1881.
26 September.
"Maandag
o o*
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 5/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën: 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL-
Middelburg, 24 September.
Conscience's Feest.
LBURGSCHE
Beeld en uitdrukking van het openbare leven,
heeft een dagblad vaak onmiddellijk op een
tafereel van nationalen rouw, een beeld van
vreugde te doen volgen.
Nauw zijn de treurtonen van Delft's
torenklok verstomd en beeft bet graf zich
gesloten boven het stoffelijk overschot van een
eerbiedwaardig lid van ons Oranjehuis, of
onze aandacht wordt gevraagd voor de hulde,
op weinige uren van onze grenzen bewezen aan
een trouw en verdienstelijk dienaar onzer ge
meenschappelijke Nederduitscbe letterkunde.
Het is een eigenaardig feest, dat morgen te
Brussel door onze Belgische stamgenooten aan
Henri Conscience wordt a. ngeboden. Een
feest, niet ter viering, in den trant als meer
gebruikelijk is, van een zeker aantal jaren
gedurende welke hij voor het Vlaamsche volk
geschreven en gestreefd heeft, maar van den
arbeid zijner handen en hersenen. Het is
het jubileum, niet van zijn 25e of 50e j aar,
maar van zijn 100e boekdeel.
Honderd boekdeelenZeker is een cijfer
geen vertrouwbare maatstaf voor de waarde
van hoeken. Niemand denke dat het noodig
is, zich met een groot pak boekdeelen te
beladen om den berg der onsterfelijkheid te
kunnen beklimmen. De deuren van den tempel
des roems ontsluiten zich even goed, misschien
eerder, voor hem van wien onze Tollens „eene
oude fabel nieuw berijmende", zeide:
Hij droeg zijn rjjkdom in een doekje
En bij 'tontknoopen van zijn schat,
"Wat denkt men dat hij hij zich had
Het was een klein-octavo boekje.
als voor den voerman eener letterkundige
karrevracht.
De toekomst van Conscience's werken te
bepalen is, naar 't ons voorkomt, op dit oogen-
blik nog even onmogelijk als het zulks is voor
de meeste romans, welke onze eeuw in zoo
ontelbare menigte in iedere taal heeft voort
gebracht. De roman is, van alle vormen van
letterkundigen arbeid, die welke het meest
aan de toestanden, zeden en denkbeelden van
het oogenblik gebonden is. Wie zal ons zeggen
hoeveel daarvan waarde zal bezitten voor het
nageslacht, dat het oog verloren zal hebben
voor hetgeen voorbij is gegaan en slechts iets
voelen kan voor datwat voor alle tijden
waar is?
Eene andere beteekenis heeft dan ook,
naar onze meening, het feest van Con
science. In de eerste plaats voor zijn per.
soon. De huldemet eene merkwaardige
eenstemmigheid hem gebracht door de ontelbare
vrienden en vereerders, welke hij zich in
iedere Vlaamsche stad, dorp of gehucht, in
heerenhuizen, burgerwoningen en boerenstulpen
heeft verworven, drukt den stempel op hetgeen
hij aan zijn jeugdigen vriend Pol de Mont
eens schreef„Houd uw oog onafkeerbaar
op uw doel gericht. Verwacht niet te veel
van eene enkele pogingde roem komt niet
op éenen dag. Wees vriend van den tijd:
hij zal onfeilbaar ons streven beloonen. Werk
en geloof, daarin ligt de zekere overwin
ning 1"
Sedert 1837, toen hij met zijn Wonderjaar
begon, tot 1881 toen zijn Geld en Adel de pers
verliet, is Conscience aan deze woorden getrouw
gebleven. Voor zijn werkzaamheid getuigën
zijn honderd boekdeelen voor zijn geloof hun
inhoud. Hy heeft geloofd dat het nuttig en
goed was, aan zijne Vlaamsche landgenooten,
in voor hen verstaanbare taal en vorm, boeken
in handen te geven, die de verspreiding van
edele en schoone gedachten en beelden tot doel
hadden. Hij is getrouw gebleven aan zijn
aanleg en talent. De prikkelende stof der
zedenbedervende Fransche romans heeft hij
zoowel onaangeroerd gelaten, als hij doof is
gebleven voor beoordeelaars, die hem waar
schuwden dat hij zijne hoeren en burgerlieden
in een te gunstig licht te zien gaf.
«Men heeft, schrijft hij aan zijn levensbeschrijver
G. Eeckhoudt, mij te laste gelegd, dat ik den platte
landsbewoner met te schoone kleuren schilder, dat ik geen
naturalist ben, om een mode-woord to gebruiken.
