N«. 233. 124® Jaargang. 1881. Dinsdag 4 October. De baronnen van Gemperlein, Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels f 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité O. L. Daitbi Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich en*. Middelburg, 3 October. FEUILLETON. MARIE VON EBNER-ESCHENBACH. IDDEL Het Verslag omtrent de Vitschsrijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen, bevat omtrent de oester-visacherlj de volgende bijzonderheden: De strenge vorst gedurende den winter van 187980 deed 25 a 30 pet. van den aanslag verloren g*an. Het aantal in zee gebrachte pannen bedroeg weder 11 millioen. Vermeerdering was niet op te merken, dewijl verschillende pachters zich meer toeleggen op het uitzaaien op schelpen. Tengevolge van het gunstige weder en de reeds vroegtijdig hooge temperatuur van het water, was de aanslag zeer goed: gemiddeld 25 broedjes per pan. Op de schelpen was de aanslag 15 broedjes, tegen 1 iu 1879, en ook op de enkele perceelen, die met grint bezaaid zijn, was die goed. De proel werd genomen met een nieuwen col lecteur, bestaande uit plankjes, met eene laag cement bedekt en met eenige tusschenruimte aan elkander bevestigd. De visschers noemen deze toestellen harmonica's. De aanslag was goed, maar het doel,- de verwijdering van het broed met cement en al, door een enkelen stoot, werd niet bereikt. Eene andere reeds in het vorige jaar genomen proef werd dit jaar gewijzigd herhaald. Een collecteur, door een der oesterkweekers uitgedacht, werd in de Schelde gebracht, bestaande uit ijzeren ramen van 1,3 vierkante meter oppervlakte, over spannen met IJzerdraad, waaraan gekalkte aarden buisjes geregen waren van 1.5 c. M. doorsnede en 2 c. M. lengte. Aan deze collectenrs telde men 12, tot 1500 jonge oesters, wat als een gunstige uit komst beschouwd wordt. Het voordeel dezer toestellen is gelegen in betere ontwikkeling van de onderschelp der oesters gedurende den eersten leeftijd, waardoor men een even goed gevormde oester krijgt als bij den natuurlijken aanslag op Behelpen. Een tweede voordeel is, dat het afsteken vermeden wordt. Men kan den collecteur laten staan tot de oester groot is; men kan de aarden buisjes met de oesters eraan in de kweekbakken leggen, of ze op het perceel uitzaaien. Voor de kweekbakken worden thans ijzeren ramen gebezigd, waarvan de bodem en de zij wanden met ijzergaas overtrokken zijn. Van deze ramen worden, naar gelang van de diepte, drie of meer op elkander geplaatst; de bovenste wordt gesloten met een deksel van ijzeren staven, met gaas overtrokken. Van slib is in deze bakken by na geen sprake; de oesters kunnen weinig op elkander schuiven en de bakken zijn veel goed- kooper dan de vroeger gebruikte. Over het algemeen zijn de kweekers tegen Vl Die bruinen waren sedert maanden het voorwerp van een hevig geschil tusschen de broeders. Lo dewijk, die zooals Frederik zei, net zooveel verstand van paarden had als een kniper van kantmaken, had ze buiten weten van zijn broeder, van een boer gekocht. Toen hij ze Frederik vol trots liet zien, riep deze reeds van verre „Niets aan 1 gemeen „Wat gemeen? niets is gemeen dan hoogmoed. Zij hebben figuur I" antwoordde Lodewijk. „Figuur, maar geen bloed, en niet eens figuur, beenen als spinnekoppen, - ingevallen kruis lange halzen het zijn knollen Lodewyk had onbeschrijfelijk veel zorg en moeite aan die paarden besteed, hen in stfoo laten zetten tot aan den buik, volgestopt met ha ver, aan de allonge laten loopen, gedresseerd, B%ereder«. Alles te vergeefs) Bet waren en woordig van gevoelen, dat het broed van het vorige jaar uiterlijk half Mei van de pannen verwijderd moet zijn en daarmede niet, zoo als vroeger, tot in Juni of Juli gewacht mag worden. Zeer wensobelijk zou het zijn dat 's winters