MIDDELBURGSCHE COURANT BETVOEOSBL Donderdag 27 October 1881. N3. 253. Provinciale staten van Zeeland. FEUILLETON. ZIJN VROUW, Novelle van Marie van Redwitz. Gemeenteraad van Middelburg. r VAN DE VAN Behalve de onderwerpen die wij reeds in een vorig nommer noemden, zal in de najaarsverga dering der staten van Zeeland nog een voorstel behandeld worden tot wijziging van enkele bepalingen van het in Mei vastgestelde reglement op de tramwegen in Zeeland. De wijzigingen zijn noodzakelijk om tegemoet te komen aan de bezwaren van den minister van waterstaat, die het reglement aan den koning ter goedkeuring moet voordragen. Het voornaamste punt waarover verschil van gevoelen bestond, was het beginsel, bij art. 2 van het reglement vastgesteld. De staten namen dit artikel in dezen vorm aan „De van gedeputeerde staten verkregen vergunning (om spoorstaven voor tramwegen te leggen) geeft hem aan wien zij verleend is, de bevoegdheid om, onafhan kelijk van de toestemming des be heerders, in ot op de wegen in de vergunning genoemd, de in art. 1 bedoelde spoorstaven te leggen." Het doel der door ons gespatieerde woorden was, blijkens de toelichting van gedeputeerde staten, te voorkomen dat de beheerder van een zeker gedeelte van een weg het tot stand komen eener tram verbinding tusschen twee plaat sen zou kunnen verhinderen, ob de nattige strek king der bepaling springt in het oog. Doch de staten mogen niet alle nuttige bepalingen maken zij moeten binnen hunne bevoegdheid blijven. Gedeputeerde staten achtten echter de staten, zoo lang de rijkswetgever geene wet op de tramwe gen heeft gemaakt, tot het vaststellen van dit voorschrift bevoegd, wegens het grondwettig toezicht der staten op de wegen, én wijl bevor dering der middelen van gemeenschap een pro vinciaal belang is (art. 140 prov. wet). Ter bevordering van dit belang wilden zij evenmin de vergunning tot aanleg afhankelijk maken van de bemoeilijking van eiken wegsbeheerder, als zij dezen de vrijheid wilden laten om aan tramweg ondernemers naar zijn eigen inzicht den aanleg te vergunnen. De minister was met die aldus op zijde gezetten wegsbeheerders begaan en meende dat „aan de publiek- en privaatrechtelijke beheerders en eigenaars van wegen en bermen door het geven van vergunning om daarover tramwegen aan te leggen, onafhankelijk van hunne toestem ming, zelfs tegen hunnen wil, hun wettig recht van beschikking over de wegen en bermen wordt ontnomen." Blijkens de overwegingen van de besluiten, waarbjj de koninklijke goedkeuring werd ontbonden aan de tramweg-reglementen van Groningen en Zuid-Holland, is de regeering van oordeel, „dat aan de ondernemers der tram wegen moet worden overgelaten om de hun toegestane uitvoering van werken mogelijk te maken en de tegenspraak van een iegelijk te overwinnen, zoo noodig door inroeping der tus- schenkomst van den burgerlijken rechter." Gedeputeerde stateu maakten in hun antwoord 6 De weg naar de stad was donker en werd stilzwijgend afgelegd. Richard richtte nu en dan een vraag tot Alice, die zij kalm beantwoordde. Bij het afscheid nemen kuste hij haar de hand. „Tot weerziens 1 Tot morgen 1" zei hij zacht. „Morgen," herhaalde zij, „morgen, wellicht, maar beloof mij, dat gij mij niet eerder op zoekt dan wanneer ik zelf naar u vraag, slechts deze éene keer nog mijn zin?" zei zij smeekend, toen hij ontevreden scheen. Richard knikte. Hij zag nog lang terug naar het huis, dat thans zijn dierbaarsten schat bevatte. Toen hij zag dat de kamers verlicht werden hoopte hy nog éénmaal de gestalte van Alice te aanschouwenmaar er gleden niets dan schaduwen langs de vensters en er bewoog zich geen hand om hem vaarwel te zeggen. Beton werd ongeduldig over het lang zame rijden van Richard en zette zijn paard aan. Zjj spraken