N«. 232.
124® Jaargang.
1881.
Maandag
3 October.
PATENTEN.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité O. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Beril]n Weenen, Zurich en*.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL*
Middelburg, 1 October.
De Schutterij,
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat de patenten van het le kwartaal van hot
dienstjaar 1881/82 ingevuld gereed liggen, en dat
lot de afgitte daarvan ten raadhuize zal worden
gevaceerd van den 5 October 1881 tot den 19 Oc
tober 1881 des Woensdags en Zaterdags van iedere
week, des voormiddags van 10 tot 12 uren.
De belanghebbenden worden mitsdien aange
maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de
voorschreven patenten in persoon te komen af
halen, bij gebreke waarvan deze door den deur
waarder der directe belastingen, tegen voldoening
van tien cent, aan hnis zullen worden uitgereikt,
terwijl zij zich blootstellen in eene boete te ver
vallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd,
bun patent of een afschrift daarvan, niet kunnen
vertoonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 30 September 1881.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
D. A. DRONKERS, L. B.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
De door de regeering voorgestelde nieuwe
inrichting der schutterij heeft veel dat onze
sympathie wegdraagt.
Zij berust op het beginsel van algemeenen
en persoonlijken dienstplicht, het eenige be
ginsel dat, naar onze zienswijze, voldoet aan
de op ieder burger rustende verplichting om,
is zijn vaderland in gevaar, bij het niet onder
houden van een leger van huurlingen, met
zijn persoon voor 's lands verdediging in de
bres te springen. Zij geeft aan dien eisch
voldoening met een minimum van militairen
dwang, dien onze volksaard nu eenmaal moeilijk
verdraagt enmet een maximum van
kans op de noodige militaire geoefendheid,
zouden wij erbij voegen indien wij meenden
ons daarmede te mogen vleien. Bezien wij
echter, alvorens aan de critiek het woord te
geven, de strekking van het wetsontwerp.
Op dit oogenblik bestaat de Nederlandsche
schutterij uit 118.000 man, waarvan 76.500
rustende, dat zijn papieren schutters. Van
de overschietende 41.500, behooren er 27.500
tot den eersten, dat is den dadelijk beschikbaren,
14.000 tot den tweeden ban, die pas bij drin
gender noodzakelijkheid opgeroepen mag
worden.
Volgens het wetsontwerp zal de schutterij
voortaan alle mannen van 21 tot 30 jaren
bevatten, voor zoover zij niet reeds hij de
militie, het leger of de vloot dienen en niet
uithoofde van lichamelijke ongeschiktheid of
wegens het bekleeden van sommige betrekkin
gen vrijgesteld worden. Hun getal wordt,
Volgens de uitkomsten der volkstelling van
1869, geschat op 142.000 man. Daaronder
zullen zich 49.000 bevinden hovende 25 jar en,
die hun dienst bij de militie volbracht en
32.000 van denzelfden leeftijd, die vijf jaren
schuttersoefeningen achter den rug zullen
hebben en om die reden voor bruikbare solda
ten aangezien zullen worden. De overschietende
61.000 bestaan voor 36.000 uit schutters die
nog geen vólle vijf jaren en voor 25.000 uit
die welke nog in 't geheel niet geëxerceerd
hebben en eerst na voorafgaande oefening
bruikbaar zijni
Tot toelichting dezer laatste categorie, die
der geheel ongeoefenden,diene dat de rustende
schutterij wel is waar opgeheven zal zijn en
overal schütterskorpsen opgericht en exercitiëii
gehouden moeten worden, doch dat de onmo
gelijkheid hiervan op de kleinste en meest
afgezonderd gelegen dorpen niet weggenomen
kan worden. Als zoodanig worden beschouwd
de gemeenten van minder dan 2000 inwoners,
welke niet door samenvoeging met nabijgele
gen gemeenten tot dat cijfer te brengen zijn.
