No. 242. 124e Jaargang? 1881. ik H «I «hS 14 October. Vrijdag Eet model van Ralph Cameron, Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor bet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité 0. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich ems. Middelburg, 13 October. Statistisch Mengelwerk. H. A. DUFF. 1.60 MIDDELBURGSCHE COURANT. Het Staatkundig en Staathuishoudkundig jaar- hoekje over 1881 bevat in zijn Mengelwerk eenige bijdragen van soeiaal-economischen aarddie in ruimer kring bekendheid verdienen, In de eerste plaats ontleent de heer P. N. Muller aan Engelscbe bronnen eene beschouwing over de mededinging, waarmede de Amerikaansche landbouw dien in Europa bedreigt. Volgens de meest zwartgallige opmerkers zou die mededinging op niet veel minder dan de vernietiging van den Europeeschen landbouw uitloopen en den grond in de Oude Wereld zoo goed als waardeloos maken. Bij kalmer beschouwing blijkt die vrees echter grootendeels hersenschimmig. De tegen woordige toestand in Amerika is geheel excepti oneel. Het land is nog weinig bevolkt; rijke gronden zijn er dus voor weinig geld te krijger. Een weinig oppervlakkig omwoelen van de boven korst geeft, op de plaatsen waar het onkruid niet de overhand krijgt, de sprinkhanen het gewas niet opeten of de prairie-branden het niet vernielen, ruime tarwe-oogsten, waarvan echter nu reeds een vijfde beschikbaar moet big ven voor vee-voerder. Amerika brengt thans in goede jaren 350 millioen bushels tarwe voort, dat is voedsel voor 70 millioen menschen, terwijl zijn bevolking 50 millioen groot is. Ongeveer een derde wordt dus uitgevoerd. Maar volgens de statistiek over de laatste 80 jaren zal de bevolking omstreeks het jaar 1900 tot minstens 100 millioen menschen gestegen zijn, zoodat de eigen behoefte dan verdubbeld zal zijn. Daarentegen zullen de gron den gaandeweg betere, dat is duurdere bewerking eischen, waardoor de lage prijzen, die de concur rentie met Europa gemakkelijk maken, zullen verdwijnen. Reeds nu zijn overal uitgeputte akkers te zien, die alleen bij bemesting en degelijke bewerking oogsten zullen geven, en Carey brandmerkt den tegenwoordigen grondroof met den naam vanuitvoer, niet van Amerikaan sche tarwe, maar van Amerikaansche akkers. Hoe groot de tarwe-uitvoer van Amerika moge zijn, zoo bedraagt ze toch nog maar een twaalfde gedeelte van hetgeen Europa in 't geheel ver bruikt. Dat Amerika de tarweschuur van Europa worden zou, daarvan kan dus nooit sprake zijn, want dan zou de Amerikaan het geheim moeten kennen om zijn bevolking niet te doen klimmen, zijn oogst te vervierdubbelen en bovendien nog de kosten van bet vervoer te doen dalen. •F-glTTTT .T .-HTQ-NT DOOK „Donna Julia is een trap opgegaan, regel recht naar den hemel regelrecht naar den hemel 1" sprak de oude man plechtig en verder wilde hij er geen woord over spreken. Er bestond blijkbaar een geheim aangaande Donna Jnlia en in de eerste dagen van zijn verblijf in het paleis Maldavone had Ralph Cameron beproefd om er achter te komen. In den laatsten tijd was hij echter zoo vervuld geweest met zijn werk, met zijn verlangen naar meer zonne schijn en een model in den maneschijn, dat hij er niet meer aan gedacht had. Somtijds evenwel deed hij zijn best om zich voor te stellen hoe het paleis er moest uitgezien hebben in de dagen van den ouden markies, toen in alle vensters lichten flikkerden en de paarden op het groote binnenplein stonden te trappelen; toen er op die groote trappen allerlei stemmen weerklonken, waar Donna Julia zelve, met lieve, zachte oogen uit deu hoogen, grijzen toren neerzag op het gewoel der wereld, Zijn groote winst moet de Enropeesehe landbouwer zoeken