1881.
19 September.
N°. 220.
124® Jaargang.
Maandag
Gemengde Berichten.
Verscheidenheid en Overeen
stemming.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 5/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enzvan 1-7 regels f 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de Fublicité O. L. Daiibe Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Ween en, Zurich enx.
Middelburg, 17 September.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Kerknieuws.
MIDDELRIJRGSCHE COURANT.
Het is voor den leek in militaire zaken
uiterst moeilijk zich een op goede gronden
rustend oordeel te vormen omtrent het stelsel
van legervorming, dat voor de verdedigbaar
heid van onzen vaderlandschen bodem noodig is.
Aan belangstelling, mag men zeggen, ontbreekt
het niet. Aan goeden wil ook niet. Aan offer
vaardigheid evenmin, want met het geld zijn onze
kamers, blijkens ons reeds zeer aanzienlijk
oorlogs-budget, niet karig en zelfs de weerzin
tegen den persoonlijken dienstplicht zou niet
onoverwinnelijk zijn, wanneer de overtuiging
bestond dat die voor de strijdbaarheid van ons
kleine leger onontbeerlijk was. De bezorgd
heid over de gevaren, die onze nationale zelf
standigheid kunnen bedreigen, is in de laatste
twintig jaren herhaaldelijk genoeg opgewekt en
wordt voortdurend levendig genoeg gehouden,
om voor de beveiliging van dat dierbaar klein
ood de natie tot ieder offer bereid te vinden.
Het bezwaar ligt echter daarin dat, afge
scheiden van de aan het onderwerp zelf voor
leeken verbonden moeilijkheden, onze krijgs
kundigen het, zoo omtrent de hoofdbeginselen
als omtrent de onderdeelen, zoo weinig eens
zijn.
De generaal Beijen verklaarde in de memo
rie van toelichting bijzijn ontwerp van wet op
de militie van 1877„van een uitsluitend
militair standpunt de afschaffing van de dienst-
vervanging zeer gewenscht te achten." Hij
zwichtte alleen voor zijn ambtgenoot Heemskerk,
toen hij haar niet voorstelde.
De minister Reuther zegt daarentegen in zijne
pas ingediende memorie van toelichting, dat
persoonlijke dienstplicht in het belang van het
leger geenszins noodzakelijk is. Hij en zijne
ambtgenooten verklaren zich overtuigd„dat
aan de toepassing van dat beginsel geen noe
menswaardige voordeelen van militairen aard
verbonden en dat de verwachtingen, die er
door sommigen voor de verbetering van het
gehalte der levende strijdkrachten van worden
gekoesterd, grootelijks overdreven zijn."
De kapitein Rooseboom ontwikkelde in de
Vragen des Tijds van December 1880 een plan
van leger-inrichting, dat met het nu door de
regeering voorgestelde in zoo ver overeenstemt,
dat persoonlijke en algemeene dienstplicht, te
vervullen bij de militie of bij de schutterij,
betere inrichting en oefening dezer laatste, en
onmiddellijke aansluiting van een deel der
schutterij bij de militie, zoodat beide ongeveer
te gelijk tot het afweren van een eersten aan
val medewerken, van beide plannen de grond
slagen zijn. Maar, voegde deze militaire des
kundige erbij,„om kader bij de bezettings
troepen (te vormen uit de schutterij) te beko-
men, moet men hebben persoonlijken dienst
plicht bij de militie."
Wel neenantwoordt de tegenwoordige
regeering,'omkader te verkrijgen, moogtgij
op de militie niet rekenen. Dat is in strijd
met den geest der grondwet 5 maar bovendien
is de bij de grondwet vastgestelde oefenings-
tijd veel te kort om onze miliciens, zelfs al zijn
de plaatsvervangers eruit weggevallen, tot ge
schikte onderofficieren op te leiden.
Dit voor zoo ver eeu hoofdbeginsel betreft.
Ziehier een staalkaart van verscheidenheid ten
opzichte van een onderdeel, dat voor de maat
schappelijke werking van een militiewet geens
zins van gewicht ontbloot is. Het tijdstip name
lijk, waarop de eerste lichting der miliciens ieder
jaar moet opkomen.