Hierdoor zullen 25.000 schutterplichtigen en
13.000 gewezen miliciens buiten de mogelijk
heid verkeeren om te exerceeren, doch de mili
ciens worden geacht de eenmaal verkregen
geschiktheid, ook zonder verder exercitiën,
tot hun 30e jaar te behouden. Aan de ande
ren heelt men niets, dan de bevoegdheid om
hen, bij 't ontstaan van gevaar, ter oefening
op te roepen.
Terwijl thans slechts in 89 van de 1124
gemeenten schutterijen bestaan, die alleen in de
zomermaanden, om de 14 dagen, hoogstens 2
uren exerceeren, zal de exercitie-tijd volgens
het wetsontwerp bijna 2 uren per week bedra
gen voor de minst geoefenden, dat zijn de
schutters van 21 tot 25 jaren, en de helft van
dien tijd voor de geoefende schutters en oud
miliciens boven dien leeftijd. Bovendien houden
de officieren, onderofficieren en korporaals een
uur per week kader-oefening. Yoor de benoe
ming tot een dezer graden worden vereischten
van bekwaamheid gesteld. Het toezicht over
de gezamenlijke schutterijen wordt aan hoofd
officieren of generaals van het leger opgedragen,
die hiertoe tweemaal 'sjaars eene inspectie
houden en bij de benoeming der kommandanten
en officieren van advies dienen. Eindelijk
zullen door betere inrichting der schuttersraden
en hunner rechtspleging, met hooger beroep
op de arrondissements-rechtbanken en met
afschaffing dus van het tegenwoordige dwaze
appel bij gedeputeerde staten, en door in
voering van strenger straffen, provoostarrest,
degradatie en geldboete, bij de schutterijen
der toekomst de orde en de krijgstucht beter
verzekerd worden dan thans het geval is.
Door deze regeling wordt, naar het ons
voorkomt, een goede, op een gezond en billijk
beginsel rustende grondslag gelegd om tot eene
algemeene volks-wapening en oefening te gera
ken. Terecht zegt de regeering, dat wanneer
het op een strijd tot behoud onzer onafhanke
lijkheid aankomt, op de deelneming der geheele
natie gerekend mag worden. Hare bereidwil
ligheid om, als het vaderland in gevaar ver
keert, te wapen te snellen, is dikwijls genoeg
bewezen en inderdaad hebben wij daaraan
menige schoone bladzijde onzer geschiedenis te
danken. Zonder voorafgaande oefening heeft
men echter aan die bereidwilligheid niets. Bij
de tegenwoordige snelle wijze van oorlogvoeren,
met de gemakkelijke middelen van gemeen
schap, waardoor 's vijands troepen binnen wei
nige dagen onze grenzen kunnen bereiken en
overschrijden, bestaat er bij het naderen van
gevaar geen gelegenheid meer tot die oefening,
welke de schutterijen en vrijwilligers nog in
1830 voor den tiendaagschen veldtocht bruik
baar heeft kunnen maken. Wordt de nu voor
gestelde regeling aangenomen, dan zal het
grootste gedeelte der mannelijke bevolking van
21 tot 30 jaren met de behandeling van het
geweer en de eerste beginselen der militaire
bewegingen bekend gemaakt worden en bij de
mobiliseering in tijden van gevaar althans een
gedeelte der onmisbare oefening achter den
rug hebben.
Zal men echter in de op deze wijze aan dé
militie töe te voegen 81.000 schutters ge
schikte soldaten vinden
Hieromtrent wordt door militairen een twijfel
gekoesterd, welke door een leek, bij eenig
nadenken, beaamd zal worden.
Wij laten de bedenking ter zijde, dat zoo lang
de plaatsvervanging bij de militie geoorloofd is,
het beste deel der bevolking, dat vöor schutterij-
kader het meest geschikt zou zijn, de daartoe
gevorderde oefening missen blijft. Dat is ook onze
meening, maar wij zien op't oogenblik nergens
een teeken dat afschaffing der plaatsvervanging
op til zou kunnen zijn. De regeering stelt haar
niet voor en de voornaamste dagbladen bestrijden
haar, hetzij in beginsel, hetzij met een eisch
van voorafgaande grondwets-herziening. Wij
hebben ons dus, indien wij willen dat iets tot
verbetering van 's lands weerbaarheid gedaan
zal worden, te plaatsen op het standpunt van
het behoud van het rempla^anten-stelsel.
