N°. 2
124® Jaargang»
1881.
Woensdag
21 September.
De baronnen van Gemperlein,
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlin Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 20 September.
MARIE VON EBNER-ESCHENBACH.
^-v.Ta-iT-^i-rrj^rTïrr^aty^Ari
MIDDELBIIRGSCHE COIIRAMT.
President Garfield is, na lang en smartelijk
lijden, overleden.
Niet ten onrechte heeft de voorzitter onzer
Eerste Kamer, in zijne openingsrede van heden
morgen, gewaagd van de innige deelneming,
waarmede het Nederlandsche volk die tijding
verneemt.
Week aan week, dag aan dag, heelt Neder
land, vooraan onder de beschaafde volken der
geheele wereld, in gedachten aan het ziekbed
van den lijder vertoefd, eerst gedrukt onder
de verstikkende warmte van Washington, later
met moed bezield door den frisschen zeewind
van Longbranch, die den lijder hoop op beter
schap scheen toe te wuiven.
Indien ooit eene politieke misdaad algemeene
verontwaardiging gewekt heeft, dan is het die
geweest, welke voor de tweede maal binnen
16 jaren op gewelddadige wijze een einde
maakte aan het leven van den president der
groote republiek. Niet dat er een ellendeling
méér bereid gevonden is om een weerloos man
in hinderlaag neer te schieten, heeft onzen af
schuw zoo bijzonder gaande gemaaktmaar
dit, dat het voorwerp zijner misdaad was een
braaf en edel man en huisvader, die door de
verkiezing zijner medeburgers tot de hoogste
waardigheid zijns lands geroepen, bestemd was
om na het einde zijner tijdelijke verheffing in
het burgerlijke leven terug te treden. Dat
was het, wat aan het ziekbed van Garfield
voor geen andere beschouwing plaats liet dan
voor het innigste medelijden met den onschul
dig lijdenden medemensch. Garfield is geval
len, niet als zoenoffer voor de fouten en tekort
komingen eener lange rij van kroon en schepter
dragende voorouders; niet als vertegenwoordiger
van een door den wil des volks tot ondergang
veroordeeld politiek stelsel ook niet als be
drijver eener reeks van geweldige, wrok en
verbittering wekkende dadenmaar als het
onschuldig doelwit van den moordlust eens
onzinnigen misdadigers, die slechts .hem
tot mikpunt gekozen heeft, omdat hij op zijn
verheven standpunt het meest in 'toog viel.
Zooals Garfield gevallen is, kan ieder on
schuldige vallen, die niet uit persoonlijke vrees
en uit onverschilligheid voor het algemeen
belang, zich angstig op den achtergrond houdt.
1
VAN
Het geslacht der Geinperleins is een overoud,
adellijk geslacht, waarvan de lotgevallen innig met
die des vaderlands verbonden zijn. Het is meer
dan eens roemrijk en bloeiend geweest, maar ook
meermalen tot armoede vervallen en in 't ongeluk
gestort. De grootste schuld aan die snelle wis
selingen van hun gesternte droegen de leden van
het geslacht zelf. Nooit schiep de natuur een
geduldigen Gemperlein; nooit een die niet den
naam van „den Strijdbaren" verdiende. Die fa
milietrek was aan allen eigenmaar daarentegen
kan men geen krasser tegenstellingen bedenken
dan die, waarin de verschillende generaties, met
het oog op hare politieke overtuigingenin
verhouding tot elkaar stonden.
Terwijl de eenen hun leven doorbrachten met
hun aanhankelijkheid aan het erfelijk opperhoofd
jnet het zwaard in dé hand te bewijzen en zoo
Zijn dood is eene ernstige les aan allen, wien
eerzucht alleen naar eene groote rol op het
tooneel der wereldgebeurtenissen doet streven.
Wat aan hun besef van verantwoordelijkheid
ontbreken mag, zal voortaan misschien het
gevoel van het persoonlijk gevaar, waaraan zij
zich blootstellen, bij hen aanvullen.
In dien zin kan Garfield's uiteinde heilzame
gevolgen voor zijn land hebben. Dat moge
eenigen troost geven aan de edele vrouw, wier
moed en toewijding sedert de jongste weken
het voorwerp zijn geweest der algemeene
bewondering en aan hare kinderen, voor wie
het woord vaderlandsliefde voortaan met opof
fering voor het vaderland gelijkluidend zal zijn.
