N\ 213. Zaterdag 10 September. 1881. PRINS FREDERIK. 124e Jaargang. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per o/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Ad ver ten tien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publieité G. L. Daubk Cie. te Parijs Honden, Frankfort a. M., Berlin Weenen, Zurich enz. Middelburg, 9 September. FEUILLETON". Simon Sundeved's reis naar Engeland, HOLGER DRACHMANN. UlllilKI.Ki ItliSCIIi! COURANT. Bij het overlijden van een hoog bejaarde, past een woord van dankbare en eerbiedige herinnering, meer dan van beklag. Het sterfbed van prins Frederik, na een zeer kort lijden, in bet volle bezit zijner geestver mogens, op een leeftijd dien bet slechts weinigen vergund is te bereiken, te midden zijner dierbaarste betrekkingen en omgeven door de innige belangstelling van zijn volk, meenen wij een gelukkig sterfbed te mogen noemen. Het zet de kroon op dit lange, aan vader land en volk met edel plichtgevoel en zuivere onbaatzuchtigheid gewijde leven. Prins Willem Frederik Karei werd den 28en Februari 1797 te Berlijn, terwijl de Fran- sche overheersching Oranje tot ballingschap doemde, geboren. Op zestienjarigen leeftijd ontving hij bij Grosz-Görschen, Bautzen, Dresden en Culm den vuurdoop in den strijd der verbonden mogendheden tegen Napoleon, was getuige van den volkeDslag bij Leipzig en maakte den veldtocht in Frankrijk mede. Twee jaren later stond hij aan de zijde van zijn ouderen broeder tegenover het Fransche leger, en toen de prins van Oranje door zijne wond bij Waterloo buiten de mogelijkheid gesteld werd om verder aan den strijd deel te nemen, aanvaardde de 18jarige Frederik het opperbevel over bet leger, dat de vestingen in België* en Noordelijk Frankrijk heroverde. Aldus voorbereid, was prins Frederik de aangewezen bevelhebber van het Nederlandsche leger, dat in 1830 gereed stond om de opge stane onderdanen van koning Willem I door de kracht der wapenen tot onderwerping te brengen. Immers, de prins van Oranje scheen door den loop der omstandigheden, door zijn ongegrond, doch door den koning en diens raadslieden gedeeld vertrouwen in de gehechtheid der Belgen en door de onvoorzichtigheid waarmede hij later zich tot tolk gemaakt bad van hunne wenschen, buiten staat geraakt om eene rol in de leiding der gebeurtenissen op zich te DOOK (Uit het DeenscK). „Hoor eens, Simon, nu kondt gij dien vreem den beer best eens vertellen van uw reis naar Engeland." „Neen, al kon ik er mijn zaligheid mee ver dienen, ik doe bet niet," klonk het besliste antwoord. „Gij moet niet zooveel over uw zaligheid praten, Simon, te meer daar gij herbergier zijt en die menschen zijn gewoonlijk niet zoo heel zeker op dat punt. Maar laat ons nu het verhaal hooren." „Is er misschien iemand die wat schenkt?" „Natuurlijk zal die vreemde heer wel eens tracteeren, als hij het verhaal hoort. Kom, friseh van de lever, Simon! laat het touw schieten, haal de schoten neerl opgepast 1" In het kleine zeestadje waar deze geschiedenis yerteld werd, was de verbaier een niet onbekende nemen. In het Noorden werd bij gewantrouwd en in bet Zuiden niet gewild. Prins Frederik bad, van den aanvang af, een juister inzicht in den staat van zaken. Ware zijn gevoelen gedeeld, misschien zou het mogelijk geweest zijn de beweging in België te onderdrukken en de afscheuring, door wijs beleid, te voorkomen. Daarvoor was het in 1831 te laat geworden en er schoot niets anders over dan door de wapenen, die niet meer konden hereenigen wat onherroepelijk geseheiden was, de ge sehonden eer der vlag te wreken. Prins Frederik was sedert den 24en Maart 1831 opperbevelhebber van het in Noord-Brabant verzamelde veldleger. Onder zijne leiding was het geoefend en tot den strijd bekwaam ge maakt. Uitmuntend was de krijgstucht, prij zenswaardig de geoefendheid der meerendeels jonge troepen. Ook het plan voor den veld tocht was door prins Frederik, in overleg met zijne stafofficieren, ontworpen. Maar toen het beslissende woord gesproken en het zwaard getrokken moest worden, maakte de jongere broeder edelmoedig plaats voor den troonsopvolger. Den kapitein De Bas danken wij (in 't jongste Augustus-nomroer van den Gids) het belangwekkend verhaal van 's konings aarzeling en 's prinsen aandringen om den prins van Oranje het opperbevel in den. tiendaagschen veldtocht toe te vertrouwen. Prins Frederik begreep dat niets méér dan de glans der wapenen in staat zou zijn om het geschokte vertrouwen en de gehechtheid des volks te herwinnen voor hem, die eenmaal bestemd was de kroon te dragen. Daarom ontzegde hij zich, met eene onbaatzuchtigheid