In de memorie van toelichting van 1877 wer
den de redenen, die voor de inlijving in het voor
jaar pleiten, uitvoerig en met zekere gemoede
lijkheid uiteengezet. „In een naburig rijk," werd
daar gezegd, de naam werd niet uitgesproken,
overeenkomstig het gebruik van den kanselarij
stijl, die medebrengt dat men de dingen zoo
weinig mogelijk bij hun naam noemt, „in een
naburig rijk dan, waar de inlijving in het najaar
plaats heeft, vindt men in alle garnizoensplaatsen
ruime exercitieloodsen, waar, tengevolge van
den driejarigen oefeningstijd, gedurende den
geheelen winter de eerste oefeningen gehouden
kunnen worden." Bij ons te lande zou dat, met
het oog op den korteren diensttijd, het geval
niet kunnen zijn; zou men reeds in de winter
maanden moeten beginnen met de exercitiën in
de compagnieschool, het schijfschieten en de ver
richtingen van den kleinen oorlog. En dat terwijl
bijna alle terreinen zijwaarts van de dijken
onbruikbaar zijn en de meeste exercitie-terreinen
dras staan. Ook is het opkomen van den loteling
in het najaar, uit een gezondheids-oogpunt, be
denkelijk. Zijn moreel is toch al niet opge
wekt. „Komt hij in Mei onder de wapenen,
dan kan hij zich in zijn vrije uren door een wan
deling het gemoed opfrisschen, of kennis maken
met de vele voor hem nieuwe zaken zijner
garnizoensplaats. Wordt hij daarentegen in het
najaar in dienst gesteld, dan zou voor zijne oplei
ding met de uren van den dag moeten worden
gewoekerd. Er bestaat gegronde vrees dat de
milicien zijne vrije avonduren, in dat jaargetijde,
voornamelijk zal slijten in kroegen enz. Het be
zoek van zulke huizen kan wel lijden tot zijn ze
delijk bederf, niet tot opwekking van zijn moreel.
Ook de beide hoogste geneeskundige autoriteiten
hebben zich eenstemmig en nadrukkelijk tegen
het invoeren van dien maatregel verklaard."
Heeft men zich door dit betoog laten
verteederen, dan wordt men weder tot hard
heid genoodzaakt door deze verklaring in de
jongste memorie van toelichting„Aan inlijving
in de eerste helft van October wordt de voor
keur gegeven, met het oog op de belangen van
de oefeningen en den dienst, op de billijkheid
jegens de militieplichtigen en op regelmaat bij
de uitvoering der wet."
Kapitein Rooseboom is het hiermede geheel
eens. Hij zet het nadeel der inlijving in Mei
voor de oefeningen der rekruten, met het oog
op de ongelijke sterkte der compagnieën in
den zomer, uiteen en zegt vervolgens„De
bezwaren die men tegen de opkomst in 't
najaar heeft aangevoerd, zijn van weinig be
lang. Zeker zal men niet, als tegenwoordig,
de miliciens in zes weken kunnen at-exerceeren;
dit is echter onnoodig en nadeelig, omdat de
rekruut dan gejaagd wordt. Thans kan hem
tijd worden gelaten om zich de voor hem
nieuwe begrippen eigen te maken en kan hij
zich kalm op de hoogte stellen van alles wat
hij weten moet. Neemt de milicien daarna
aan de oefeningen van de grootere afdeelingen
deel, dan zullen deze ook voor hem meer
vrucht dragen."
Den belangstellenden leek, die eenige dezer
tegenstrijdige betoogen leest, moet het spoedig
gaan als Frederik Willem I van Pruisen, toen
hij zich, teneinde een onpartijdig oordeel te
kunnen vellen, door twee advokaten achter
eenvolgens het voor en tegen eenér zaak liet
ontvouwen. Toen de een gesproken had zeide
de koning ernstigDer Mann hat Rechten hij
besloot dienovereenkomstig te handelen. Maar
nadat hij ook den ander gehoord had, riep de
vorst toornig uitDer Teufelskerlhat ja auch
Rechten hij wees beiden pleitbezorgers
met zijn beruchten rotting de deur.
