking door
pokken-epidemieën tot de geregeld terugkomende
volksrampen behoort.
Nu de tweede kamer aanstaanden Maandag
weder bijeenkomt, herinnert het Handelsblad aan
de reeds zoo vaak ter sprake gekomen plannen
tot verandering harer wijze van beraadslagen en
aan het stelsel der zelfstandige rapporteurs,
waardoor in het vorige zittingjaar het nieuwe
strafwetboek zoo spoedig tot stand is gekomen.
Het Handelsblad zou de kamer, bij wijze van
interpellatie, wel eens deze vragen willen stellen
lo. Is het waar, dat in het eind der vorige
zitting het ernstig voornemen bestond om het
reglement van orde zoo te wijzigen, dat het
stelsel van zelfstandige rapporteurs, in plaats van
eene uitzondering te blijven, tot regel wordt
verheven?
2o. Zoo ja, waarom is aan dat voornemen nog
geen gevolg gegeven, ofschoon de militaire ont
werpen intusschen zijn ingediend en eeu gelijksoortige
behandeling als die van het strafwetboek vereischen?
3o. Zoo neen, waarom wenscht de kamer dan
te volharden bij een stelsel van werken, dat zoo
veel teleurstelling heeft opgeleverd
De aanbestedingen van de werken ter verbete
ring van het kanaal van Gent naar Ter Neuzen,
die op 24 dezer alhier zouden plaats hebben, zijn
uitgesteld tot 24 December a.
Dezer dagen is alhier eene zangvereeniging onder
den naam Concordia opgericht. Deze vereenigiug,
wier ledental uit 35 dames en heeren bestaat, stelt
zich ten doel het beoefenen van muziekstukken
voor gemengd koor en heeft reeds een aanvang
gemaakt met het bestudeeren van Do Walpurgis.
nacht van Mendelssohn, eenige koren uit De Schep
ping van Haydn en het Ave Verum van Mozart.
Eene circulaire wordt dezer dagen verspreid
laten vallen op de roode steenen, waarmede de
salita in het midden geplaveid is. Tonietta
slaakt een kreet; signor Giovanni laat zich een
vloek ontvallen, maar het ding is in twintig
stukken gebroken en Beppo is verplicht haar een
ander beeldje te koopen. Dat was jnist wat hij
wenschte.
Dus verkoopt het oude vrouwtje, in haar
gebreiden doek gehuld, nog een beeldje en de
vrede is weer hersteld. Zij gaan met hun drieen
de Salita della Bathisiina af, die zoo steil is dat
men bijna moet draven om in evenwicht te blijven
en daar woont een photograaf, bij wien zij binnen
gaan om ieder afzonderlijk geportretteerd te
worden. Onder aan de Salia loopt een straat,
waarmede men in de Yia Nuova komt, die aan
beide zijden paleizen heeft met marmeren terrassen
ertusschenwaarop oleanders en palmen
prijken. Tonietta als Genueesche ziet niets van
dit allesevenmin als Beppo of de jonge win
kelier blijven staan om het groote plein te
bewonderen, waar het postkantoor is, of die andere
straat vol paleizen, waar zoovele bloemenmeisjes
in de voorhuizen zitten en zooveel nietsdoeners
staan te kijken. En toch, ofschoon zij het zelf
niet weten, helpt die blauwe lucht boven hunne
hoofden en het zonlieht dat in het marmeren
plaveisel weerkaatst wordt, die mooie bloemen
en die witte paleizen, om hunne eigen gezichten
op te helderen en de kwade humeuren op de vlucht
te jagen. En zoo kwam het dat, ondanks den
scherpen wind, die hen in het open veld zelfs
onder de koesterende zonnestralen begroette,
ondanks de voortdurende complimentjes van
signor Giovanni, de goede aard van Tonietta haar
door de Vereen, v. gepensioneerde onderofficieren
en minderen van het Ned. leger, met het doel om
het aantal harer donateurs en begunstigers uit
te breiden.
Deze vereeniging tracht het lot dier oud-gedien-
den, wier karig pensioen hen niet voor armoede
vrijwaart, door de algemeene liefdadigheid te
verzachten.