Dat een burger, die nooit in dienst geweest
is, door twee uren exerceeren per week, niet
tot een bruikbaar soldaat, veel minder tot een
geschikt onderofficier te maken is, begrijpt
ieder. Schieten kan hij leeren en, bij wat
eigen liefhebberij, zelfs eengoed schutter worden;
maar het begrip van krijgstucht zal hem vreemd
blijven.
Deze krijgstucht nu is nergens te leeren dan
in de kazerne. Niet alsof het daar zoo ver
schrikkelijk streng toegaat of omdat alle onge
hoorzaamheid daar zoo ontzettend gestraft
wordtmaar omdat de nieuw-aangekomene
zich daar dadelijk geplaatst ziet te midden van
een aantal mannen van verschillenden rang
en leeftijd, voof wie de krijgstucht een tweede
natuur is. Voor hen verliest zij wat er verne
derends of hinderlijks in haar gelegen kan zijn,
omdat zij weten dat ieder, die boven hen ge
plaatst is en wiens bevelen zij „zonder de
minste tegenspraak" hebben uit te voeren, op
zijne beurt weder eene „volstrekt lijdelijke
gehoorzaamheid" bewijst aan zijn onmiddellijken
meerdere. De soldaat voelt zich niet méér
ondergeschikt aan den korporaal dan hij ziet
dat de luitenant is aan den kapitein, deze aan
den bataljons-kommandant, de bataljons-kom-
mandant aan den hevelhebber van een regiment
en deze weder aan den kommandeerenden
generaal. Dat gevoel, gepaard aan het bewust
zijn dat geen bevel gegeven wordt in het
persoonlijk belang van den supérieur die het
geeft, maar alleen tot uitvoering van bevelen
van hoogerhand of van reglementen, het besef
eindelijk dat voor den kogel des vijands allen
gelijk zijn, dat is het wat de krijgstucht,
in plaats van eene vernedering, tot een schoo-
nen plicht, mannen van karakter en eergevoel
waardig, maakt.
Door redeneering is die plicht slechts bij uit
zondering en onvolkomen te leeren. Het voor
beeld doet meer dan alle betoog en dit vindt
men alleen, dagelijks zonder ophouden, tot in
de kleinste bijzonderheden, in de kazerne. De
daar opgedane indrukken worden, bij vele per
sonen, hun leven lang niet uitgewischt.
In dit opzicht zal onze toekomstige, talrijke
schuttersmacht altijd in gebreke blijven. De
miliciens, die eenige disciplinaire begrippen
hebben opgedaan, zullen er verspreid staan te
midden van een aantal burgers, wien deze be
grippen vreemd zijn.
Toch, ondanks dit gebrek, herhalen wij onzen
ten aanzien van het militie-wetsontwerp uit
gesproken wensehdat de twee aanhangige
voorstellen tot verbetering van ons krijgswezen
aangenomen mogen worden. Het schutterij-
ontwerp beoogt aan ieder weerbaar Neder
lander van 21 tot 30 jaren een geweer in
handen te geven. Wat daarmede te doen is,
bij oefening en goeden wil, hebben onze
Trans vaalsche stamverwanten nog dit jaar be
wezen. Zonder nu eene vergelijking te willen
voortzetten, welke in menig opzicht mank zou
gaan, valt niet te ontkennen dat de zedelijke
en lichamelijke eigenschappen, welke de Trans-
valers tot zulke geduchte vijanden voor de
Engelschen gemaakt hebben, nog het meest
worden gevonden bij onze plattelands-bevolking
die door het wetsontwerp voor het eerst tot
den schuttersdienst geroepen zal worden. Bij
gebrek van goede soldaten, zal het geoefende
schutters, gewillige, ordelijke en kalme man
nen in de gelederen voeren, die reeds da
delijk achter wallen en versterkingen goede
diensten zullen bewijzen en na korte oefening
in het open veld bruikbaar kunnen worden.