Dit laatste mag onze slotsom niet zijn en
wij stellen ons voor, na gezette kennismaking
met de beide wetsontwerpen, hun strekking
eli beteekenis meer in bijzonderheden na te
gaan en te trachten ons eene meening daar
over te vormen.
Reeds nu echter zouden wij een wensch een
leekenwensch, willen uitspreken ten voor-
deele der regeerings-voordracht.
Wij zijn voorstanders van den persoonlijken
militieplicht en het doet ons leed dat de
regeering dien ook niet voorstaat, dewijl het
ons onrechtvaardig voorkomt dat het dragen
der wapenen voor 's lands verdediging, dat
volgens de grondwet een der eerste plichten
is van ieder Nederlander, door den vermogende
met geld afgekocht kan worden. Alles wat
0. a. de Amh. Cta hiertegen aanvoert, kan ons
niet overtuigen dat dit onrecht de verplichting
van den onvermogende om persoonlijk te dienen,
niet onaangenamer en drukkender maakt.
Ook komt het ons onmogelijk voor, dat het
leger niet in gehalte en aanzien zou winnen,
wanneer de meest ontwikkelde en vermogende
jongelingen mede in zijn gelederen plaats
namen.
Maar ook de tegenwoordige minister van
oorlog, aan wiens kennis van de behoeften des
legers door ieder hulde wordt gebracht, ver
klaart weder, evenals al zijne voorgangers in de
laatste jaren, dat hij den persoonlijken dienst
plicht missen kan. In zoo ver wil hij alleen
aan den eisch der grondwet voldoen, dat hij
den plicht van het dragen der wapenen inder
daad door ieder, maar door de vermogenden
in de gelederen der beter ingerichte en
geoefende schutterij, wil doen vervullen.
Verder wil de minister het jaarlijksch
militie-contingent van 11000 op 12600 man
brengen, een cijfer dat tengevolge der voort
durende vermindering van het aantal vrijwil
ligers noodig is, dat met de stijging der bevol
king verband houdt en dus alleen op eene
opoffering in geld neerkomt.
In deze omstandigheden zouden wij wenschen
dat de wetsontwerpen, misschien op sommige
punten verbeterd door het gemeen overleg met
den minister, door de Staten-generaal werden
aangenomen. Er zal wel weder tegen aange
voerd worden dat dit half werk, dus beter
achterwege gelaten zou zijn en aan een nieu
wen minister (den hoeveelsten?) het maken van
een nieuw plan (het hoeveelste?) moet worden
opgedragen. Maar eene verbetering zullen de
ontwerpen, in verhand tot de overige door den
minister voorgestelde organisatien, toch onge
twijfeld tot stand brengen. En het bewustzijn
dat de landsverdediging onvoldoende is en er,
al plannen makende en verwerpende, niets
tot verbetering gedaan wordt, drukt reeds
sedert jaren loodzwaar op het gemoed van
ieder vaderlandslievend Nederlander.
's Gravenhage, 17 Sept. Volgens het heden
uitgegeven programma der begrafenis op den
23en dezer van Z. K. H. prins Frederik wordt
de stoet, samengesteld als die voor wijlen H,K. H.
prinses Frederik, te 11 uren gevormd voor het
paleis van den prins. De te volgen weg is:
Korte Voorhout, Tournooiveld, Lange Vijverberg,
Plaats, Hoogstraat, Veenestraat, Wagenstraat en
verder naar Delft. De begrafenis wordt bijge
woond in koetsen met zes paarden door den prins
Zn Wied en den kroonprins van Denemarken,
den koning, prins Alexander, prins Albert van
Pruisen en den erfgroothertog van Saksen.
De kroonprinses van Denemarken, kleindochter
van wijlen prins Frederik, wordt heden en haar
gemaal over eenige dagen te 's Hage verwacht.
Aldaar is aangekomen mr. C. Liebe, advocaat
van het oppergerechtshof en president der eerste
kamer in Denemarken, met zijn secretaris O.