geen eDkele pan op de bank bleef, alsmede dat de pannen niet in grooter vakken dan van 5 meters, met tusschenruimten van 5 M. tusschen ieder vak, gelegd werden. De aflevering was belangrijk hooger dan in 1879, doch niet zoo groot als sommigen verwacht hadden. Ook waren de oesters dit jaar niet buitengewoon vol en vet. De oorzaak daarvan is onzeker. Sommigen zoeken haar in de aanwezigheid van een aanmerkelijk grooter aantal millioenen indi viduen in eene even groot gebleven hoeveelheid water. Waar eene menigte groote oesters, eene sterke schelpvorming, veel oesterbroed, en vele en groote mosselbauken uit dezelfde voorraad schuur van weleer gevoed moeten worden, zou de portie voor ieder individu te klein worden. Anderen zoeken de oorzaak in den drogen zomer, waardoor het zout- en voedingsgehalte van het water in abnormalen toestand gekomen zouden zijn. Met zekerheid valt hier echter nog niets van te zeggen. De prijs der oesters liep van f 60 tot f 65 per 1000, die der koroesters van f 80 tot f 90. De vangst dezer laatsten vermindert jaarlijks, tenge volge van het scherp afvisschen der perceelen. Men verwacht in het seizoen van 1881'82 een hoogen prijs, dewijl er in den konden zomer van 1879 en den strengen winter van '79'80 vele verloren gingen en er das weinig leverbare oesters zullen zijn. Omtrent de mossel-visscherij teekenen wy uit het Verslag aan, dat de vorst in Januari en Februari op de geconcessioneerde en verpachte banken belangryke schade heeft aangericht. De zaadval was echter dit jaar, in de Ooster- zoowel als in de Westerschelde, buitengewoon rijk. Al de hoofden by Westkapelle en Eadzand aijn thans voor het weghalen van mosselzaad verpacht, waarnit de polderbesturen een niet onbelangrijk voordeel trekken, al het aan de werken groeiende zaad, dat steeds tot het beste behoort, der vis- scbery ten goede komt, en een in de Verslagen van 1877 en '78 uitgesproken wensch tot vervul ling is gekomen. De prijzen van het zaad wisselen van 25 cent tot f 2 per ton af. De groote mosselen waren op de Oosterschelde overvloediger dan in het vorige jaar; daarentegen bedroeg de aflevering op de Westerschelde niet meer dan 25000 hecto liter, zynde 5000 minder dan in 1879. De hoe danigheid der mosselen was zeer uiteenlocpend. De pry zen waren te Philippine f 2.50 voor de le en f 2 voor de 2e qual.; die van het Noordelijk deel der Eendracht brachten te Bergen op Zoom bleven slechte trekpaarden; lui als ze van stal en vurig als ze naar den stal gingen; schrikach tig zenuwachtig schichtigin een woord onbruikbaar. Maar Lodewijk had er zyu hart op gezet, hem stonden zij aan, en dewijl hij hoopte dat zy ook freule Clara bevallen zonden, had hij hen heden laten inspannen. „Stap toch in I" herhaalde hij, en ondanks zyn inwendigen tegenzin, besloot Frederik het te doen. Maar het viel hem zwaar! Bij een gele genheid als men zich gaarne in bet beste licht vertoont, waarby alles wat om en bij hem was, den stempel van degelijkheid en soliditeit moest dragen, met zulk een span te komen aanraden, daar behoort wat toe! Maar hg deed het, hy gaf toe. Die arme kerel, die Lodewgk, dien waarschijn- ïyk reeds in het eerstvolgende unr de bitterste teleurstelling te wachten stond, boezemde hem medelyden in, en daarom liet hg hem zyn kinder- aohtigen zin maar volgen. Zij reden het dorp door. Ondanks de ernstige waarschuwing van Frederik, verliet Lodewyk aan het einde van het dorp den straatweg en sloeg een zandweg in. Die was zoo slecht mogeiyk en werd in het boscb, dat den eersten bergrug bedekte en hier de Perkowitzer grens vormde, zelfs gevaarlgk; want daar volgde hg een soort van geul, en klom zeer steil tot aan den dyk, rechts afgesloten door hooge boomen, en links f 2, die van de Oosterschelde eerst f 1.85, later t 165 op. Even