beide weinig. Riohard sloot bij oogenblikken de oogen om, door geen indrukken van buiten gestoord, het beeld dat zijn geheele wezen vervulde nog eens voor zijn geest te halen. „Mij dunkt gÖ droomt nu reeds zei Beton, „goeden naoht I" H^ wendde zijn paard om en verdween nog voordat Bichard een antwoord kon vinden. eene noodzakelijke scheiding in het samen gestelde en niet zeer klare begrip, door den mi nister aangeduid in de uitdrukking „publiek- en privaatrechtelijke beheerders en eigenaars van wegen en bermen." Zij wezen erop dat het aan gevallen artikel volstrekt niet grijpt in de burger lijke rechten van den eigenaar van ondergrond of berm en hem geen enkel rechtsmiddel tot verde diging van zijn eigendomsrecht tracht te ontnemen. Het artikel spreekt alleen van den beheerder, die eene enkel publiekrechtelijke functie uitoefent en wiens beschikking over den weg reeds is beperkt door de bestemming van dezen voor den openbaren dienst. De staatsrechtelijke bevoegdheid van den wegsbeheerder is vatbaar voor verdere beperking door den wetgever op het stuk van wegen, en, wat daartegen ook in theorie moge zijn aan gevoerd, in de practijk zijn de provinciale staten in deze materie wetgever, hunne bevoegdheid afleidende uit de bepaling der grondwet, welke hun het toezicht op de wegen opdraagt. Door het vaststellen van de door den minister afgekeurde bepaling waken de staten ertegen dat de wegsbe heerder zonder voldoenden grond verhinderen zal dat de weg, na het leggen van rails voor open bare middelen van vervoer, meer nog dan vroeger aan zijne bestemming zal voldoen. De minister bleet in een volgenden brief zijn bezwaar volhouden, aanvoerende dat, naar ons staatsrecht, aan de gemeente- en waterschapsbe sturen een publiek recht van beschikking ot be heer over wegen toekomt, dat de Btaten niet kunnen voorbijgaan (hier waarschijnlijk gebruikt in den zin van schenden of beperken). Ook is de minister nog niet overtuigd dat het Zeeuwsche reglement, in tegenstelling van de niet goedge keurde regelingen voor Groningen en Zuid-Holland, den privaatrechtelijken toestand van den eigenaar ongeschonden iaat. Opnieuw wordt dit laatste betoogd in een lateren brief van gedeputeerde statenwaarin ook nog de stelling der onschendbaarheid van het recht van beheer der gemeente- en waterschaps besturen wordt bestreden met eene verwijzing naar da talrijke beperkingen van de publiekrech telijke bevoegdheid der beheerders van wegen, ia provinciale reglementen opgenomen. De minister bleef op zijn stuk staan en beweerde in een nieuwen brief dat eene vergunning tegen den wil van den beheerder niet is eene beperking in het recht van beheer, maar het ontnemen van dat reoht en van het recht van beschikking. Daar toe hebben, volgens hem, de staten niet de bevoegd heid. Echter verklaarde de minister zich bereid om eene commissie uit gedeputeerde staten te ontvangen, teneinde te onderzoeken of het bezwaar niet uit den weg te ruimen zon zijn. Het resul taat vinden wij in de voorgestelde veranderingen 'n het reglement. Gedeputeerde staten stellen voor om uit het tweede artikel te laten vervallen de woorden„on afhankelijk van de toestemming des beheerders en aan artikel zeven, waarin de raadpleging van belanghebbenden bij de vergunning wordt gere geld, toe te voegen: „De vergunning wordt niet verleend, ingeval beheerders van wegen, of zij die daartoe grond ontleeuen aan hun privaat recht, bij gedeputeerde stateu bezwaren hebben ingediend en deze niet zijn opgelost." Wij vermoeden dat dit woord „opgelost", bijna van gelijken zin als „verdwenen", zal moeten beteekenen: door de beheerders of eigenaars inge trokken, als zij, hetzij door overreding, hetzij door toegeven van de andere zijde, tot de over tuiging gebracht