EINDE. zij aan het dag. bestuur in overweging of eene aanbesteding van het onderhoud der wandelingen niet opnieuw, met hoop op goeden uitslag, zou kunnen worden beproefd. Het rapport der commissie van financiën behelst in hoofdzaak het volgende: By het onder de inkomsten uitgetrokken batig slot van de exploitatie der gasfabriek, werd op gemerkt, dat het batig saldo dezer fabriek, ge raamd op 6200, niet zeer hoog kon worden geacht, wanneer men in overweging nam, dat in de uitgaven (hoofdst. 8), de aflossing voor de ten behoeve der gasfabriek geleende gelden is begrepen en dat nog aanzienlijke bijdragen in de gemeentekas moeten terug vloeien, vóór dat de te verkrijgen batige saldo's der exploitatie als winsten voor de gemeente kunnen worden beschouwd. Het materieel en alles wat kapitaal vertegen woordigt vermindert toch jaarlijks in waarde en by de overname der fabriek is eene som van 20,000 bij den koopprijs gevoegd, als vergoeding van winstderving voor vervroegde overdracht der exploitatie. Ook deze som vertegenwoordigt, even als de kosten op den aankoop gevallen, geene ré'eele waarde. Tevens moest niet worden voorbygezien, dat terwyi de particuliere verbruikers gebaat zijn door den verminderden prijs van het gas (van 15 op 10 cent per M') en do gemeente voor gestichten, Boholen enz. daardoor mede voordeel geniet, daaren tegen voor de straatverlichting ook by deze begrooting 9000 wordt uitgetrokken, ofschoon de vroegere concessionarissen indertijd het aanbod deden, dat bedrag met ƒ2112 te verminderen. Vervolgens merkte men ook op, dat de adminis tratie der fabriek buitengewoon goedkoop werd gevoerd, daar toch een groot deel der belooning van twee ambtenaren door de gemeente weid betaald. Ook deze omstandigheid had haar invloed op het batig saldo der gasfabriek. By de hondenbelasting geraamd a ƒ1200, werd door een der leden opgemerkt, dat ia verhouding tot de opbrengst over 1880 a ƒ1065, deze post te hoog was begroot en gevoegeiyk met /200 kon worden verminderd. Onder do uitgaven vond de meerderheid der commissie de vernieuwing van den marmeren gang van het raadhuis nog geenszins dringend nood zakelijk en stelt zy voor, de daarvoor geraamde som van 1100, naar de onvoorziene uitgaven over te brengen. Met de voorgestelde verhooging der jaarwedde van den gemeente-bouwmeester en van den ge meenteopzichter kan de commissie zich ten voile vereenigen. Uitbaggering vest ƒ4000. Voor de meeste leden was deze post eene min der aangename verrassing. Wel is het hun bekend dat bij lagen waterstand er in sommige gedeelten der vest niet veel water overbiytt, doch zij zien daarin geen dringend bezwaar. Zy herinneren zich ook niet, dat deze aanzien- lyke uitgaaf, die nog maar een begin schijnt te zyn van een groot geheel, op vroegere staten van noodzakelijke werken voor het tegenwoordige of de toekomst is genoemd. In hoeverre het contract met den polder Wal cheren dit werk noodzakelyk kan maken, meenen zp thans te kunnen laten rusten, nu hun toch niets van een verzoek van het bestuur van dien polder omtrent deze aangelegenheid is bekend geworden. Alvorens dus te knnnen besluiten om dezen post op de begrooting te laten, zouden zij hieromtrent gaarne nader worden iugelicht en met de plannen in kennis gesteld. Zy opperen daarbij de bedenking of deze uit dieping niet in verband is te brengen met moge- ïyke dempingen, bij behandeling der zaak van rioleering gracht en achtergracht te overwegen. Het uitdiepen vóór de heal naast de noordbni- tenbrug, kan toch, wanneer