als by de oesterteelt worden verschillende gissingen uitgesproken tot verklaring van den achternitgang der kwaliteit van de mosselen op de Ooster-Schelde en de Eendracht. Sommigen zoeken die in onvoldoend voedingsgehalte van het water door overbevolking, anderen in te groot zoutgehalte door schaarschen aanvoer van rivier- of hemelwater. Ook kan er bijkomen dat de bezaaide perceelen te veel gebruikt waren, dewgl de mosselen zich het best ontwikkelen bjj ver wisseling van grond, eene behandeling die, hoewel niet hetzeltde als wat men bij den landbouw wisselbouw noemt, toch iets diergelyks is. De verzending van oesters en mosselen in kilo grammen, bedroeg gedurende het jaar 1880 aan het station Bergen op Zoom, naar België: 166.250 kg. oesters, 2.155.184 kg. mosselennaar Duitschland51.906 kg. oesters, 406 kg. mosselen naar Engeland over Vlissingen 176.889 kg. oesters; naar Nederland of Engeland over Rotterdam: 36.540 kg. oesters, 34.676 kg. mosselen; aan het station Kruiningen, naar België 109.635 kg. oesters, 11.430 kg. mosselen; naar Duitsch land 186.331 kg. oesters, 70 kg. mosselennaar Engeland over Vlissingen: 247.445 kg. oesters, 8816 kg. mosselennaar Nederland of Engeland over Rotterdam: 197.410 kg. oesters, 64.924 kg. mosselen aan het station Moerdijk, alleen gedurende de tweede helft van het jaar, waarover het beheer der Mij t. expl t>. staatsspoorwegen zich uitstrekte, naar België 106.200 en naar Duitschland 127.680 kg. mosselen, uitsluitend afkomstig van visschers te Bruinisse. Het totaal der verzending aan de drie stations bedraagt: oesters: 1.172.415 kg.mosselen 2.509.386 kg.; dat van de twee stations Bergen op Zoom en Kruiningen toont eene vermeerdering tegenover 1879 aan van 385.025 kg. oesters en 830.971 kg. mosselen. Het vervoer van schelpdieren langs de kanalen had in 1880 plaats: in het kanaal door Zuid- Beveland met 2767 vaartuigen, 625 meer dan in 1879, en in het kanaal door Walcheren met 193 vaartuigen, 76 meer dan in het vorige jaar. Omtrent de overige visscheryen vermeldt het Verslag weinig byzouderheden. De vangst was in 't algemeen niet overvloedig. De haringvangst werd in de Ooster-Schelde na half Maart echter zoo ruim, dat die tot 25 a 20 cent per 100 stuks van de hand gezet moest wordeD, ja soms in 't geheel geen koopers vond. Zoowel het op richten eener bokkingrookerij, welke na zoo uitste kend te pas had kunnen komeD, als het verkoopen van de haring by afslag, stuitte dit jaar weder at op het gebrek aan samenwerking onder de visschers. Dezelfde fout was oorzaak dat bil de byna loodrecht afdalende tot op het vochtige weiland. Op de smalste plekken was wel is waar een leuning aangebracht, maar die bestond nit half vermolmde berkenstammen en beduidde veeleer Neem in acht, danVerlaat u op mij Tegen alle verwachting van Frederik, hielden de bruinen zich bijzonder goed. Zij liepen ving en vroolgk in een gelijkmatigen drat, als wisten zij dat zij de vereerende taak hadden gekregen om hunne meesters in de armen van het gelnk te voeren. Lodewgk zag hen vol liefde aan en liet het niet aan bemoedigende woorden ontbreken. Nu begon het bergop te gaan en de paarden voelden den last van den wagen zeer duidelijk: eensklaps drukten zij allebei op den stangde een stiet den ander met den kop in den hals, als wliden zy zeggenj,Trek jy maar." Frederik, die tot nog toe zwygend, met over elkaar geslagen armen naast zijn broeder gezeten had, zei thans zeer bedaard, doch hoogst verach telijk „Komen nooit boven 1" „Komen boven!" riep Lodewijk, „Stappende zeker niet." „Nu, dan in een sneller tempo!" zei Lode wijk, en klapte met de zweep. De paarden spron gen in galop en men kwam weer een eindje vooruit. Doch al te spoedig verlamde de yver der Hannaken. Nog een paar sprongen en daar stonden zijen bet rijtnig