"Ik moet hierop antwoorden dat alle waarneming
persoonlijk moet zijn. Ik heb den Vlaamschen boer
beschreven zooals ik hem heb leeren kennen. Ik beb
hem voorgesteld als zachtzinnig, vreedzaam, aartsvaderlijk,
aan zijne gewoonten en aan zijn grond gehecht en daardoor
ook niet gemakkelijk tot iets nieuws over te halen, omdat
ik hem aldus gezien heb toen ik als arm vrijwilliger, in
1830, hongerig en ziek, zijne gastvrijheid en vriendelijke
zorgen ondervond. Deze poëzie, welke men mij verwijt,
leg ik niet aan mijne personen op zij is mij door hen
opgelegd en ik geef haar slechts weder Nu moge
men hierover twistenvragen wie gelijk heeft, de zwart
gallige materialist of de goedgeloovige idealistmaar alles
wat ik weet en waarvan ik stellig overtuigd ben, is dat
een oprecht schrijver nooit aan de waarheid te kort doet.
En oprecht geluof ik altijd te zijn geweest."
Welk eene populariteit is daarvoor zijn deel
gewordenPol de Mont beschrijft in het
Conscience-nommer van het tijdschrift Astrea,
hoe zijn vader 's avonds in den familiekring
het Wonderjaar voorlas, en hoe allen, de
dienstmaagd aan haar spinnewiel, de knechts
bij den haard, de moeder aan haar naaiwerk,
de kinderen aan vaders stoel en deze zelf aan
de groote ronde tafel, soms het luisteren en
lezen een oogenblik moesten staken, omdat
hun „een krop in de keel" kwam van
aandoening. Zulke tooneelen zijn in schier
iedere Vlaamsche woning te zien geweest.
Als de schrijver zich in de Kempensche dorpen
vertoonde, liep men te hoop om hem te zien en
serenades te brengen. Een arme schoenlapper
te Mechelen schreef in 1856, toen Conscience
tot arrondissements-commissaris te Kortrijk
benoemd was„Nu hij een zoo groot beambte
is geworden, zal hij niet meer schrijven, en
als Conscience niet meer schrijft, wat zal ik
dan lezen
Dit bewijst, dat te werken voor zijn volk
niet altijd een ondankbare arbeid is en dat, al
kost hij moeite en „hersenzweet," zooals Cons
cience ergens zegt, het loon waarvoor hij
verricht wordt, zijner waardig is.
Een andere karaktertrek, welke dit feest
draagt, is dat het andermaal getuigenis aflegt
voor de opborrelende en bruisende levenskracht
en levens-volheid der Vlaamsche nationaliteit.
Wij hebben de opmerking meer gemaakt en
moeten haar herhalen, al klinkt zij misschien
sommigen niet aangenaam in de oorendeze
Belgen zijn trotsch op hun zelfstandig
bestaan en op de plaats, welke zij onder de
volken innemen. Zij maken aanspraak op eene
eigen kunst en wie hun die betwisten mocht,
wijzen zij niet slechts op hun Leys, Gallait en
zooveel andere beeldende kunstenaars wier
verdienste in alle landen erkend wordt, maar
op hun Benoit en nu weder op hun Conscience.
Minder twijfelziek dan wij, kennen zij hun
stoutweg de epitheta „groot" en „onsterfelijk"
toe, onbekommerd of zij wellicht de gedachte
doen rijzen, dat ook hun Consciencefeest
slechts eene navolging is van het feest ter
eere van dien ander, van wien het entrè
vivant dans l'immortalité" gedicht is.
Die trots, die overmoed, ze zijn de eigen
aardigheid, de gebreken zoo men wil, van
alle krachtige volken. Zie de Engelschen zijn
ze niet ondragelijk in hun zelfgevoel, in de
stille verachting, welke zij van de Romeinen
geërfd hebben, voor ieder „barbaar," die nie£
het voorrecht heeft achter de krijtrotsen geboren
te zijn Zie de Franschen, la grrrande nation
aan de spits der beschaving staande, jet hun
Parijs, la capitate du monde, zijn zij niet onuit
staanbaar van ij delheid Zie de Duitschers,
met hun geloof aan de onfeilbare en nergens
geëvenaarde Deutsche Wissenschaft, sedert
Sadowa en Sédan nog vermeerderd met het
gekletter van den wapenroem, vindt gij hen
wellicht beminnelijk? Zie de Amerikanen, die aan
hun kinderen met den paplepel de overtuiging in
gieten dat geen aardbewoner in verstand, in
deugd, in scherpzinnigheid, in vindingrijkheid,
in kunstzin, in verbeelding, te vergelijken is
met den true-born Yankee!
