N°. 221.
Dinsdag
20 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën: 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daübk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 19 September.
Tengevolge der opening van de zitting der
staten-generaal door eene commissie van ministers,
zal er volgens den Haagschen correspondent der
Arnh. Ct., geen troonrede uitgesproken worden,
waardoor natuurlijk het adres van antwoord
vervalt.
Bij het gemis van eenig antecedent, kunnen
wij niet beoordeelen ot deze meening juist is. In
Engeland wordt de troonrede, indien de koningin
zelve het parlement niet opent, door den lord-kan-
selier voorgelezen. In België blijft zij daarentegen
achterwege. Niemand zal het gemis vermoedelijk
betreuren, ofschoon wij de gedachte van den
straks genoemden correspondent niet doelen, dat
het ons eenige politieke redevoeringen zal uithalen.
De gedachten wisseling over het adres van ant
woord behoort tot die onbestemdheden op bijna
onbeperkt terrein, op welke sommige redenaars
bijzonder belust zijn. Kunnen zij de voor die
gelegenheid bestemde welsprekendheid niet aan
den man brengen, men kan er zeker van zijn dat zij
onder een anderen vorm, bij motie, interpellatie
of bij de algemeene begrootingsdiscussiën, terug
zal komen.
Wat ons zou doeu denken dat de beriohtgever der
Arnh. Ct. juist kon zijn ingelicht omtrent het achter
wege blijven der troonrede, is dat de N. B. Ct. en het
Vaderland beide politieke beschouwingen vast-
knoopen aan de sluitingsrede, een staatsstuk, uit
den aard der zaak nog veel onbeduidender en
nog veel meer tot een zinledigen vorm ontaard,
dan de troonrede gewoonlijk is.
Het Vaderland vindt het jammer dat de heer
Van Lijnden, bij het aanvullen van zijn kabinet
met den heer Rockuasen, niet te gelijk ook aan
eene andere vervanging gedacht heeft. Een der
ministers staat, volgens het Vad. zwak. Van de
onaangename taak om hem aan te wijzen rekent
het Vad. zich ontslagen, dewijl „ieder" het weet.
Wij moeten tot onze schaamte bekennen dat
het ons niet zoo duidelijk is. Uit de bijvoeging
van het Vaderlanddat „het zwakke deel een
gewichtige functie te vervullen heeft," zou
den wij opmaken dat de minister van bin-
nenlandsohe zaken bedoeld wordt, op wien de
last der kieswet-herziening drukt. Maar ook de
heer Van Goltstein staat zwak en het Vad. heeft
in den laatsten tijd, door zijne betoogen in zake
de Suriname quaestie, het zijne gedaan om de
positie van den minister van koloniën niet sterker
te maken. Wie wordt dus bedoeld?
Voor 't overige waarschuwt het Vad. de minis
ters tegen eene zwenking naar den conservatieven
kant, waar de antirevolutionairen, na de opneming
van den heer Rochussen, eenigszins op schijnen
te rekenen. Daarmede zou de steun aanstonds
wegvallen, dien de liberale meerderheid tot dusver
het ministerie bood.
„Niet te ontkennen is het, zegt het Vad.,
dat ziGh enkele elementen bij de liberalen hebben
aangesloten, die zich waarschijnlijk in conservatie
ve omgeving nog beter te huis zouden gevoelen;
maar de heer Van Lijnden weet zelf te goed dat,
ook al gingen deze enkelen een zwenking naar
rechts maken, daardoor toch de liberale meer
derheid nog geen minderheid zou worden."
De slotsom van het Vad. is dat het ministerie
op den steun der liberalen kan blijven rgkenen, in
dien het, evenals tot dusver, „maatregelen voorstelt,
die door de liberalen kunnen worden gesteund
zonder hun beginsel te verloochenen."
Dit is eene exceptie in negatieven zin. Welke
maatregelen de liberale partij, krachtens haar
beginsel, verwacht, wordt er niet door aangewezen;
De N. Bott. Ct. is, wie had het voor een
jaar of wat kunnen denken met het kabinet-
Van Lijnden zoo ingenomen, dat zij aan geen
enkel woord van critiek in hare beschouwing over
de sluitingsrede plaats geeft.
Na de opsomming van alles wat in het afgeloo-
pen wetgevend jaar tot stand is gebracht, zegt
zij
Dit overzicht was geschreven voor de onder Onze
Laatste Berichten opgenomen openingsrede in ons bezit
was. Wij vonden het echter niet noodig onze beschouwing
te wijzigen.