Na onze aanteekeningen van gisteren op het
geen door liberale bladen over de sluitingsrede
gezegd is, levert de toespraak, waarmede de
minister Van Lijnden voor de derde maal de zit
ting der staten-generaal geopend heeft, weinig
stof meer tot verdere beschouwingen.
Het Vaderland en de N. Rott. Ct hebben een
juist voorgevoel gehad omtrent hetgeen de mi
nisters aan te kondigen zouden hebben. Hun
programma bepaalt zich tot de reeds ingediende
wetsontwerpen op de militie, de schutterij en den
waterstaat; tot een nieuw ontwerp betreffende
het vestingstelseltot nieuwe ontwerpen voor
kanalen en waterwerken; tot de ontwerpen die
vereischt worden voor de invoering van het nieuwe
wetboek van strafrecht.
Ieder weet, dat deze laatsten weder aan zien ij ke
nieuwe posten op de begrooting van justitie
tot gevolg zullen hebben.
Desniettemin vernemen wij alleen, dat de regee
ring zich niet ontslagen rekent van de zorg „om
nieuwe voorstellen voor te bereiden, die
tot betere verdeeling van de lasten der ingezetenen
en tot vermeerdering van de inkomsten der schat
kist kunnen leiden."
Voorbereiden is nog niet indienen. Doet de
minister van financiën gedurende het geopende
zittingjaar aan de belastinghervorming niets, men
zal hem niet kunnen verwijten dat hij zijne be
loften ontrouw is geworden.
Nog onbepaalder is het uitzicht op de herzie
ning van het kiesrecht. Aan deze, zegt de ope
ningsrede, „wordt gearbeid". Dit is een weinig
stelliger dan het vroeger meer gebruikelijke „zich
onledig houden"; gelijk in 't algemeen de toespra
ken, welke van dit ministerie uitgaan, zich door
beter woordenkeus onderscheiden dan de meeste
harer voorgangsters. Maar wie in dit „arbeiden"
een teeken ziet, dat aan de hervorming van ons
kiesstelsel krachtig de hand zal worden geslagen,
heeft scherper oogen dan ons gegeven zijn.
lang met hun bloed te bezegelen, totdat de
laatste droppel ervan vergoten was, werden de
anderen voorvechters der revoluties en stierven
als helden voor hun zaak, als vijanden der macht
hebbenden en als woeste verachters van iedere
onderwerping.
De getrouwe Gemperleins werden tot belooning
voor hunne goede en krachtige diensten tot eer
en aanzien verheven en kregen uitgestrekte lan
derijen in leenbruik, terwijl de oproerigen, tot
straf voor hun niet minder krachtigen tegenstand,
verbannen en vogelvrij verklaard werden en hunne
bezittingen moesten verbeuren. Dat was de reden
dat dit oude geslacht zich niet, evenals menig
ander, mocht verheugen in het bezit van een van
grootouders op kleinkinderen overgaand voor
vaderlijk kasteel.
Tegen het einde der achttiende eeuw leefde er
een baron Pieter von Gemperlein, die als de eerste
van zijn krijgshaftig huis den staat als ambtenaar
diende en in het laatst van zijn leven een fraai
landgoed, in een der vruchtbaarste streken van
Oostenrijk, ten geschenke kreeg. Daar stierf hij
in hoogen ouderdom, in vrede met God en met
de wereld, twee zonen, Frederik en Lodewijk,
nalatende.
In deze beiden scheen de Gemperleinsche na
tuur, die zich in den vader verloochend had, zich
weer te doen gelden. Zij bracht weer de twee
typen van het geslacht, een feodalen en een radi-
Yolledigheidshalve vermelden wij dat het Han
delsblad, in de mededeeling dat „tot krachtige
bevordering der belangen van handel, landbouw
en nij verheid in Ned.-Indië ook dit jaar de mede
werking der staten-generaal zal worden ingeroe
pen," eene belofte ziet van de indiening van een
wetsontwerp, waarvan de strekking echter in 't
midden blijft.