zijn, dat hun belang of plicht Richard bracht den volgenden dag in groote onrust door. Htj verwachtte elk oogen blik een boodschap van Alice en dan dacht hg weer, dat zij wel zelve met haar vader zou komen. Hij wilde naar de stad rijden om brieven op de boot te brengeD, doch gelastte Mehmed dit te doen en studeerde lang met Elson iu de Phönicische spraakkunst, waaraan zij bezig waren, 's Avonds laat wilde hij nog naar de kiosk gaan; doch keerde halverwege om en ging weer in huis. Hg nam plaats voor zijn schrijftafel, opende lang zaam een lade en nam er een blad papier uit. Het was dat met de Grieksche verzen. Na een poos legde hij er den gedroogden jasmijntak weer in en liep langzaam de kamer op en neder. Den volgenden morgen was hij reeds vroeg gereed om naar Larnaka te gaan; want hij maakte zich diets dat zijn belotte slechts voor éen dag gold en heden had hg geen rust voordat hij Alice gezien had. Eerst toen hg te paard zat merkte hij dat het nog veel te vroeg was om d.e vrienden te bezoeken. Hij maakte dus nog een omweg en dwong, ondanks de koortsachtige ge jaagdheid die zich van hem meester gemaakt h*l, zQn paard tot stappen. Zoodra hij het huis bereikte vloog hij de trap op en vond tot zgn groote verbazing alle deuren open. Een der Grieksche dienstmeisjes was bezig om de kamers op te mimen en toen zij Richard gewaar werd staakte zg haar werk en nam een brief van de tafel. „Hot is goed dat gij komt, mynheer, ik wilde juist een bode naar u toezenden, met dezen brief," zei zg. Richard greep naar het papier. „Is mijnheer Swean reeds zoo vroeg uitge gaan vroeg hij en zag verschrikt rond in de leege kamers. niet meer strijdt tegen het verleenen der vergun ning. Is dit de ware zin der beeldspraak, dan blijft voor onwillige eigenaars of beheerders van een klein stuk wegs de gelegenheid open om den aanleg eener uitgebreide tramverbinding te ver hinderen en dan schynt aan den minister van waterstaat de wenschelijkheid zich op te dringen om aan den volgens hem bevoegden rijkswetgever eene algemeene wet voor te dragen, waardoor zulk een misstand zal worden voorkomen. Misschien echter moeten wij gedeputeerde staten houden voor de handelende personen in dit op lossingsproces, en zijn zij het die aan de bezwaren de cohaesie ontnemen en ze in het algemeen belang der vergunning doen opgaan, zoodat men ze niet meer bespeurt. Dan zou aan den zin van het reglement zeer weinig zijn veranderd, wijl dan de beslissing blijft aan de gedeputeerde staten, behoudens beroep op den koning, dat den wegsbeheerder zoowel volgens het oorspronkeiyk reglement, als volgens de nu voorgestelde wijziging toekomt. Volkomen duideiyk is het woord „opgelost" in dit verband niet. Naar alle waarschijnlijkheid zal dus iu deze najaarszitting der staten een reglement op de tramwegen gereed komen, dat 'skonings goed keuring zal kunnen erlangen. Nu de wegen zelve nog. Aan het rapport der commissie van fabricage omtrent de gemeentebegrooting voor 1882 is het volgende ontleend. De posten van ontvang hebben geene beden kingen ontmoet. Bij de uitgaven kon een lid zich met de door burg. en weth. voorgedragen verhoogde jaarwedde vau den bouwmeester niet vereenigen, en was van meening dat de vergelijking met den directeur der gasfabriek in het geheel niet opging; terwijl toch het welslagen dier onderneming voor een groot deel van de technische bekwaamheden van dien directeur afhing, was zulks niet in die mate het geval bij den bouwmeester, zooals gebleken was bq de benoeming van den tegenwoordigen titularis, toen er zich eene ruime keuze van be kwame mannen, op de tegenwoordige jaarwedde van 1600 voordeed. Of de werkzaamheden van den bouwmeester van zulk een buitengewonen omvang zijn, meende dat lid mede te mogen betwijfelen, daar, zoo