Koofoed. Deze rechtsgeleerde zal als gemachtigde
optreden van de kroonprins en de kroonprinses
van Denemarken bij de regeling der nalatenschap
van prins Frederik.
der door het overlijden van Prins Frederik aan
den staat vervallen domeingoederen op ongeveer
f 12,000,000 geschat.
Het gisteren uit de N. R. Ct. medegedeelde
bericht omtrent eene vergadering van kamers van
koophandel te 's Hertogenbosch is in hoofdzaak
en onderdeelen onjuist. Zij was niet belegd door
het kamerlid mr. Bahlmann, maar door de Lim-
burgsche kamers van koophandel, die bij de
regeering willen aandringen op het benoemen
eener staatscommissie, teneinde te onderzoeken
wat tegenover de beschermende maatregelen van
het buitenland gedaan moet worden.
Van den tegenstand der Bossche afgevaardigden
tegen protectie wordt niets meer gemeldmaar
wel dat besloten werd den 10 October te Utrecht
eene algemeene vergadering van kamers van
koophandel en nij verheids-vereenigingen te beleggen»
teneinde een adres aan de regeering Id bovenge-
melden zin op te stellen.
In de najaarszitting der provinciale staten van
Overijsel zal een hoofdingenieur van den provin
cialen waterstaat op een jaarwedde van f 4000
benoemd moeten worden.
notarissen. Op verzoek, eervol ontslag verleend
als notaris te Kollum aan D. H. Audreae.
belastingen. Op verzoek, eervol ontslag ver
leend aan AL A. F. H. Philipse als ontv. der dir.
bel. enz. te ZeiBt, behoudens aanspraak op pensioen.
Benoemd tot ontv. te Hulst c. a. jhr. P. C. van
der Does, ontv. te Genderingen.
{Zie laatste herichten van gisteren
reghstrati 3. Benoemd tot commies ter directie
der reg. en domeinen te Leeuwarden, H. H. Dolk,
sum. der reg. en domeinen te Goes.
{Zie laatste herichten van gisteren.)
Benoemd tot leeraar in de oude talen aan het
progymnasium te Tiel, E. G. de Boer, litt.
doctorandus te Amsterdam.
Naar wij vernemen heett de heer J. P. Non-
hebei, predikant bij de Ned. Herv. gemeente
alhier, het beroep naar die gemeente te Dordrecht
aangenomen.
Tot secretaris van het prov. kerkbestuur
van Zeeland, is, in plaats van den heer Overman,
benoemd de heer C. F. Zeeman.
Naar de N. II. Ct verneemt wordt de waarde
Heden morgen omstreeks balt twaalf is een
jongen van een jaar of tien, die zich aan de Bier
kaai alhier met hengelen vermaakte, te water
geraakt en door een paar schepelingen van de
Valk gered 4
Eergisteren nacht is een te Zierikzee wo
nende palingvisscher, zekere S., onder de gemeente
Kerkwerve door een geweerschot met hagel in
het been geschoten. Er moest geneeskundige hulp
ingeroepen worden.
Naar thans gemeld wordt was de koffiehuis-
houder te Amsterdam, die in volslagen staat van
razernij naar een krankzinnigengesticht vervoerd
is, die uit het café De Nieuwe Schouwburg en
heet A. van Breemcat. De houder van het Café
du Theatre heeit niets met de zaak te maken.
Door het departement van waterstaat is
uitgegeven eene statistiek van het stoomwezen in
Nederland op 1 Januari 1881. Daaruit blijkt, dat
hier te lande in gebruik waren 6090 stoomketels
(3453 van binnenlandseb, 2637 van buitenlandsch
fabrikaat), hebbende een verwarmingsoppervlak
van 174,001.08 meter. Het getal stoomwerktuigen
was 5794, van te zameu 97,082.25 nominaal paarde-
krachten. Onder deze cijfers zijn niet begrepen
de stoomketels op oorlogschepen of de locomotieven;
Het gebeurt dikwijls, dat by het onthalen
van werklieden aan eonig openbaar werk, sterke
drank geschonken wordt. Een beter voorbeeld
gaf het gemeentebestuur van Dokkum, dat ter
gelegenheid van het leggen van den eersten steen
voor een schoolgebouw geen sterken drank ver-