Voor 't overige doet althans het Handelsblad
tot ons genoegen, een paar woorden hooren die
doen zien dat de liberale partij ofschoon,
door nood gedwongen, de werkzaamheid niet
storende van een kabinet dat alle politieke vraag
stukken rusten laat, toch nog hare wenschen,
hare plannen, hare beginselen met éen woord,
niet vaarwel zegt. Het Ebl. wijst op de schraal
heid der openingsrede, die niet alleen van kies
stelsel en belastingen zwijgt, maar ook van de
herziening der gemeentewet en der wet op het
middelbaar onderwijs met geen woord gewaagt.
Daarna luidt de "slotsom van het Amsterdamsche
hoofdorgaan aldus:
„Het programma der regeering klinkt zeer mat:
geen grootsche voornemens, enkel voortzetting van
de taak om het vele achterstallige af te doen.
„Onder de tegenwoordige omstandigheden had
men niet veel anders te wachten. De tweede
kamer heeft wel een liberale meerderheid, maar
niet eene die geschikt is om de regeertaak voor
een krachtig kabinet mogelijk te maken. Men
moet dus tevreden zijn met een kabinet, dat zonder
te reageeren op liberale maatregelen, zaken afdoet
en groote politieke vraagstukken laat rusten, al
thans niet op den voorgrond stelt."
Heden is door de heeren jhr. mr. V. E. L. de
Stuers, F. J. H. Cuypers en een bouwkundige uit
's Hertogenbosch een onderzoek ingesteld op den
stadhuistoren alhier, naar de herstellingen welke
aan dit gebouw noodzakelijk en gewenscht voor
komen.
Voor de Woensdag en Donderdag alhier te hou
den tentoonstelling van Floralia werden gisteren
door 515 personen 2760 planten ingeleverd. In
Maart hadden zich 606 personen voor het ont
vangen van planten aangemeld. 53 personen
leverden planten van het vorige jaar in.
In 1880 waren er 524 personen, die 2770 planten
inleverden en 62 die overjarige ten toon stelden.
VHsslngen, 20 Sept. De tentoonstelling
van bloemen en planten gekweekt door het volki
evenals vorige jaren door de vereeniging voor
volksvoordrachten en volksvermaken Floralia in
't leven geroepen en krachtig bevorderd, heeft
weder eene goede uitkomst opgeleverd. Er zijn
door 83 personen planten aangevraagd, waarvan
door 66 personen 279 stuks zijn ingeleverd, terwijl
calen Gemperlein voort, en wel in éen generatie,
'tgeen zij tot dusver nog nooit gedaan had.
Frederik, de oudste, had zijn neiging gevolgd en
was aan de militaire academie te Wiener-Neustadt
in den wapenhandel ontwikkeld. Lodewijk ging
op zijn achttiende jaar naar de universiteit te
Göttingen en keerde op zijn tweeëntwintigste met
een prachtig' litteekeo op zijn gezicht en de idealen
eener wereld-republiek in het hart naar huis terug.
De broeders hadden een vijftienjarigen, hard-
nekkigen, met kracht en moed gevoerden strijd
noodig om in te zien, dat er voor hen in de we
reld geen heil te vinden wasdat Frederik 's
tijd voorbij en die van Lodewijk nog niet geko
men was.
De eerste legde zijn zwaard neder, daar hij het
moede werd om een koning te dienen die in vrede
met zijn volk wilde leven; de tweede keerde
zich morrend af van een volk, dat zijn nek ge
willig en tevreden onder het juk der opperheer
schappij kromde.
Frederik en Lodewijk betrokken gelijktijdig
hun bezitting Wlastoiviten wijdden zich met
liefde en ijver aan het bestuur daarvan. Ofschoon
zij evenveel van elkaar verschilden als ja en neen,
kwamen zij toch op een kardinaal punt overeen,
namelijk in de onuitsprekelijke gehechtheid, die zij
van lieverlede voor hun landelijk verblijf kregen.
Geen teeder vader kon ooit den naam zijner
eenige dochter op aandoenljjker toon uitspreken
door 17 personen 420 sierplanten waren aan
gebracht.
Er waren 24 prijzen uitgeloofd, nl. 20 prijzen
voor FloraliapiSiDien en 4 prijzen voor vrije
verzamelingen.