De wijsgeer of de geleerde, die zich met
nationaliteiten-studie bezig houdt, moge over
deze zwakheden glimlachen, niemand kan ont
kennen dat zij zoovele krachten zijn tot
versterking en instandhouding van het vader
land. Wie zichzelven vernedert, zal in den
aardschen strijd om het bestaan, ganschin
tegenspraak met de hemelsche toekomst,
nooit door anderen verhoogd worden en het
noodzakelijkste argument voor het voortduren
van iemands bestaan, is dat hij blijde toont te
zijn dat hij er is.
In deze tweeledige beteekenis, als hulde aan
den schrijver die aan de Nederduitsche natio
naliteit zooveel dienst bewezen heeft en als
uiting dier nationaliteit zelve, zullen wjj morgen
aan het Conscience-feest in gedachte deelnemen.
In een ander opstel, dat de lezer in ons
Bijvoegsel van heden vindt, is door ons een,
naar wij meenen, onpartijdige blik geworpen
op sommige zijden van Conscience's letterkun
dig en persoonlijk karakter. Wij hebben daarin
niet over 't hoofd mogen zien de zwakheid,
aan welke hijzelf zich schuldig heeft bekend.
Maar dat vermindert de hartelijkheid van den
gelukwensch niet, dien wij hem aanbieden.
Naar wij vernemen zal het Vlaamsche opera
gezelschap onder leiding van den heer E. van
der Ven, waarvan wij vóór een paar dagen de
oprichting en samenstelling mededeelden, waar
schijnlijk in de tweede helft van October hier eene
eerste voorstelling geven.
Vllsslngen, 24 Sept. Heden namiddag om
streeks 2 uren is met goed gevolg van de werf
der Kon. maatschappij de Schelde te water gelaten
het schroefstoomschip Zeeland, gebouwd voor
rekening van den heer P. D, De Vries te Middel
burg en bestemd voor de beurtvaart tusschen
Amsterdam, Middelburg en Vlissingen vice versa.
De heeren jhr. De Stuers, referendaris der af-
deeling kunsten en wetenschappen bij het depar
tement van binnenlandsche zaken, P. J. H.
Cuypers en L. C. Hezenmans, architect te 's Her-
togenboscb, hebben na hun onderzoek naar den
toestand van het raadhuis alhier, zich ook begeven
naar Brouwershaven, om den stand der werk
zaamheden aan de kerk der hervormde gemeente
aldaar te onderzoeken. Daarna hebben zij een
bezoek gebracht aan den grooten toren te Zierikzee,
benevens aan het stadhuis en andere gebouwen.
Na Ouwerkerk bezocht te hebben verlieten de
heeren het eiland Schouwen.
does, 23 Sept. In de heden avond gehouden
vergadering van Eigen Hulp werd met groote
ingenomenheid het aanbod van den heer Stigter
begroet, om dezen winter een cursus over onze
staatsinrichting te geven. De tegenwoordig zijnde
leden verklaarden, zoo veel mogelijk een druk
bezoek dezer voordrachten te zullen bevorderen.
Het is een gelukkig verschijnsel, dat de werkman
zelf het nut daarvan inziet. Het denkbeeld werd
nog besproken, om van de goedkoope uitgaaf der
Grondwet, die door de zorg van de Groninger
werkliedenvereenlgiDg zal verschijnen, exemplaren
aan te schaffeD, teneinde ieder lid desveilangd
een exemplaar kunne bekomen.
Nog werden vastgesteld een contract en eenigp
bijzondere bepalingen voor de deelneming in den
gemeenschappelijken aankoop van levensmiddelen,
brandstoffen enz. alsmede de rekening der bereids
geïnde bijdragen, terwijl tot oommissie van be
heer werden aangewezen de leden Sampon,
Frenks en Kogelenberg.
Met groote belangstelling vernemen wij dat de
kapitein van den generalen staf F. de Bas, wiens
mededeelingen uit het leven van prins Frederik
vóór en tijdens den tiendaagschen veldtocht in het
Augustus nommer van den Gids zoo terecht de
algemeene aandacht getrokken hebben, eene his
torische levensbeschrijving van den betreurden
vorst onder handen heeft. Evenals de heer De
Bas voor zijn Gids-ariikel van persoonlijke mede
deelingen van den prins gebruik heeft mogen
maken, is hem voor dit uitvoerig werk door de
prinses Zu Wied en de kroonprinses van Dene
marken vergunning verleend om inzage te nemen
van alle daartoe geschikte gegevens, welke in
's prinsen nalatenschap aangetroffen zullen worden.