in betgeen dicht bij de plaats en spoedig na de productie verkocht kan worden. Daarin heeft hii geen mededinging van 't buitenland te dachten. Maar ook de gewone teelt van graan en vee zal winstgevend blijven, mits met kennis van zaken gedreven. Alleen tijdelijk zal Amerika daarin kwaad kunnen doen, maar buitengewone toestan den zijn nooit lang van duur en binnen weinige jaren zal dat ook hier het geval blijken te zijn- Laat elk landbouwer echter wat minder sleur- ziek zijn en niet ongeloovig het hoofd afwenden van elke nieuwe uitvinding, die besparing van arbeid en vermeerdering van opbrengst belooft. Daartoe moet de boer vrij zijn op den grond dien hij bebouwt en waaraan hij al zijn tijd, zijn geld, zijn kennis en zijn ervaring moet kunnen besteden. De schrijver vestigt hierbij vooral het oog op Engeland, waar zelfs de levende eigenaar, de groote lord, zijn land slechts als pand bezit voor de nog ongeborenen van later eeuwen. Onder die belemmering hebben 1688 lords en groote eigenaars 42 pet, bijna de helft, van den grond in bezit. Voegt men daarbij 2529 landheeren squiresvan welke sommigen een bezit hebben dat in andere landen reeds „groot" genoemd zou worden, dan is 54 pet. van den grond in handen van deze 4217 bezitters8 pet. is woest, of eigendom van de doode hand, zoodat voor de geheele overige bevolking slechts 38 pet. van den bodem van Engeland te bezitten blijft. „Dat zijn, zegt de schrijver, geheel andere hinderpalen voor een bloeienden landbouw dan tijdelijke groote oogsten van nieuwe gronden in verre landen." Gelukkig zal echter die zaak weldra onder de oogen van het parlement gebracht worden. „Beter dan ijdele angstkreten te laten hooren over hetgeen de vreemdeling dreigt te doen, is het nemen van maatregelen in eigenland, om den landbouwer in de gelegenheid te stellen zijn mees terschap te toonen tegenover eiken mededinger." Dit laatste is zeker ook van toepassing op Nederland. Eene volgende bijdrage van het Mengelwerk, is de opgave der bevolking van Nederland, in alle gemeenten alphabetisch gerangschikt, volgens de volkstelling op 31 December 1879. Deze lijst van cijfers kunnen wij, als reeds uit de Staals-Ct bekend, overslaan. De heer dr. A< van der Loeff Pz. geeft verder eene verzameling van zeer bar uitziende cijfer- staten, welke eene vrij interessante statistiek be vatten, namelijk die van de lengte der mannelijke bevolking, volgens de uitkomsten van de meting der lotelingen over de jaarreeksen 1863'71 en 1872'80. Neemt men deze uitkomsten als maat staf voor de lichamelijke ontwikkeling onzer lote- lingen, dan zijn ze niet van belang ontbloot. Er blijkt nit deze getallenreeksen dat in het Hij dacht hieraan dien avond toen hij het nauwe donkere Vicolo dei Greici door liep en de laan insloeg, die nog nauwer en duisterder was, daar zij aau het einde afgesloten werd door dat altijd donkere paleis Maldavone. Maar maar bedrogen hem zijne oogen, of speelde zijn verbeelding hem een poets Was de schilderij die hij slechts in zijn geest geschilderd had, voor zijne oogen levend geworden? Wat was dat voor een schitterend gebonw daar ginds? En waar was het donkere paleis gebleven, waarin zijn atelier gelegen was Uit elk venster blonk hem een licht tegen en op het plein stond ongeduldig een paard te trappelen. In de lange gangen weêrklonken voetstappen en stemmen Het was precies zooals hij het zich had voor gesteld, behalve behalve de lieve, zachte oogen, die boven nit den toren zouden neerzien. Maar van de plaats waar hij op flat oogenblik stond, kon hij slechts de helft van den toren zien. De oude Antonio vloog zijn woning uit en snelde hem te gemoet. „Goede tijding, goede tijding" riep hij, met