dit niet uit het gewoon onderhoud te vinden is, geen uitgaaf van aanbe lang vorderen. In afwachting van nadere toelichting en plannen wenschen zy daarom dezen post voor memorie uit te trekken en de onvoorziene uitgaven met dit bedrag te verhoogen. dreefhet was de behoefte om, in een andere omgeving, een ander roensch te wordenden alle- daagschen, door zorgen en bezwaren bedrukten men8ch voor eenige uren af te leggen, eu my over te geven aan hetgeen het hart verheugt eu geheel voor het genot van het schoone te leven. Ala de duisternis viel, wanneer de bezigheden van den dag afgeloopen waren, ging ik daarheen om te lezen of te schrijven. Ik was er niet alleen. Wanneer ik van de schrijftafel opkeek naar „mijn vrouw," die door het zachte lamplicht beschenen, schijnbaar adem haalde, dan was het alsof zyeen levend wezen was, dat op mijne vragen het hoofd schudde of mij toeknikte. Ik gaf mijzelven ant woord door haar, en toch scheen het alsof het niet mijne eigen gedachten waren, daar ik mij zeiven onbewust noodzaakte om objectief, als een derde te denken. Zoo is zij mijn vriendin geworden. „Ja, ja, dat klinkt alles heel verstandig, maar gij zijt er toch steads als eeu verliefde heengeslopen en hebt uwe bezoeken immer in het geheim afgelegd." „Dat was alleen Beton die er dien geheim- zinnigen sluier over geweven hadwat ging het hem aan, waar en boe ik mijne avonden door bracht Ik beken dat ik „mijn vrouw" geheel voor my alleen wilde houden. Waarom moesten anderen haar bewonderen en beoordeelen Dan zou zij voor mij haar bekoorlijkheid verloren hebben en vooral gunde ik Beton niet het voor recht ven haar te zien, dan zou haar schoon heid voor mij ontheiligd geweest zijn." „Wat zal hem nu de nieuwsgierigheid plagen om in de kiosk te dringen," zei Elson lachend, „hij gelooft zoo stellig aan het Jodinnetje." „Die oude, dwaze grap! Maar spreek my niet van Beton," vervolgde hij met een afwerend handgebaar, „ik kan het denkbeeld niet van mij ftfzetten dat bjj de oorzaak is geweest van het Tegen de voorgestelde verhooging met 200 der jaarwedde van mej. Gerth van Wijck heeft de commissie geene bedenkingen. Niet recht duidelijk was het der commissie, wat in de memorie van toelichting werd aangevoerd ten opzichte der mogelijkheid om de verbouwing van school E, uit de door het niet-openen van school B (in 1882) vrijvallende gelden, grooten- deels te bekostigen. Op de begrooting voor 1882 worden toch de uitgaven voor jaarwedden van personeel aan school B voor memorie uitgetrok ken en kan dus hierop bezwaarlijk iets vry vallen. Ten laatste meent de commissie er nog op te moeten wijzen dat zoo door de overbrenging der 1100 voor den marmeren gang en der 4000, voor de uitbaggering der vest geraamd, naar onvoorziene uitgaven, dit artikel wel betrekkelijk aanzienlijk werd verhoogd, evenwel met het oog op de onderscheidene posten op deze begiooting voor memorie uitgetrokken, die zeer waar schijnlijk in den loop van 1882 tot uitgaven zullen aanleiding geven, de post voor onvoorziene uitgaven zelfs eerder nog versterkt dan verminderd diende te worden. Naar aanleiding van de opmerking der finan- cieele commissie dat het batig slot der gasfabriek niet zeer hoog geacht kon worden, zegt de gas- commissie in een aan burg. en weth. gericht en aan den raad overgelegd eehryven, dat het altijd van de meer of minder gespannen verwachting, die meu omtrent de resultaten eener industrieele onderneming koestert, afhangen zal of men een exploitatie-saldo hoog of laag acht. Daar