"In de eerste plaats heeft het ministerie deze uitkomst
dank te weten aan eigen bekwaamheid en werkkracht, die
waarlijk niet alledaagsch, en bij de armoede aan uitstekende
mannen, dubbel te waardeeren zijn. Maar bekwaamheid en
ijver alleen behalen in dit strijdperk nog geen zegepralen.
Politiek stond het ministerie onder een goed gesternte.
Een eigen partij, waarmee het regeert, heeft het niet; maar
een tegenpartij, die het niet wil laten regeeren, heeft het
ook niet. Ja, de kerkelijke partijen stellen zich nu en dan
in postuur, en laten onheilspellende geluiden hooren. Maar
erg gemeend is het niethet was, of men dankbaar was
dat de vijandelijkheden geen gevolgen zouden hebben. "Vrij
algemeen, al werd het ook niet openlijk erkend, begreep
men dat nu geen der partijen de regeertaak verlangde
over te nemen, het bestuur moeilijk in hetere handen kon
zijn. Eigenlijke oppositie had het ministerie niet. Waarde
bekende gevoelige punten buiten spel hieven, werden zijne
voordrachten met zeer gemengde meerderheden aangenomen
of verworpen. Op den duur, en bij eigenlijk politieke
hervormingen vooral, is dit zeker de gewensehte toestand
nietmaar tijdelijk, en bij desorganisatie van de politieke
partijen, kan met zulk een verhouding van regeering en
parlement wel wat goeds tot stand komen."
Daarna wijst de N. B. Ct op alles wat, op
dezelfde wijze, nog gedaan kan worden. „Neem
slechts wat er gereed ligt de voorziening tegen
overstroomingen in Noord-Brabant, de Nieuwe
Maasmond, de waterstaatswetten, de krankzin
nigenwet, de militie- en schutterij wetten. Voeg
daarbij wat de minister Modderman, die in deze
twee jaren getoond heeft wat hij kan, ter her
vorming van het rechtswezen nog zal voort
brengen."
„En dan, zegt het liberale hoofdorgaan, op een
toon van groote verwachting, en dan hebben wo
onzen nieuwen minister van financiën nog!"
Zij verwacht zelfs dat de heer Van Lijnden nu
de financieele hervorming, „door ook het roerend
vermogen in de algemeene lasten aan te slaan",
op den voorgrond zal stellen.
Maar zelfs al doet hij dat niet, al stelde de
heer Van Lijnden hare verwachting te leur, dan
nog zou de N. B. Ct een jaar, waarin al het
andere genoemde tot stand kwam, tot de goede
jaren rekenen.
Men zegge nu nog eens dat de heer Van Lijnden
niet „ondereen goed gesternte" leeft. Alleen door
zijn optreden doet hg liberale verwachtingen
geboren worden, en stelt hij die te leur, dan zal
men toch niet minder met hem ingenomen zijn.
Al doet het ministerie Van Lijnden-Modderman
niets aan belasting-hervorming, noch aan kies
rechts-herziening, welke laatste ia de nabe
trachting der N. B. Ct zelfs met geen woord
genoemd wordt, „toch blijve het zijn nnttigo
werkzaamheid voortzetten, en vinde het bij de
vertegenwoordiging den noodigen steun, om nog
veel af te doen van het zeer vele, dat onder het
getwist der partgen maar al te lang ongedaan is
gebleven."
Après tela, tirons Véchelle! Waar men ons
zóo voorgaat, doen wg er het zwggen toe. De
hoogste bewondering tooh, uit zich in een wel
sprekend stilzwggen. En wg zouden niet gaarne
bij de N. B. Ct achterstaan!
Het Wbl. v. Zeeuwseh Vlaanderen's Westelijk
Deel bevat een verslag der op den Hen dezer te
Oostburg gehouden vergadering der afdeeling van
Volksonderwijs. Aan dat verslag ontleenen wij
het volgende:
Aan de leden werd medegedeeld, dat eerlang
eene vacature in de tweede kamer zou ontstaan
door 't aftreden van jhr. De Jonge dat het na-
tuurüjk de tgd nog niet was om definitief een
candidaat te stellen, aangezien de vacature
nog niet bestond, maar dat het aan 't bestuur
gewenscht voorkwam, gemachtigd te worden om
met andere liberale vereenigingen in overleg te
treden, teneinde de gewensehte samenwerking te
verkrijgen.
Verder zeide de voorzitter, dat hg er niet aan
twijfelde of bg het aftreden van den heer De
Jonge zou deze vereéniging, indien zulks maar
eenigszins mogelijk was, den heer H. J. Bool te
Leiden tot haren candidaat stellen.