De tentoonstelling heeft andermaal het bewijs
geleverd dat het aankweeken van planten in den
smaak des volks valt en de vereeniging mocht
zich weder verheugen in het zien der vruchten
van dit haar goed werk.
Op een door het min. van koloniën openbaar
gemaakten staat van militaire nalatenschappen,
afkomstig van officieren en minderen der landmacht
in Indie, die opgevraagd en ontvangen kunnen
worden bij het ministerie van koloniën, komen de
volgende personen uit Zeeland voor: J. C. van
der Moer, geb. te Zierikzee, 14 Oct 1843, ten
bedrage van f 0.91 en J. la Gasse, geb. te Kad-
zand, 30 Dec. 1845 ad. f 15.83.
Door dr. Hartogh Heys te Assen is bij adres
aan den koning verzocht het besluit van den ge
meenteraad te vernietigen, waarbij de raad zich
onbevoegd verklaard heeft de beslissing van den
burgemeester, om den adressant op eene belofte
als raadslid toe te laten, te casseeren.
Adressant gelooft uit een oplettende lezing van
artt. 39 en 134 van de gemeentewet, in verband
met elkander beschouwd, te mogen afleiden dat
de wets-uitlegging, die de raad van Assen door
dit besluit gegeven heeft, geheel onjuist is en da
bevoegdheid tot beslissing in deze wel degelijk
toekomt aan den raad en geenszins aan den voor
zitter persoonlijk, die in deze alleen fungeert als
instrumenteerend beambte.
„Prins Frederik", schrijft de Haagsche kroniek
schrijver der N. Gron. Ct, „wees nooit een aan
vraag om ondersteuning van eenig goed werk of
van behoeftigen af. De rente van een kapitaal
van honderdduizenden was bestemd om aan alle
aanvr&gen te voldoenmeer dan 4000 gezinnen
in Den Haag en alle behoeftigen van Wassenaar
ontvingen eiken winter voortdurende geldelijke
ondersteuning, en langs het kanaal der vrijmetse
larij vloeiden de liefdegiften bij duizenden guldens
te gelijk door het geheele land. Maar alles
geschiedde in stilte, soms niet eenmaal in 's prinsen
naam."
Het vermogen van den prins wordt, volgens
dezen correspondent, door personen uit 's prinsen
omgeving op 200 millioen geschat. Bijna dit
geheele fortuin zal naar Duitschland en Dene
marken gaan. Men spreekt intusschen van be
langrijke legaten, aan den koning en den kroon
prins vermaakt.
De St. Ct. bevat de statuten van de Vereeniging
van burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en
als zij dien van Wldslowitz. Het was voor hun
het zinnebeeld van al het goede en schoone.
Voor Wlastowitz was geen offer hun te groot,
geen lof overdreven. „Mijn Wlastowitz," zei ieder op
zijn beurt, en zij zouden het elkaar kwalijk geno
men hebben, als een van beiden iets anders gezegd
had.
Terstond na hun aankomst hadden zij besloteti
het vaderlijk erfgoed in twee gelijke helften té
deelen. Het slot met de bijgebouwen zou in het
bezit van Frederik blijven, die daarentegen dé
verplichting op zich nam, om voor Lodewijk
midden op diens terrein een houten huis te laten
bouwen, waarin hij aan het hoofd der familie,
welke hij dacht te stichten, Wilde leven en sterven.
De deeling werd veel en druk besproken, maar
om er in werkelijkheid toe over te gaan, hohot
daar denkt men nog eens over. Men neemt wel
zulk een besluit, maar de uitvoering ervan stelt
men liefst van jaar tot jaar uit. Van welk stuk;
welken voetbreed, welken kluit van dien dierbaren
grond zou een der broeders vrijwillig afstand doen
Ieder hunner zou de streep, die het mijü en dijn
scheidde, en het goed dat als éen geheel eenig
en volmaakt was, in twee onvolmaakte helften
deelde, midden door het hart gaan.
Desalniettemin was sedert lang de grens tusscheü
Boven- en Onder- Wlastowitz op de kadastrale kaart
aangegeven, lag het plan voor het houten huis
goed bewaard in het archief en eenmaal geschiedt!4