Die kans verloren te laten gaan om eene
betere regeling te blijven wenschen, welke sedert
jaren gebleken is wel op bet papier van niet-
verantwoordelijke plannenmakers, maar niet
door het overleg onzer ministers en wetgevers
tot stand te kunnen komen, zouden wij een
vergrijp aan ons vaderland achten.
De voordracht voor de benoeming van een
hoofdingenieur van den provincialen waterstaat
van Zeeland is gisteren door gedeputeerde staten
opgemaakt als volgt: 1 M. B. G. Hogerwaard,
2W. Verweij Az., 3 A. A. Bekaar, alle ingenieurs
2e kl. bij 's rijks waterstaat. De buitengewone
vergadering der staten is bijeengeroepen op Dinsdag
den 11 dezer.
Zlerlkzee, 30 Sept. Wegens het onbevoegd
uitoefenen der verloskunde veroordeelde de recht
bank alhier: 8 Jali een vrouw uit Zonnemairo
tot eene boete van f 15; 23 Sept. een vrouw
uit Ouwerkerk tot eene boete van f 1030 Sept.
een vrouw uit den Anna Jacobapolder tot eene
boete van f 15.
Bij allen nam zij als verzachtende omstandigheden
aan het gemis van gebleken nadeel en de moeilijk
te verkrijgen verloskundige hulp.
Op geen dier plaatsen is namelijk een verlos
kundige.
Ook schenen de veroordeelden het werk der
verlossing met oogluikende goedkeuring van be
voegden uit te oefenen, die het heel pleizierig
vinden als zij niet overal en te aller ure geroepen
worden om een verlost wereldburger ter verdere
behandeling aan de baker over te geven.
Waarom dan vervolging? Omdat op een kwa
den dag of nacht éeu moeder voor allen boet en
omdat, zoo de feiten aan de justitie bekend zijn
en ongestraft blijven, de gemeentebesturen een
prikkel te minder hebben tot het aanstellen van
een verloskundige.
In vele plaatsen is verloskundige hulp slechts
op grooten afstand te verkrijgen. Voor de be
sturen van deze zijn de veroordeelingen misschien
een ernstige wenk om het benoemen van een
vroedvrouw in iedere gemeente even noodza
kelijk als een raad niet langer te verdagen.
Een oorzaak van niet-benoeming te platten
lande ligt, volgens een der getuigen een
arbeider in het niet-klagen der boeren. Zoodra
daar de lucht begint te betrekken, rijden deze
met hun beste paard naar de naastbijgelegen
plaats om hulp en komen daarmeê in den regel
tijdig aan. Bevorderden zij het aanstellen van
een vrouwelijke verloskundige, dan zouden zo
daaraan, als dragers van de lasten der gemeente,
meê betalen, zonder er nut van te hebben. Alleen
de mindere stand vraagt hulp van vroedvrouwen^
mits die in de gemeente wonen, anders zoeken zij
die bij daartoe onbevoegde bakers.
Als 'a mans beschouwing juist is, dan hebben
de arbeiders weder eene grief te meer tegen het
kapitaal.
Aardenburg, 30 Sept. Door den gemeente
raad werd in de zitting van heden, de begrooting
dezer gemeente voor 1882 vastgesteld, zooals die
door burg. en weth. was aangeboden. Het totaal
der inkomsten zoowel als dat der uitgaven ia
geraamd op f 14995.35. De kosten van het lager
onderwjjs zijn begroot op f 5470.
In dezelfde zitting werd besloten met ingang
van 1 Jan. 1882 op de bebouwde eigendommen
40 in plaats van 10 en op de onbebouwde eigen
dommen 10 in plaats van 5 opcenten ten bate de*
gemeente te heffenwelk besluit noodzakelijk
werd geacht om het evenwicht tusschen de in
komsten en uitgaven te herstellen, dat verbroken
is door de mindere opbrengst van de pachten der
gemeentegronden.
De audiëntie van den minister van justitie zal
op Dinsdag 4 October a. niet plaats hebben,
1- 0"
De collecte voor de „scholen met den bijbel'5
heeft, volgens de 18e ia de Standaard voorkomends