Op grond van een in de vorige vergadering ge
nomen besluit, om zich aangaande de meeningen
van den candidaat te vergewissen op 't gebied
van financiewezen en de kieswet, had hg zich tot
den heer Bool gewend en hem gevraagd
1. Of hg geneigd was de candidatuur aan te
nemen, indien hem die werd aangeboden.
2. Wat hg dacht over de afschaffing der patent
wat en eene meer biligke verdeeling der lasten.
3. Verlangt ook gij (a temps opper tun) een her
ziening der grondwet, om in de kieswet de capa
citeiten als factor op te nemen
Tot bet aannemen der candidatunr verklaarde
de heer Bool zich bereid, terwijl hg de 2e en 3e
vraag beantwoordde als volgt (de heer Hamma-
cher las den brief voor):
„Ons belastingstelsel eischt meer dan éene ver
betering, zal het, wat het doel van elk belasting
stelsel moet zgn, de lasten op eene biligke wijze
verdeelenmaar eene dringende verbetering
is zeker de hier gestelde. De patentwet toch is
eene onzer slechtste belastingwetten. Ware het
patentrecht eene eenvoudige vergoeding voor de
bijzondere bescherming, welke de patenthouder
bij de uitoefening vau zijn bedrijf geniet, dat
recht zou weinig bezwaren opleveren; doch het is
eene drukkende belasting, die ongelijk werkt,
slechts enkelen treft en daarom onrechtvaardig is.
„De vervanging van dat recht door eene be
lasting op bet inkomen niet van sommigen, maar
van allen, acht ik hoogst wenscheigk.
„3. Deze vraag verklaar ik gaarne in een be
vestigenden zin te beantwoorden. Door de staats
commissie van 1848 was in zoover medewerking
der capaciteiten tot het verkiezingswerk voorge
steld, als zij in overweging gaf te bepalen, dat zg,
die den graad van doctor aan eene Nederlandsche
school verkregen, niet aan de voorwaarde van
den census zouden onderworpen zgn. Het is niet
alleen te betreuren dat dit voorstel destijds niet
door de toenmalige rëgeering is overgenomen,
maar naar mijne overtuiging zouden nog vele
andere capaciteiten van de voorwaarde van den
census moeten ontslagen worden.
„Op koloniaal gebied verklaar ik te behooren
tot hen, die in Indië een krachtig gezag wenschen,
die den band tusschen moederland en koloniën
willen versterken, doch eene te groote inmenging
der Nederlandsche regeering in het bestuur der
koloniën nadeelig achten, en die er de liberale
beginselen wenschen in toepassing te brengen;
doch geleideigk en met inachtneming der aldaar
bestaande bgzondere toestanden, omdat alleen gelei-
deigke hervormingen tot eene gewensehte ontwik
keling der inlandsche bevolking leiden en tot
zegen van moederland en koloniën strekken
kunnen."
De hier medegedeelde verklaring van den heer
Bool is eenigszins uitvoeriger dan de mededeeling
van onzen Oostburgsehen berichtgever, Midd
Ct. van 13 dezer), welke overigens in hoofdzaak
juist was.
In hoe verre deze verklaring voldoenden grond
oplevert voor het stellen eener liberale candidatuur
voor de tweede kamer, zal te zgner tgd, bij het
openvallen der nu nog door deu heer De Jonge
bezette plaats, een onderwerp van overweging
uitmaken.
Onze meening bigft echter, dat vooral in den
tegenwoordigen politieken toestand, nu het begrip
„liberaal" zoo onbestemd geworden is, eene meer
in bg zonderheden tredende uiteenzetting der
zienswgze van een candidaat, ten opzichte van
de belangrijkste vraagstukken, voor het slagen
eener candidatuur wensohelijk is.
's Cïravenhage, 19 Sept. Tot ons genoegen
vernemen wij dat de toestand van Z. K. H. den
prins van Oranje voortdurend beter wordt en alle
verontrustende verschgnselen geweken zgn.
does, 19 Sept. De gemeenteraad heeft in
zijne zitting van heden benoemd tot leeraar in de
wiskunde voor den loopenden cursus aan de
H. B. S. voor jongens de heer M. C. J. deVisser,
doctorandus te Utrecht. Met den benoemde waren
voorgedragen de heeren D. Ingerman, technoloog
te Wageniugen en Johannes van Leeuwen, civiel-
ingenieur te Gorinchem.
Tot lid der commissie voor de strafverordeningen
werd benoemd de heer Ramondt.
Door burg. en weth. zijn benoemd tot onder
directeur der H. B. S. voor jongens dr. Z. F.
Diehl en tot onderdirectrice der H. B. S. voor
meisjes mej. H. K. van der Meij.