een papier, dat hij in de hand hield, wuivende. „Goede tijding is mij van daag gedurende nw afwezigheid geworden. De markies Don Stefano is op het punt naar zijn paleis terug te keeren. Ik heb zoo even zijne bevelen ontvangen. Alle vertrekken moeten in oide gebracht worden. Het is mogelijk dat onze dierbare markies morgen geheele rijk gemeten zijn: van 1863—71 244.132, en van 187280 254.613 lotelingen. Daarvan waren: 1863 71 187280 beneden de maat25074 18108 1.55 tot 1.59 M34402 32217 1.60 1.69 125205 136868 1.70 M. en langer59451 67420 244132 254613 of op iedere honderd beneden de maat. 10.27 7.11 1.55 tot 1.59 M14.09 12.65 1.69 51.29 53.76 1.70 M. en langer 24.35 26.48 In de verschillende provinciën en gemeenten zijn de verhoudingen niet gelijk, maar in alle, zonder eene enkele uitzondering, beweegt de statistiek zich in dezelfde richting. Zoo had Limburg in het eerste, zoowel als in het volgende negental jaren, het geringste pereent van kereltjes beneden de maat, maar het daalde daarin toch nog van 5.95 tot 4.57 pet. Friesland spant in beide jarenreeksen de kroon met het cijfer van mannen boven de maat27.04, toenemende tot 30.28 pet. Zeeland neemt, wat de kleintjes betreft, een middenplaats in: 10.26 pet in 1863—71, dalende tot 6,83 in 1872'80, In de reuzen staat het echter standvastig onderaan: 19.86 in de eerste jarenreeks, r ij z e n d e tot 21.46 in de volgende, met welke cijfers het met Noord-Brabant ongeveer gelijk staat. Te Middelburg telde men eerst 15.58 pet be neden de maat, hetgeen is afgenomen tot 9.59 pet. Met de „bovenmatigen" staat onze stad weder onder aan alle grootere gemeenten, maar toch zijn ook zij hier ter stede vermeer derd van 13.16 tot 16 73 pet. In het geheele rijk en in iedere provincie is eene beweging waar te nemen in de richting van vermindering van het aantal kleine en toeneming van het cijfer der lange mannen. Deze beweging is zoo opmerkelijk standvastig, dat wij niet kannen nalaten haar door den vol genden staat te doen uitkomen. In deze kolommen duidt a het percentsgewijze cijfer aan van hen die beneden de maat, b dat der genietenen van 1.551.59, c die van 1.601.69, d die van meer dan 1.70 M. aan. a° a b c d 1863 12.98 14.86 49.07 23.09 64 11.90 14.77 50.38 22.95 65 10.67 14.20 50.52 24 61 66 10.32 13.73 50.59 25.36 67 9.58 14.69 51.76 23.97 68 9.62 13.88 51.64 24.86 69 9.26 13.33 52.68 24 73 70 9.32 13.91 51.78 24.99 71 8.75 13.56 53.03 24.66 ochtend reeds hier is." De opgewondenheid van den ouden man was zoo groot dat hg zich byna niet kon weerhouden den jongen Schot te omhelzen. De woorden van den joDgen Schot, hoe een voudig en natuurlijk ook, sloegen eensklaps zijn bigdschap neder. „En Donna Julia keert die ook terug?" De oude man verschoot van kleur en z«i bijna op meewarigèn toon „Achsignore mio hoe kunt gij daarover schertsen? Wij weten geen van allen waar de gebenedijde Donna Julia zijn mag, dus hoe kunnen wy zeggen of zij tot ons zal terngkeeren of Diet Ik geloof echter stellig", vervolgde hij, zijne bruine handen vouwende en de oogen ten hemel slaande, „dat ik nog iets van haar zal vernemen eenmaal eer ik sterft' „Dat geloof ik ook," herhaalde Ralph, wiens gevoelig hart aangedaan werd by de vreemde nitdrnkking op het gelaat van den ouden man en zijne zonderlinge manieren. En misschien ge« loofde hy het op dat oogenblik ook. Zg gingen samen over het buitenplein en toen zg onder de poort waren, die naar het binnen plein voerde, sloeg de klok boven hen zeven uren. Dit was het signaal voor de werklieden om het werk te staken en Antonio spoedde zich weg om hun loon te gaan uitbetalen. Ralph stoud onder de poort, te luisteren naar a» b e d 1872 8.87 13.41 52.56 25.16 73 8.28 13.39 53.29 25.09 74 8.13 13.14 53.44 25.29 75 7.37 12.77 53.81 26.05 76 6.53 12.46 53.78 27.23 77 6.49 11.93 53.99 27.59 78 6.46 12.35 54.22 26.97 79 6.51 12.38 54.27 26.84 80 5.50 12.09 54.41 28.00 Uit alle gegevens blykt dus eene belangrijke vermeerdering in de lengte onzer mannen, hetgeen in stellige tegenspraak is met de vaak vernomen bewering van achteruitgang, ook in het opzicht der lichaams-ontwikkeling, van het menschelyk geslacht in 't algemeen en de Nederlanders in 't bijzonder. 