de commissie geenerlei verwachting heeft opgewekt, veel min booge saldo 's heeft voorgespiegeld, acht zy het onnoodig hieromtrent in discussie te treden. Maar in eik geval acht zy dit ongeraden, nu de fabriek nog slechts ruim negen maanden heeft gewerkt en de resultaten voor het eerste jaar nog by lange niet bekend kunnen zyn. Alleen geeft de commissie te kennen, dat zij over de aanvankelijke resultaten niet ontevreden is, en dat zij gegronde redenen heeft om te verwachten dat die resultaten gunstiger znlJen zyn, dan zy bij het opmaken der begrooting voor 1881 ver wachtte. De rapporten der commissiën van financiën en van fabricage hebben aan burg. en weth. aanlei ding gegeven tot eenige beschouwingen en mede- deeiingen waaraan wij het volgende ontleenen. De opmerking onder de inkomsten gemaakt betreffende het batig saldo der gasfabriek, schynt, als meer by de begrooting der gasfabriek te huis behooreude, naar de meeuing van burg. en weth. met stilzwijgen voorbij gegaan te kunnen worden. De opmerking betreffende de hondenbelasting is juist. Burg. en wetb. hebben de door ben geraamde som met 200 verminderd. Met betrekking tot de uitgaven schynen de bedenkingen tegen de verhooging der jaarwedde van den gemeente-bouwmeester aan burg. en weth. voldoende wederlegd. Zy hebben hierbij alleen ie voegen, dat het hun niet bekend is dat die ambtenaar „voor particulieren wei ken uitvoert." Tegen den post van 1100 voor de vernieu wing der marmeren bevloering van den achtergang van het raadhuis, zyn door beide commissiën bedenkingen geopperd. Burg. en weth. waardeeren de verzekering der commissie van fabricage, dat zij een goedkooper voorstel tot verbetering gaarne in overweging zal nemen, doch zij vreezen, dat elke verbetering, die op dien naam aanspraak kan maken, vry aanzienlyke uitgaven zal vorderen. Een groot deel der tegenwoordige marmeren leien is gebroken, aan de randen erg beschadigd of heeft eene onoogelyke kleur gekregen. Het leggen van nieuwe leien in plaats van de gebro- kene zai het geheel, naar zy vreezen, een nog onoogelijker aanzien geven. Burg. en weth. achten het dan ook maar beter, om de voorgestelde vernieuwing, die zy noodig achtten om den gang, welke naar hun oordeel het schoone raadhuis ontsiert, eon by het geheel passend aanzien te geven, voor dit oogenblik van de begrooting weg te laten. Reeds sedert jaren hebben burg. en weth. het voorstel overwogen, om de gescheurde klok door eeue nieuwe te doeu vervangen. Zij meenden plotseling verdwijnen van miss Alice. Heeft mynheer Swean u nooit eenige opheldering daar over gegeven?" „Neen, toen ik er naar wilde vragen viel hij my eensklaps in de rede, zoodat ik er niet verder op durfde aandringen." Het was de eerste maal sedert haar verdwynen van Cyprus dat Elson den naam van het jonge meisje over de lippen van zijn vriend hoorde komen. Hy merkte dat Richard er zeer aangedaan by was, doch hy zag hem daarby zoo bedaard aan, als verwonderde het hem slechts, hetgeen hy zeide eerst nu te vernemen. Hij bleef met kleine stappen door de kamer loopen en wreef zich toen grinnekend in de handen, als had hij de oplossing van een moeiiyk vraagstuk gevonden. Den volgenden morgen was Elson terstond na het tweede ontbyt uitgegaan en na een poos keerde hy terug in een rijtuig met een jonge dame, in wie men gemakkelijk miss Alice herkende. Zy was iu dien tusschentyd weinig veranderd, slechts in hare oogen lag een weemoedige uit drukking, die haar echter nog schooner en inte ressanter maakte. „Het zal