die hoven lof verheven is en een doorzicht dat een beproefden staatsman tot eer verstrekt zou hebben, den prijs waarop zijne diensten hem aanspraak gaven en rustte hij niet voor de prins van Oranje aan het hoofd des legers gesteld was. Als onderbevelhebber was hij de rechterhand zijns broeders, gedurende den veldtocht. Zijn karakter en zijn raad wordt gekenschetst door het korte woord, dat den 12en Augustus 1831 voor Leuven aan zijne lippen ontviel. De bevelen van den koning luidden dat de vijan delijkheden gestaakt moesten worden wanneer er zekerheid bestond van de aanwezigheid van een Fransch leger op Belgischen bodem. Vóór Leuven kwam een Engelsch gezant het zegevierende leger stuiten met het voorstel tot grootheid. Misschien had hij zijn roem als her bergier (ter wille der volledigheid zij hier nog bijgevoegd dat hij ook de waardigheid bekleedde van officier der brandweer, lid van den gemeen teraad, enz.) misschien, zeggen wij, had hij die verschillende onderscheidingen te danken aan een eigenschap, die hij in hooge mate bezat, om alles van de genoegelijke zijde te kunnen opnemen en zijne meening en besluiten te kunnen wijzigen naarmate de omstandigheden dit meébrachten. Er was slechts éen opinie over den welgedanen waard: dat hg een groot politicus had kunnen en moeten worden en zijn geboortestad en vader land dienen. De vitters beweerden wel (maar wat beweren vitters al niet) dat Simon het in de politiek nooit verder zon gebracht hebben dan de debatten, die in de zoogenaamde jeneverelub gehonden werden, maar hierover lachte Simon op zijn gewone ma nier, even als over zoo veel anders van dien aard. Over het geheel lachte Simon veel en werd nooit boos. Hij verdroeg tegenspreken, in de rede vallen, ja zelfs vrij grove grappen, en wanneer zijne klanten zich tusschenbeiden verbaasden over zijn goedaardig flegma, antwoordde hg altijd door zijn steeds glimmende ellebogen te wrijven en te verklaren dat hg, als hg wraak wilde nemen die altgd kon vinden op de rekeningen, wanneer de vertering opgemaakt werd. een wapenstilstand, onder kennisgeving dat de Fransche troepen bij Wavre stonden. Niemand als de beide prinsen kende de voorschriften des konings. De verzoeking om de zegepraal voort te zetten was groot; het offer, aan den opgewekten strijdlust en roemzucht gevraagd, niet geringhet kwam er slechts op aan, of de mededeeling van den Engelschman beschouwd zou worden als de z e k e r h e i d, die de koning tot voorwaarde gesteld had. Toen zocht de prins, te midden van 't gewoel van den slag, den raad zijns broeders. Kort en kalm, hera den en ondubbelzinnig klonk zijn antwoord „Eerlijk duurt het langst." Daarmede was de beslissing gevallen. Eerlijk hield de overwin naar zich aan het ontvangen heveleene bot sing met de Franschen werd voorkomen en daarmede het eenige besluit genomen, dat Ne derland voor grooter rampen kon behoeden. Na den veldtocht tegen België is prins Frede rik niet meer tot zulke in 't oog vallende diensten voor zijn land geroepen geworden. Hij heeft nog vele jaren aan het opperbevel over het leger en de vloot een werkdadig deel genomen. In de onmiddellijke nabijheid van den troon ge plaatst, heeft zijn raad nog menigmaal, even als op het slagveld van Leuven, een beschei den maar gewichtigen invloed op den gang der gebeurtenissen kunnen uitoefenen. Een toe komstig geschiedschrijver is de benijdenswaar dige taak voorbehouden om de verschillende zijden van dit zoo innig met de geschiedenis van Nederland in de 19e eeuw verbonden vorstenleven naar waarheid te doen uitkomen. Voor ons, voor de jongeren onder het levende geslacht vooral, was prins Frederik de eenig overgebleven getuige van de grootste gebeur tenissen in de vaderlandsehe geschiedenis on zer eeuw; de edele grijsaard, die aan het koningshuis den glans zijner zilverwitte haren leendede menschenvriendwiens verlichte weldadigheid steeds hulp en steun verleende waar zij noodig waren en vaak, als bg de stichting der Maatschappij van Welda digheidden eersten stoot ertoe gafde prins wien, door de bij alle gelegenheden aan 't licht tredende verknochtheid en vertrouwelijkheid tusschen hem en zijne kinderen en kleinkinde ren, de vriendelijke stralenkrans omgaf, die vorsten en burgers even goed staatdie van een gelukkig en onberispelijk huiselijk leven. Den oom des konings eerden wij maar den „groot vader" in 't Oranjehuis hadden wij lief. Voor Nederland heeft prins Frederik, tot in Het waren hoofdzakelijk lieden van de haven, tolbeambten, schippers, loodsen en dergelijken, die Simon bezochten in het Hotel .Sundeved, zoo- als een spotvogel de