Voorzitter der afdeeling Middelburg is de heer
F. W. Hering, gep. adj. onderofficier; haar secre
taris de heer W. C. Gort, gep. sergeant.
Dat de vereeniging met eenig recht haar beroep
op de natie laat hooren, bewijzen de volgende
woorden harer circulaire.
„In tijden van gevaar, oproer, brand, waters
nood enz., bewijzen de militairen gewichtige
diensten aan de natie in het algemeen en aan de
burgerij in het bijzonderwelnude gelegenheid
is nu daar om te toonen, dat zij op hun ouden
dag niet aan zichzelven worden overgelaten, dat
hunne medeburgers hun vroegere daden op prijs
stellen en iets willen doen om hun kommerlijk lot
te verzachten, want hoewel het militair eergevoel
der oud-gedienden niet toelaat dit te openbaren,
heerseht er onder velen armoede, ja schier gebrek."
©oes, 3 November. In de heden avond ge
houden vergadering van de ambachtsschool werd
na vastsstelling van de rekening van het afge-
loopen dienstjaar en van de begrootiDg voor het
volgende, door het bestuur verslag over het jaar
1880/81 gedaan. Het kon weder constateeren, dat
de vereeniging steeds in bloeienden staat verkeert.
Aangezien er eene aanvrage om onderwijs in het
smeden is ingekomen, zullen maatregelen genomen
worden om ook dit handwerk te kunnen onder
wijzen. Tot leden van het bestuur werden
gekozen de heer W. de Beste, aftredend lid, en de
heer J. J. Ramondt.
Yergeke, 4 Nov. Onze gemeenteraad, die
tot dusver, even als in zoovele andere plattelands
gemeenten, in eene herberg vergaderde, heeft
gisteren, teneinde te voldoen aan de bekende
bepaling der drankwet, besloten een aan de ge
meente toebehoorend woonhuis, dat op 'toogenblik
verbouwd wordt, tevens tot gemeentehuis en
secretarie in te richten.
Bath, 3 Nov. De zelfregistreerende peilschaal
alhier is thans weêr geheel onbruikbaar. Ook heeft
het gebouwtje door den laatsten storm een ver
zakking ondergaan.
In het jaarverslag der vereeniging Het Ned.
Tooneel wordt over de aansluiting van het
te hulp kwam, om dien vreemden minnaar weg te
zenden en de laatste rimpels van Beppo's voor
hoofd te doen verdwijnen.
In een klein winkeltje bij die mooie kastanje-
laan, welke naar de promenade leidt, stelt de
rijke jongeling voor een nieuw geschenk voor
Tonietta te koopen in plaats van het gebroken
beeldje. Het zou maar vijf frank geweest zijn
die hij uitgaf, voor een prullig ornament en het
waren slechts onechte juweelen, iets afschuwe
lijks voor een boerinnetje. Dus om die reden
of om een betere, nam het strijksterje deze
gelegenheid waar om van hem af te komen.
„Dank u duizendmaal, signor Giovanni,"
zegt zij, „maar geschenken kan ik niet van u
aannemen, dat zult gij wel begrijpenen nu
wensch ik u goeden dag, want ik heb met dit
jonge mensch al lang geleden afgesproken om bij
een van mijn tantes te gaan eten." Dit was wel
niet precies waar, maar wat doet er dat toe? De
bedoeling was goed. En de winkelier neemt af
scheid. Tonietta lachte vriendelijk, als
altijd, daar zij eenragazza fina, een be
schaafd meisje was en geen lompe boerin. Het
knappe gelaat van Beppo helderde voor den
heelen middag op.