u voorzeker niet berouwen dat gij medegekomen zijt," zei Elson tot haar, toen hy haar de trap opgeleidde, „dat wat ik u te vertoonen heb is wel de moeite waard." „Maar," vroeg Alice ongeduldig, „is het waarlijk niets van hetgeen ik reeds geraden heb „Geduld maar, geduld, gij zult het wel zien Dit zeggende had hy de deur geopend die de trap van zyn woning scheidde, hij ging haar voor, opende een deur en bracht Alice in een flauw verlicht, met groene planten versierd kabinet. Te midden van het groen stond een marmer vrouwenbeeld, levensgroot. Het slanke, kunstig bewerkte lijf was eenigszins naar achteren ge bogen, de armen waren op den rug gebonden, het fraaie hoofd, met een treffende uitdrukking echter, dat eene uitgave van 300 voor dit doel wel wat bezwarend was. De bespeling vau het carrillon schynt trouwens door den toestand dier klok niet zeer bemoeielykt te worden. Nu deze verbetering echter bij de commissie van fabricage algemeen bijval vindt, hebben burg. en weth. daarvoor een post van 300 op de begrooting gebracht. De opmerking omtrent het wenschelijke om de houten trap bij de Koepoort door een steenen te vervangen, heeft tot verhooging van den daarvoor uitgetrokken post tot 200 geleid. De wenk omtrent de wyze van bedekking der bruggen, zal tot een desbetreffend onderzoek aanleiding geven. Met het oog op hetgeen is gezegd met betrek king tot het onderhoud van wegen enz., wijzen burg. en wetb. erop dat de onderhoudsplichtigen van de wegen buiten de kom der gemeente, even als anderen, by voorkomende gelegenheden het puin, van gemeentewerken afkomstig, gratis kunnen weghalen. Van die bevoegdheid wordt echter slechts zelden gebruik gemaakt. Naar aauleiding van de opmerking van de commissie van fabricage omtrent de beplanting \aa den Z. W. Havendyk is door burg. en weth. aan een tweeden deskundige opgedragen een advies uit te brengen. De commissieL van financiën heeft ernstige be denkingen geopperd tegen den post van 4000 voor üe uitbaggering der vest, waartegen by de commissie van tabricage geene bedenking bestond. Ook voor burg. en weth. was het eene onaange name verrassing, toen zy vernamen hoezeer do uitbaggering der vest dringend noodzakkelijk geworden was, te meer ornaat dit werk bij het opmaken van vroegere staten van noodige werken niet genoemd was. Uit de thans voor de leden ter visie gelegde voorstelling van den toestand der vest blykt hoe ver die toestand verschilt van dien, weiken een redelijke uitlegging van het met het polderbestuur van Walcheren gesloten contract schijnt mede to brengen. Om die reden vinden burg. en weth. geene vryheid, om, hoewel er nog geene bepaalde klacht door genoemd polderbe stuur is geuit, hunnerzijds na te laten wat gedaan moet worden, om in den gebrekkigen toestand verbetering aan te brengen. Tusschen de uitbaggering der vest en de dem ping of riooieering der Achter- en Heerengracht, bestaat, naar het oordeel van het dag. bestuur, geen bepaald verband. De uitbaggering kau stuksgewijze geschieden, daar waar zij het meest noodzakelyk blijkt te zyn. De in het midden der vest te baggeiengeul zou telken jare zoover uitgestrekt kunnen worden, als de middelen toelaten. Voortzetting der uitbag gering, hoe wenscbelijk ook, kan zonder schade gedurende eenigen tyd nagelaten worden, wanneer daarvoor on verhoopt geene gelden beschikbaar zijn. De veronderstelling alsof de bevloering van den gang der middelbare meisjesschool by meer zorg niet in zulken onbevredigenden toestand zou verkeeren, is niet juist, vermits