't Is nu alleen te hopen dat zij niet uit hun kracht zullen groeien! Het overige Mengelwerk bevat een betoog over het nut der grafische methode in de statistiek, eene statistieke vergelijking der handelsvloot van de verschillendo natiën, de scheepvaartbeweging door het kanaal van Suez, de aan onze lezers vroeger reeds medegedeelde verspreiding der geneeskundige hulp in Nederland en den verkorten inhoud der statuten van de opgerichte coöpera tieve vereenigingen. In de gisteren avond gehouden vergadering van het Nwfe-departement Middelburg werden, nadat de voorzitter mededeeling gedaan had van de door vertrek als anderszins afgevallen en van de toegetreden leden, eenige verslagen uitgebracht. Naar aanleiding dier verslagen werd voorzien in de ontstane vacaturen door herbenoeming van den heer J. D. Noske, als lid der oommissie voor de bewaarscholen en door benoeming van den heer jhr. J. A. H. C. van Doorn van Kondekerke als lid der commissie voor den dienstbaren stand. Een brief van het comité van oprichting der Ambachtsschool alhier werd gelezen en dientenge volge besloten zich tot het hoofdbestuur der Maatschappij te wenden, met verzoek om eene tegemoetkoming in de kosten van oprichting dier school, tot welke het departement naar zijne krachten by draagt, gelyk bg de daarna gevolgde vaststelling der begrooting voor het boekjaar 188182 bleek. Door het bestuur werd voorgesteld tot het ge noemde doel eene som van f 150 in eens af te bestemmen. Door deze uitgaaf zal, in verband tot andere posten, het saldo van 203, waarmede deze begrooting geopend wordt, wel is waar tot ruim 40 slinken, doch het bestuur hoopt dat door bezuiniging in de uitgaven en mogelijke ver meerdering der ontvangsten, het verlies tot zekera hoogte gedekt zal worden. Het onbetwistbaar nut der Ambachtsschool moest, meende het bestuur, de zware, dreunende klokslagen. Schielijk gingen een voor een de lichten uit en met veel gedruisch vertrokken de werklieden. Slechts êen licht werd vergeten en bleef branden in het verste hoekje by den toren, waar uit een der vensters een gedaante naar buiten leunde en omlaag zag. Ralph Cameron deed drie stappen vooruit tot hg ouder de poort uit was en stond toen als aan den grond genageld. De gedaante was die eener vrouw lang} slank en fantastisch. Haar kleed was wit en gaasachtig, van een eenigszins verouderd mölei en boven aan den hals met een kanten kraag gesloten. Een blank handje rustte op de ven sterbank. Haar gelaat was liefelyk en de lippen waren half geopend als wilde zij gaan spreken. De groote, zwarte oogen rustten op Ralph, met een uitdrukking welke hij vroeger nooit in eenig gelaat gezien had. Smeekend, dringend en toch vol goddelyk geduld en onderwerping. Onwille keurig nam hy zyn schetsboek ter hand. Hier was nu eindelyk het model waarnaar hg zoo verlangd had. De gedaante verzette er zich niet tegen. De lippen beefden wel is waar een weinig, als ver langden zij iets te zeggen, waartoe zij bijna niet konden komenmaar verder bewoog zich noch het gelaat noch de gedaante. Ralph Cameroü schetste haar geheel, zooals hij daar beneden op het plein stond.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1