's lieer Arendskerke, 19 Sept. Volgens
publicatie aan het „aanplakbord" zal de heer
C. de Smit, landbouwer te Wissenkerke (N. B.),
Zaterdag 24 dezer, des avonds te 7 uren, in het
gemeentehuis eene voordracht houden omtrent
zgne opgedane ondervinding tgdens zgn verbigf
van eenigo maanden in Amerika.
Zeker zal van deze gelegenheid ruimschoots
gebruik worden gemaakt, wanneer de „kleine
entree" die volgens de publicatie gevraagd wordt,
vooral met het oog op den arbeidenden stand,
inderdaad klein mag heeten.
Het in ons nommer van Vrgdag aan de Goe-
sche Ct. ontleend bericht, dat te Biervliet tenge
volge der onvoltalligheid van de raadsvergadering
geen wethouder verkozen is kunnen worden in
plaats van den aftredenden wethouder J. Verplanke,
die niet meer in aanmerking wenschte te komen,
is onjuist.
De wethouders te Biervliet moesten dit jaar
niet aftreden, zoodat er geen sprake kou ziju van
eene benoeming. Feiteigk zgn er dan ook nog
twee wethouders.
Wat zou den berichtgever der Goesóhe courant
aanleiding hebben gegeven tot het vermelden van
een bericht, waarvan de tastbare onjuistheid op
de plaats zelve zoo gemakkeigk na te gaan was
Nadat het thans te Vlissingen iiggende lichtschip
Schouwer.bank door den Inspecteur over het loods
wezen geinspecteerd was, zgn Zaterdag avond de
seinlichten ervan ontstoken. Een talrgk publiek
bewoog zich op de Dokkade, om dat zeldzame
schouwspel te genieten. Ook de misthoorns
werden beproefd, die een op verren afstand hoor
baar doordringend geluid geven.
Bij Prov. bladen no. 98,99 en 100 worden de in de
zomervergadering der staten genomen besluiten be
trekkelijk den waterstaatsdienst, die bij kon. besluit
vau 8 dezer zijn goedgekeurd, afgekondigd, zoodat
die met 1 Januari aanstaande in werking zullen
treden.
De kroonprinses van Denemarken, kleindochter
van wijlen Z. K. H. prins Frederik, is Zaterdag
voormiddag met gevolg te 'sHage aangekomen
en begaf zich onmiddeligk naar het huis de Paauw.
Zij werd aan het Rijn spoorwegstation ontvangen
door den prins Zu Wied en door eenige heeren
van het huis van den overleden prins, alsmede
door den heer Brandt, consul van Denemarken
te Amsterdam.
De regeering van het groothertogdom Luxem
burg zal bg de begrafenis worden vertegenwoor
digd door baron De Blochausen, president van
het bewind, en den heer Ruppert, staatssecretaris.
Eigen Haard bevat deze week een sprekend
gelijkend portret van den overleden vorst, met
een bijschritt, waarin gezegd wordt dat de prins
ons het beeld vertoonde van den eerlijken Hol
lander, die zgn land diende zonder roemzucht, en
zgn plicht deed omdat hg niet anders kon noch
wilde.
Het programma voor de begrafenis van wgien
Z; K. H. prins Frederik behelst in hoofdzaak het
volgende
De begrafenis heeft plaats Vrijdag den 23 dezer,
des voormiddags te 11 uren. Na eene huishou
delijke 'godsdienstige plechtigheid wordt het lijk
overgebracht van het huis de Paauw naar het
paleis van den prins met een afzonderUjken stoet.
Het lijk wordt vervoerd in den koninklijken
ronwwagen, bespannen met zes paarden. De
koninklijke kroon, op een rood fluweelen kussen,
de veldmaarschalks-staf, benevens de ordeteeke-
nen zijn op het rouwkleed, dat de kist dektj
vastgehecht.
Geopend door het 3e regt. huzaren, de koD»
scherpschutters, de dd. schutterij van 's Graven-
hage en het regt grenadiers en jagers, bestaat de
lijkstoet uit een hoffourier, den kamerheer-ceremo
niemeester des konings, de hofbeambten en offici
anten van wijlen den prins en van de verschillende
hoven, hofkoetsen met de kamerhesren-dxagers
van het igk, den secretaris van den prins, ge
heim-hofraad Van Otterloo, den lijfarts, dr.Blom
Coster, de heeren Roeloffen Von Hugo, generaal
directeur en directeur van 's prinsen goederen te
Muskau en Neuland, jhr. mr. W. G. Hovg, admi
nistrateur van het kroondomein en don kamerjonker
C, Graaf van Bijlant, secretaris, en M. graaf van
Limburg Stirum, hofmaarschalk van wijlen deti