bij de ver bouwing .gepaste middelen van voorzorg zyn genomen. De toestand van den gang was vóór de verbouwing niet bevredigender dan thans; in 1880 waren de herstelling en de vernieuwing, die thans voorgesteld worden, even wenschelyk. Zy werden toen echter alleen om fiaancieele redenen achterwege gelaten. Tot toelichting van hetgeen in de memorie van toelichting gezegd wordt, ten opzichte van de mogelijkheid om de verbouwing van de lokalen der voormalige wisselbank te bekostigen uit de geiden, die vry vallen omdat de school B in 1882 niet zal geopend worden, welk gezegde voor de commissie van fiuanciën niet recht duidelyk was, deelen burg. en weth. het volgende mede. Werd school B met 1 Jan. 1882 geopend, ge lijk indertyd gehoopt werd, dan zouden de kosten vau het onderwijs 5250 hooger en het be drag van de onvoorziene uitgaven 5250 lager geraamd moeten worden. Van het bedrag van 6426.054, door burg. en weth. voor hoofdst. X geraamd, kan vermoedeiyk eene som van f 5000 voor de bedoelde verbou wing bestemd worden. De kosten dezer verbouwing worden op 8000 geraamd, van welke na aftrek van 30 als om hulp smeekond ten hemel gericht. Het was een Proserpinadie alleen was blijven staan uit een groep, haar roof voorstellende. Alice beschouwde haar lang en zeis „Wat is dat schoon, waar hebt gij die gevonden Zy schynt te leven als men haar lang aanziet." „Dit kunstwerk is niet mijn eigendom," sprak Elson, „mijnheer Black heeft het zelf mede gebracht uit Cyprus en wil het aan het museum afstaan." Alice ontstelde bij het hooren van dien naam en zy vroeg angstig: „Is mynheer Black in Londen? Zorg dan dat ik hem niet ontmoet." Elson zag haar lachend aan. „Dat is iiu zyn vrouw" „Hoe weet gij dat?" „Hm, ik gis slechts. Dus heeft Beton er u wezenlyk van verteld? Zij schudde het hoofd en hij ging voort: „Of waart gij wellicht getuige van eeu gesprek, dat ik den avond vóór nw vertrok met hem in den tuin heb gehad?" „Ik wilde niet luisteren, maar ik hoorde het toevallig en terstond was mijn besluit ge nomen om het eiland zoo spoedig mogelijk te verlaten, daar het verblijf mij al te pijnlijk was geworden." „Maar wanneer ik u thans zegDit hier is „zijn vrouw" en er is nooit een andere in de kiosk geweest." „En het Jodinnetje dan vroeg Alice in groote spanning. „Dat Jodinnetje is wel is waar door den heer Black uit Nicosia verwijderd, maar hij heeft haar slechts bij hare bloedverwanten gebracht* Zy heeft de hoeve nooit gezienmaar deze Pro serpina had hij van die reis medegebracht en in de kiosk geplaatst." f 5600 voor rekening der gemeente blijven. De verbouwing kan derhalve grootendeels bekostigd wordeu uit de gelden, die, werd de school B met 1 Jan. 1882 geopend, voor het personeel dezer school noodig zonden zyn. Ten slotte wordt vermeld dat burg. en weth. met de comm. van fabricage van oordeel zyn, dat alle daarvoor vatbare werken bij openbare aanbesteding behooren te worden uitgevoerd. Alleen bij het beantwoorden der vraag welke werken daarvoor vatbaar zijn, zou verschil van gevoelen kunnen bestaan. Wat de wijze van onderhond der wandelingen betreft, zullen burg. en weth. gaarne in het volgende jaar by vernieu wing onderzoeken, ol die wijze de meest gewenschte en voordeelige is. Eindeiyk deelen burg. en weth. mede dat zij de volgende wijzigingen in de begrooting voor stellen. Inkomsten. a. Hoofdst. I, batig slot rekening 1879; te verminderen met 0.004. b. Hoofdst. II, art. 5, opbrengst van grasver- pachtingon: te verhoogen met f 72, wegens ver pachting van den berm langs den nieuwen Ylis- singschen ryweg. 