hij zich niet vergist, dien ambtenaar nog de noodige tijd overbhjft om werken voor partienlieren uit te voeren. De andere leden vereenigden zich met het voorstel van burg. en weth., om de redenen in de memorie van toelichting vermeld. Wanneer toch de verbouwingen aan de gasfabriek zullen zgn afgeloopen, zal de werkkring van den gas- directeur zeker van minder omvang zgn dan die van den bouwmeester, welke laatste over alle zaken het bouwen in de gemeente betreffende, moet worden geraadpleegd. Ook mag Diet voorbij worden gezien dat d8 tegenwoordige titularis eene inkomst van f 150 heeft moeten missen als toelaag van het bestuur der godshuizen, welke steeds door zijn voorganger werd genoten. Tegen de verhooging der jaarwedde van den opzichter bestonden geen bezwarenéen lid moest echter blijven waarschuwen tegen uitbreiding van het opzichters-personeel, daar in werkelykheid tooh nog twee opzichters by de gemeente-fabricage werkzaam waren. Hiertegen werd aangevoerd dat een der opzichters slechts eene tgdelijke aanstelling - „Wist gij dan niet dat hij gisteren met de boot vertrokken is Bevend brak hij thans den brief open; de letters dansten hem voor de oogen. Hij bedekte ze een oogenblik met de hand en las toen de korte, hartelijke afscheidswoorden van den heer Swean, over wiens plotseling verdwijnen hem de inhoud echter volstrekt geen opheldering gaf. Toen de kleine Griekin Richard zoo strak vóór zioh zag kijken legde zij de kleedjes, die zij juist wilde uitkloppen, ter zijde en streek met de hand over haar glanzig zwart haar. „De oude heer wilde niet vertrekken," zei zy, „maar de juffrouw stond erop en mijnheer schgut altijd te doen wat de dame wil. Toen zy zoo erg schreide, sprak hy haar ook niet meer tegen en de juffrouw pakte gauw de koffers. Zy wilde niet dat iemand van ons haar naar de boot bracht. Zij had roode oogen van het sohreien. Eergisteren avond toen zg thuis kwam lagen er een heele boel brieven voor haar. Daar heeft zeker slechte tijding in gestaan, want ik hoorde haar dadelijk druk met deu ouden heer praten." Richard had haar aandachtig aangehoord en was toen naar de tafel gegaan. Daar stond nog een ruiker uit den tuin van Beton en daarnaast lagen een paar verwelkte roode bloemen, die hij vcor haar in het dal bg de waarzegster geplukt had. Hg had die opgenomen, doch legde ze weêrneêr, verliet het huis zonder een woord te zeggen en reed laDgzaam met een grooten omweg naar zijn hoeve toe. Herfst en winter waren sedert verloopen. Richard had na het vertrek van Elson een stillen tijd. doorgebracht. Beton was bijna altijd had en na afloop van de verbouwingen, noodig ter uitvoering van de wet op het lager onderis, wellicht wel gemist zou kunnen worden. Bij de bespreking van het onderhoud van openbare gebouwen enz. kon de commissie zich niet vereenigen met de uitgetrokken som van f 1100 voor het vernieuwen van de marmeren bevloering in den achtergang van het raadhnis, als niet noodzakelijk genoeg om, met het oog op de vry hooge lasten welke alhier moeten worden opgebracht, nu reeds daartoe over te gaan. Gaarne zal zij, indien burg. en weth. een goedkooper voorstel tot verbetering willen doen, dat in over- wegiug nemen. Voorts gat een lid zijn leedwezen te kennen dat, niettegenstaande de gemeente zich groote offers getroost, op deze begrooting f 1250, voor de zeer noodige herstellingen aan den Abdijtoren, zich in dien toren nog eene klok bevindt, welke gescheurd blgkt te zijn. Zijn zijne informatiën juist, zou die klok voor eene som van ƒ300 door eene nieuwe te vervangen zgn. Mochten burg. en weth. daartoe een voorstel willen doen, zou hg daar gaarne zijne stem aan geven, welk denkbeeld bij de andere leden geen tegenspraak vond. Onder dit hoofdstuk is begrepen f 165 voor