rolde achteruit. ansjovis-visschery lagere prgzen bedongen werden dan, by eensgezindheid, het geval ware geweest. Het schynt niet mogelijk de visschers in dit opzicht hun belang te doen begrypen. Het aantal afgegeven consenten bedroeg dit jaar: die bedoeld bij art. 8a, 668 aan Nederlan ders en 99 aan Belgen, die van art. 8b, 46, benevens 960 kleine consenten, bedoeld by art. 8c. Bg het Verslag is gevoegd een rapport van den hoofdopziener C. J. Bottemanne Mz., omtrent zyn bezoek aan de internationale visschery- tentoonstelling te Berlgn in 1880. Op deze ten toonstelling is de Nederlandsehe oesterteelt het best van alle landen vertegenwoordigd geweest. Belangwekkend zijn o. a. de mededeelingen om trent de kunstmatige oestsrteelt in China en Japan, „twee ryken, zegt de rapporteur die de vischkweekery misschien, even als zoo vele andere bg one nog beirekkeiyk nieuwe zaken, reeds eeuwen beoefend hebben, zoodat iu Japan, near men zegt, de paling aau huis gemest wordt even als bii ons de varkens, en in Cbina, als de tijd daar is, men het vischbroed langs tie huizen uitvent, even als bij ons de groenteboer aan de deur komt." Ook het medegedeelde omtrent de zalm- en andere visscherijen verdient de aan dacht der belangstellenden. Wy vernemen dat waarschijnlyk den 13en dezer maand de Amsterdamsche afdeeling van Bet Nederlandsch tooneel hier eene voorstelling zal geven. Thans heeft weder de plaatselijke schoolcom missie te Leiden eene poging gedaan om de antirevolutionairen de plaats in het toezicht op het openbaar onderwys, waarop zy steeds aan spraak maken, doch die zij tot dusver nooit ver kiezen te vervullen, te doen innemen. Met belangstelling wachten wg af of, indien de gemeenteraad zich met de voordracht vereenigt eu een der heeren Donner of Le Poole tot lid der schoolcommissie benoemt, deze benoeming aange nomen zal worden. De Prov. Noordbrabanter bevat omtrent de aanhouding van een onschuldig ingezeten van Jd Hertogenbosch door de justitie en zyn zege vierenden terugkeer in zyn woonplaats het volgende verhaal, dat wy meenen te moeten overnemen. Het is toch zoowel voor de justitie als voor het publiek van belang, te vernemen welke indruk door dergelijke vergissingen te weeg wordt gebracht. De vaderlandsche driekleur, schryft de Prov. Nbr., wapperde gisteren (Woensdag) avond van eenige huizen in de buurt der Yiscb- markt en Kruisstraat te 's Hertogen boscb. Een groote, blijde menigte volks was op de been. Een geacht ingezeten der Btad kwam als in Frederik knipte met de oogen en liet een spottend „bravo!" hooren» Lodewgk kastijde den rug en de zyden der paarden met flinke zweepslagen, zy trilden, sloegen, en verroerden zich niet. De koetsier steeg af en schoof een steen achter een der wielendaarby gleed hy uit, viel, kwam, toen hy wilde opstaan, te dicht aan den rand en rolde de helling af. Frederik lachte, Lodewijk vloektehij wierp zijn broeder de teugels toe, sprong van het rij tuig, sloeg als een razende op de paarden en gilde woedend van drift „Die rakkers doodslaan dood slaan moest men hen!" De dieren, steunende onder de slagen die op hen nederkwamen, steigerden, deden een ruk, het wiel dat tegen den steen rustte kraakte en het rijtnig stond dwars over den weg. Nu begon Frederik de zaak niet meer zoo in den haak te vinden. „Gij dwaas, wacht dan toohriep hij, ëii wilde er uitspringen; maar Lodewijk liet hem den tyd niet. Radeloos van drift sloeg hij dë paarden hoe langer hoe harder. Zij drongen achteruit, stieten tegen de leuning aan, die brak en daar volgde de geheele equipage den weg dien de koetsier zooeven afgerold was. „Wel mag het u bekomenzei Lodewijk tandenknarsend, maar op hetzelfde oogen blik kwam hij met doodelijken schrik tot het bewustzijn

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1