0. Hoofdst. Ill, afd. V, art. 1, hondenbelasting te verminderen met f 200. d. Hoofdst. Ill, afd. V, een (nieuw) art. 2 op te nemen: vergunningsrechten, bedoeld in art. 6 der wet van 28 Juni 1881 St.blno. 97) memorie. e. Hoofdst. IV, afd. II, een (nieuw) art. 9 op te nemenaandeel van belanghebbenden in de kosten der herschatting van de huurwaarden, bedoeld in art. 6 der wet van 28 Juni 1881 (St,-bl. no. 97) memorie. (Bij de onzekerheid omtrent het bedrag van deze ontvangsten, zijn de posten d en e voorloopig voor memorie uitgetrokken). Uitgaven. f. Hoofdst. I, afd. Ill, art. 1. Pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden: te verhoogeu met 86 67, wachtgeld E. Colijn. g. Hoofdst. I, afd. III, art. 2. Wachtgeld als bovente verhoogen met 300, wachtgeld A. J. de Lange. h. Hoofdst. I, afd. III, art. 3. Toelagen aan gemeente-ambtenaren en bediendente verminderen met f 100, tengevolge van het overlijden van A. de Hooge. 1. Hoofdst. II, afd. I, een (nieuw) art. 5 op te nemenbelooning der schatters en herschatters van de huurwaarden, bedoeld in art. 6 der wet van 28 Juni 1881 (St.ll. no. 97) memorie, (om de by d en e opgegeven reden voor memorie uitgetrokken). Te. Hoofdst. Ill, afd. II, art. 1, te verminde ren met 1100, en te verhoogen met ƒ300, voor de vernieuwing eener gescheurde klok. I. Hoofdst. Ill, afd. II, art. 3, te verhoogen met 35. m. Hoofdst. VII, afd. I, art. 2, te vermindereu met f 60. n. Hoofdst. VII, afd. Ill, art. 1, te verhoogen met f 1C0. Op advies vau de commissie van toezicht op de scholen van L. O., stellen burg. eu weth. voor, de jaarwedden van de onderwyzers Holthuijzen en Termya met 50 te verhoogen. 0. Hoofdst. X, te verhoogen met ƒ310.324. De ontvangsten en uitgaven bedragen tenge volge dezer wyzigingen f 258,533.464- „Maar waarom heeft Beton dit alles dan gezegd en waarom hebt gij hem niet tegen gesproken f" „Men had Beton voor den grap in dien waan gelaten; hy wist niet beter en schepte er misschien ook behagen in om mij nit te hooren en toen hy zag dat ik hem niet kon inlichten, wilde hij mij dien roman op den mouw spelden." Alice hield de hand voor de oogen en weende in stilte. Zij merkte niet dat Elson het vertrek verlaten had en dat Richard binnen gekomen was. Toen deze dicht in haar nabyheid, zacht haar naam noemde slaakte zij een kreet van schrik hy sloot haar in >yne armen en zy hing snikkend aan zijn hals. „Alice," sprak hij, „zie hier „mijn vrouw." Als zij kon spreken zou zij u vertellen hoe Teel lief en leed om uwentwil ik haar toevertrouwd heb. Vriend Elson meent dat ik haar meer be mind heb dan een mensch een stuk steen mag liefhebben; maar was zy dan niet het eenige wezen, waaraan ik alles zeggen kon? Vóór nw komst op het eiland was ik zoo alleen geweest en nadat gij my ontvloden waart, was het dubbel erg. Ja er zijn doornen tussohen ons gegroeid „Maar over de zee hebben wij elkaar terug gevonden," viel Alice hem nu gelukkig lachend iu de rede. „Gy moogt „uw vrouw" echter niet weggeven, die moeten wjj behouden; maar vreugde en leed moet gij voortaan alleen aan my toever trouwen, anders wordt ik jaloersch van Pro serpina." „Wees niet bang, lieveling," zei Richard en vatte hare beide handen. „Het duurt niet lang meer of gij zijt, in het volle, bloeiende leven, wat eens deze levenlooze steen in het geheim voor den eenzame geweest iszyn vrouw gedrukt bij de gebroeders abrahams te middelburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 6