het vernieuwen van een houten trap aan de Koe poort; de commissie adviseert die herstelling in steen te doen plaats hebben. Bg de verdere behandeling gaf een lid aan burg. en weth. in overweging een onderzoek in te stellen of de tegenwoordige bedekking der bruggen met strooken niet duurder is dan eene met gecreoso- teerde greenhouten blokjes, zooals op de ryksbrug bij het station alhier wordt aangebracht. Dat lid acht deze laatste wgze van bedekking veel duur zamer en daardoor ook wellicht goedkooper. Bg onderhoud van wegen en voetpaden, zou een lid zeer gaarne zien, dat eene post op de begrooticg werd gebracht voor verbetering van wegen, bniten de kom der gemeente liggende en belanghebbenden bij dat onderhoud, door hea zooveel mogelgk iu de gelegenheid te stellen gratis puin weg te hak n> tot die verbetering te doen medewerken. By de beplanting Z. W. dyk der oude haven achter de begraatplaats, acht de commissie het niet overbodig, ofschoon niets willende tekort doen aan de geschiktheid van dea opzichter G. Wisse, over die aanplanting nog een ander be kwaam planter te raadplegen; terwgl zij bij uitbaggering der vest, het wenscbelijk zou achten, in de voorwaarden van aanbesteding te bepalen, dat de aannemer de vrye beschikking over de uitgebaggerde specie behoudt, welke bepaling na genoeg zeker tot besparing van kosten zal leiden. Met betrekking tot de kosten ten behoeve van het onderwijs enz., kan de commissie, ofschoon de opgenomen herstellingen aan de middelbare meisjesschool, tot een bedrag ven f 285 haar voor geen uitstel vatbaar voorkomen, het tooh niet goedkeuren, dat nu reeds, korten tgd na de verbouwing van dat lokaal, daarvoor opnieuw vrij belangryke sommen werden aangevraagd. Niettegenstaande werd opgemerkt dat van de bestaande gebouwen alleen de bovenverdieping was in orde gebracht, kwam de veronderstelling toch niet al te gewaagd voor, dat by wat meer zorg by de verbouwing, de bevloering in den gang niet in zulk een onbevredigenden toestand zoude verkeeren. Als algemeene opmerking bij haar rapport spreekt de commissie als haar eenparig gevoelen de wenschelijkheid uit, dat alle werkzaamheden welke daarvoor vatbaar zgn, bij openbare aanbe steding behooren te worden uitgevoerd, en geeft afwezig en das wijdde hij zich meer dan ooit aan zyn studies en zijn werk. In het voorjaar echter, toen de heete zon den groenen dos van Cyprus reeds begon te verzengen, gaf hij gehoor aan een uitnoodiging van Elson, om gedurende de zomer maanden in Engeland te komen logeeren. Zoo kwam het dat hg te Londen iu de studeer kamer van Elson zat en zij samen spraken over hun werk en de resultaten van hunne gemeen- sehappelgke nasporingen op Cyprus. „Is u het afscheid van de hoeve niet zeer hard gevallen vroeg Elson. „Zeker," zei Richard met een weemoedigen glimlach, „maar ik liet niets achter, wat ik niet gerust kon verlaten. Mehmet zorgt voor het huis en buiten op het veld gaat alles geregeld zgn gang." „Maar uw vrouw?" vroeg Elson plagend. „Die heb ik meêgebraoht," antwoordde Richard en bloosde. Elson schudde lacheud het hoofd. „Dan zal ik boven wel een kamer voor haar mogen inruimen, opdat gij u goed thuis by mij voelt." „Neen ik heb besloten haar aan het museum af te staan." „Bravo mijn vriend," riep Elson en klopte hem op den schouder, „dat is nu eens een verstandig denkbeeld. Die geschiedenis was te onnatuuriyk hier onder de menechen zult gfl die bedevaarten naar de kiosk wel te boven komen. Slechts in de eenzaamheid kan men zoo ziekelgk met een steenen liefje dweepen en het met jaloezie bewaken." „Dat gij mg daarin nooit begrepen hebt 1", zei Richard bedaard. „Het was niet de liefde voor het beeld die my eiken avond naar de kiosk

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 5