Dit werk, waarvan de omvang op 25 tot 30
vel druks geraamd wordt, zal bij den uitgever
H. A. M. Roelants te Schiedam verschijnen.
Het Conscience-nommer van Astrea, letterkundig
tijdschrift voor Noord en Zuid, (uitgever A. Ak-
keringa té Amsterdam), waarvan in onze beide
hoofdartikelen van heden een- en andermaal sprake
is, bevat behalve het opstel van den heer Pol de
Mont, gedichten aan Conscience door W. Gosler,
Virginie Loveling, J. A. Alberdingk Thijm, Louise
Stratenus en M. Coens, benevens „een paar her
inneringen aan Conscience," door J. Gram.
Ook Eigen Haard geeft bet portret van den
beroemden Vlaming, met een bijschrift van prof.
Alb. Thijm.
Slechts in een gedeelte der oplaag van ons
nommer van gisteren hebban wij de toespraak,
door dr. C. E. van Koetsveld bij de begrafenis
van Z. K. H. prins Frederik gehouden, kunnen
opnemen. Wij laten die daarom in haar geheel
hier volgen, terwijl wij overigens op de treurige
plechtigheid, die geheel overeenkomstig het vroe
ger medegedeelde programma heeft plaats gehad,
niet behoeven terug te komen.
Dr. Koetsveld zeide:
"Voor den derden keer binnen drie jaren staan wij
hier. Toch staan wij er kalmer dan de laatste maal.
Toen was het de hope der toekomst, die daar wegzonk
in de donkere dieptenu de herinnering van 't verledene-
Toen de boom, die nog zoo schoone vrnchten had kunnen
dragen, neergeslagen door den stormnu de holle stam,
die, na menigen oogst, door eigen zwaarte valt. Het is
nu eenmaal zoo, hoe weemoedig 't ons stemt: "De ouder
dom is de broeder van den dood."
Straks de Nestor onder de dooden in den koninklijken
grafkelder, was onze prins Frederik het tot voor
weinige dagen, met zijn vriend en broeder, den keizer
van Duitschland, onder de vorsten van Europa. En h\j
ontveinsde 't zich niet. Hij maakte zich geen illusies
meer van het leven, al was hij 't nog niet moe. Nog
hoor ik hem, op de vraag, of hij toch niet al te matig
leefde, met zijn eigenaardigen glimlach antwoorden} »En
meent gij dan, dat men de vierentachtig jaren versterken
kan
Die meer den tachtig jaren, met welk een verwonderlijk
getrouw geheugen bewaarde hjj daarvan de gedachtenis*'
Het was dan ook een belangrijke levenstijd. Geboren in
de ballingschap en opgevoed in den vreemde, scheen de
stortvloed der omwenteling, die "bruiste om zijn wieg, heul
die onverstoorbare kalmte geschonken te hebben, dia
steeds hem is bijgebleven. Als jongeling begroette hij
voor 't eerst het land zijner vaderen en al wat sinds dat
vaderland smartte of verblijdde, hij deelde er in met zijn
gansche hart. De steun van drie koningen, haakte hy
voor zichzelven nooit naar het schitterend, maar soms
drukkend gewicht der kroon; tevreden met Neerlands
eerste en edelste "burger te zijnde band van ons
vorstenhuisde weldoener van duizenden, en onder de
zijnen helder, opgeruimd en goedeen edel menscb, om
dat hij een waar Christen was.... O! wie zoo leefde,
sterft altijd nog te vroeg Zalig de vredestichters
Zij zullen Gods kinderen genaamd wórdenMaar
't is of de geest des ontslapenen mij toefluistert«Geeii
lofrede op mijn graf, God alleen is groot."
Opgeruimd en blijmoedig, jadat was hij. Toch werd
ook hem de smart des levens niet gespaard. Hoe dikwijls
stond hij voor dezen grafkelder. Zij'i twee zoontjes
wachten hem daar, met zijne bejaarde gade. Niet zijne
lieve Louise, Zweden» koningin, die verre van hier rust*
Maar hoe menigmaal en hoe zwaar beproefd, telkens
richtte hij 't ootmoedig neergebogen hoofd weder op,
hechtte zich te meer aan zjjn eenig overgeblevene dofib-