herberg gedoopt had. De lage, berookte gelagkamer had ook iets over zich dat menschen moest aantrekken, wier bezigheden in meerdere of mindere mate met de zee in verband stonden. De schilderijen aan de wanden waren öf af beeldingen van schepen die in de haven thuis behoorden, öf ze stelden tafereelen voor uit den oorlog met Engeland, toen het kapersleven bloeide en waar bijv. „de schoener D« drie Drielingen, kapitein Sivert Tönnesen, drie schepen van de BritBche vloot kaapt," een feit dat vele oude lieden in de stad zich nog herinneren. Boven het buffet hing een scheepschronometer en in een nisje naast de deur was een blikken bus geplaatst, die de schilder en photograaf uit de stad versierd Had met twee kruiselings over elkaar gelegde Danebrogsvlaggen, met een beval lige krul eronder, die het volgende opschrift, op de navolgende wijze gerangschikt, omsloot: Vergeet des zeemans we duwen en wee zen niet! Simon was trotsch op zijn gelagkamer en op haar inrichting. Simon had nameigk zelf veel hart voor de zee, en wanneer bij zich ooit over iets beklaagde, 't laatst van zijn leven, veel kunnen doen. Door zijn hoogen leeftijd en door de nauwe bloedverwantschap die hem met den keizer van Duitschland en andere souvereinen verbond, kon zijne stem en vriendenraad ingang vinden waar die der diplomatie niet gehoord zou zyn geworden. Wie zal zeggen hoeveel ons land, in den troebelen loop der jongste 20 jaren, aldus aan den grijzen prins te danken heeft gehad Thans heeft de dood aan dit welbestede leven een einde gemaakt. Wij treuren erover, doch met dankbaarheid dewijl het ons zoo lang geschonken is geweest en in 't vertrouwen dat, door voorbeeld en herinnering, de nage dachtenis van prins Frederik Nederland nog lang tot heil zal zijn. De loop der ziekte van Z. K. H. prins Frederik wordt eenigszins geschetst door de volgende be richten. Gisteren morgen te 8 u. 45 m. lnidde het bulletin. „De koorts is in den loop van gisteren allengs verminderd. De ïyder bleef benauwd tot laat in den avond en bleef ook den geheelen nacht sla peloos." Wat later werd gemeld, dat de toestand meer bezorgdheid inboezemde, wegens benauwdheden. Men zag echter uog geen rechts treeksch gevaar. Te een uur werd geseinddat de prins in zeer bedenkelijken toestand verkeerde en uiterst zwak was. De prins en prinses von Wied, per telegraaf uit Neuwied geroepen, waren in den afgeloopen nacht met een extra trein te 's-Hage aangekomen en vergezeld van den hofmaarschalk by het huis van piins Frederik, naar het huis De Paauxo ver trokken. Met dezelfde gelegenheid is prinses Hendrik teruggekeerd. Te half vier werd het volgende bericht'. Na uitgifte van het bulletin van hedenmorgen is de toestand van prins Frederik veel verergerd. De benauwdheden verhieven zich in hevige mate en maakten den toestand hoogst zorgwekkend. De lijfarts van Z. K. H. dr. Blom Coster, keerde heden ongeveer 2 uren van het huis De Paauw terug met het bericht dat er in den loop van den voormiddag eenige verlichting was gekomen, doch dat de toestand bedenkelijk bleef. De par ticuliere secretaris van den prins, de heer W. F. van Otterloo, is tegen 12 ureu per koerier ont boden. Duizende personen hebben iu het register ten paleize te 's Hage hun naam geteekend ten bewijze van deelneming. Volgens het bulletin van gisteren avond half dan was het altijd dat hij in zijn jeugd zijn roeping niet gevolgd had en by het element gebleven was, waarin zyn vader en zyne voorva deren hun brood gevonden hadden,wy zouden erbij kunnen voegen: en ook hun dood. „Ach wat!" riep altgd de eerste loods, wanneer Simon met zij De klachten dien kant uitging. „Gij deugt niets voor een zeeman, Simon, en buitendien de zee werpt ook niets af."- „Zij heeft toch een vrouw afgeworpen," antwoordde Simon met onverstoorbare kalmte en keek achter de toonbank. De oogen van den loods volgden zijn blik en hij riep met verheffing van Btem „Niet waar? Mistress Simon? Zou het ef niet gek uitgezien hebben als uw man de herberg niet gehad had om vau te leven, toen hij met u uit Engeland kwam?" De toegesprokene hief het hoofd van haar breiwerk op en knikte den loods goedhartig toe, met een eenigszins verstrooide uitdrukking, die hardhoorende menschen pleegt eigen te zyn. Mistress Simon, zooals de vaste klanten de wederhelft van den waard noemden, was een vrouw, die nog sporen droeg van een jeugdig, aantrekkelijk uiterlijk, voor zoover een zekere gevuldheid en bovengenoemde verstrooidheid de oorspronkelijke schoonheid niet in de schaduw stelden. Zy was in haar jeugd, maar ik wil

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1