Morgen moet Tonietta weer aan het strijken en
eeu hoogroode kleur krijgen over hare overhem
den, tafelkleeden, rokken, japonnen en sluiers,
maar van daag i» het II Presepio en kan zij doen
wat zij wil. Zij wandelen door de straten, kib
belen en praten met levendig gebarenspel. Beppo
is beurtelings boos en feeder. Zij slenteren in de
tuinen van den Scoglietto bij den vuurtoren,
waar de geheels stad voor hen uitgespreid ligt;
Rotterdamsch tooneelgezelschap het volgende
gezegd
„Toen de mare tot ons kwam, dat het te
Rotterdam gevestigd tooneelgezelschap eene ont
binding Dabij was en gevaar liep zich te verspreiden,
achtten wij, die het beheer meenen nit te maken
eener niet locale, maar Nederlandsche vereeniging,
ons geroepen een poging aan te wenden om
verspreiding en versnippering van krachten te voor
komen. Wij traden met de directie in overleg,
ondervonden van haar en van de meeBte artisten
medewerking, waarvan het engageeren van het
meerendeel der zoo gunstig bekende Rotterdamsohe
artisten en de oprichting eener nieuwe afdeeling
van onze vereeniging het gevolg was.
„Het beginsel, dat aan ons optreden ten grond
slag ligt, verklaart onze handelwijze voldoende.
Nieuwe krachten te doen ontstaan vermogen wij
natuurlijk niet; maar de bestaande te verbinden,
saam te voegen en saam te houden, dit vermogen
wij wel en achten wij een onzer eerste plichten.
Gij zult daarom met ons het niet-toetreden van
een der leiders van bedoeld gezelschap tot onze
afdeeling en het oprichten door hem van een
nieuw gezelschap betreuren. Niet om de mede
dinging welke ons wordt aangedaan. De aard en
de inrichting onzer vereeniging, welke geeneriei
materieel voordeel betoogt, sluiten voor ons alle
mededinging in den gewonen zin van bet woord
uit. Maar omdat daardoor de vereeniging van
de beste krachten onder éen leidend beginsel,
waarvan alleen een blijvende verheffing der
tooneelspeelkunst verwacht kan worden, weder
voor korteren of langeren tijd onmogelijk wordt
gemaakt."
Het stoomschip Stella der directe lijn Amster
dam—New-York, waarvoor tijdens de jongste
hevige stormen verontrustende geruchten geloo-
pen hebben, is Woensdag behouden te New-
York aangekomen. Alles was wel aan boord.
In een jaar als 1881, waarin de aardappelen
veel vocht hadden te verduren en nat gedolven
werden, zal men ze het best op de volgende wijze
tegen verrotten bewaren kunnen:
Vooreerst legge men op den bodem van den
kelder eene dunne laag gebluschte kalk en strooie
ook bij het uitstorten der aardappelen een weinig
kalk daartusschen. De noodige hoeveelheid kan
ieder wel bepalen. De uitdrogende eigenschappen
van kalk verhinderen vochtigheid en verrotting.
Zelfs als er eenige aangestoken aardappelen aan
wezig zijn, kan zich de ziekte niet aan andere
knollen mededeelen, omdat de kalk de woeker-
kerken, torens, koepels en paleizen liggen tot
zelfs tegen de berghellingen aande heerlijke
baai, met al die masten op den voorgrond van de
haven en al die witte zeilen op zeeZij klommen
naar het hoogste torentje, waar de groene heu
velen en de olijf- en pijnbosschen van het vasts-
land reeds weer te zien komen. En toen zij naar
beneden kwam gaf de tuinman Tonietta een
ruikertje Napolitaansche viooltjes om op haar
borst te steken, Om vier uren gingen zij eten
bij die tante, die Tonietta al zoo lang geleden tot
verontschuldiging gediend had en toen de dikke
soep en het gekookte rundvleesch genuttigd exk
de zure mon ferrato genuttigd was, toen er meDig
zoet woordje gefluisterd en menige rimpel glad
gestreken was, toen de zon opgehouden had
warmte te geven en de blauwe lucht donker was
geworden, klommen Beppo en Tonietta den heuvel
op naar het gele huis buiten de stadsiöuur en
onder het gaan legden zij voor de twintigste
maal hun twist bij.
„Het is waar, het was de schuld van dieh
slechtgemanierden jongen!" zegt Beppo, „maat
gij hadt u toch beter aan onze afspraak moeten
houden 1"
«Stil, stil!" zegt Tonietta aan zijn afin
hangende, „het was alleen de schuld van die
akelige Kapucijnerkerk, die moest geen twee
pleinen hebben om arme gelieven in de war jig
brengen
is i w m