N». 212.
124»
Vrijdag
9 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor bet Buitenland: de Compagnie générale de Publicité O. L. Daiïbb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weeuen, Zurich enz.
Middelburg, 8 September.
u (Hbl.)
MIDDEL
In het paleis van Z. K. H. prins F reder ik lag
gisteren middag het volgende bulletin
„Deze nacht had Z. K. H. hevige koorts, die
redenen van bekommering geelt, maar nu afne
mende is.
Dr. Blom Coster."
Zie laatste berichten)
De heer mr. W. Heineken heeft in de Vragen
des Tyds een opstel geplaatst over: Amsterdam
en de Rijnvaart, waarin een, naar 't ons voorkomt,
nieuw licht geworpen wordt op het verband tus-
schen de algemeene politiek en de geschiedenis
der beide plannen, welke achtereenvolgens tot
verbetering der gemeenschap tusschen de hoofdstad
en den Rijn aanhangig zijn geweest.
De schrijver herinnert aan de indiening van
het wetsontwerp-Tak, waarin behalve verschil
lende kanaalplannen voor andere deelen des lands,
ook dat tot het graven van een kanaal door de
Geldersche Vallei was opgenomen.
Daarna wjjst hij op hetgeen er in Amsterdam
gedaan is tot ondersteuning van het wetsontwerp,
op den invloed door mr. Kappeyne op de keuze
der kamerleden uitgeoefend, duidelijk merkbaar
in de candidatuur van mr. Van Tienhoven tegen
over die van mr. Van Nierop en in de benoeming
van de heeren Froger en Holtzman, allen volgens
mr. Heineken gekozen met het bepaalde doel om
het ministerie Kappeyne te ondersteunen.
„Omgekeerd, zegt de schrijver, was het gevolg,
dat de heer Kappeyne zijn steun voornamelijk in
de hoofdstad zocht. Hij was in zijn vorigen werk
kring als haar rechtsgeleerde raadsman in aanra
king gekomen met hare bestuurderen. Hij had
van hen kunnen hooren, nog sterker dan men
dit elders ook verkondigde, dat Amsterdam,
waaraan men reeds lang verweten had dat bet
in dommeling verzonken was, als tot een nieuw
leven was ontwaakt.
„Het was begrijpelijk, dat de heer Kappeyne,
die gewendis zich in een kleinen kring te bewegen,
het feit van Amsterdam's ontwikkeling uit zijne
studeerkamer waarnemende, dit met zijn weelde
rige verbeelding niet onderschatte en daarin het
uitgangspunt meende te kunnen vinden voor zijn
staatsbeleid."
De schrijver herinnert verder aan de bezwaren
die het wetsontwerp ontmoette, zoowel van tech-
nischen als financieelen aardhoe de afgevaardigde
uit Utrecht aandrong op een grondig en onpartijdig
onderzoek en daartoe een staatscommissie aan
beval, een voorstel waartegen zich de Amsterdam-
sche afgevaardigden v. Tienhoven en Holtzman
met kracht hebben verzet.
Het lot van het Valleikanaal is bekend. Nadat
het Limburgsche kanaal met éene stem meerder
heid was verworpen, viel het eerste artikel van
het wetsontwerp van den heer Tak evenzeer met
eene meerderheid van éen stem.
Daarna staat de schrijver stil bij het ontslag
van mr. Kappeijne en by diens plannen tot grond
wetsherziening, toen de koning bezwaar maakte
het ontslag aan te nemen.
„Men achtte deze grondwetsherziening, zegt
mr. Heineken, op die wijze voorgesteld, ten
eenenmale ongemotiveerd en onvoorbereid. Achteraf
beschonwd was zij het eerste zeer zeker en in
politieken zin was zy ook het tweede. Maar het
is nog niet zoo geheel zeker, of zy ook onvoor
bereid was te noemen in dien zin, dat zg, die
getracht hebben het Geldersche kanaal door te
drgven, daaraan te voren niet hadden gedacht.
Ware het kanaal aangenomen, dan ware in de
„vooruitstrevende hoofdstad" voor eene grond
wetshervorming zeker een stenn te vinden geweest
bij kringen, waarvan men dat onder andere om
standigheden niet mocht verwachten^ Dat de
heer Kappegne zich een tijd lang eene nieuwe
phase met zgn optreden heeft voorgesteld, is op
grond zijner redevoering van 1874 bijna niet te
betwyfelen. Dat hem eene schitterende rol aan
trok is geheel overeenkomstig zyn aanleg en
karakter."
Het verdere gedeelte van het opstel van den
jbeer Heineken beeft meer uitsluitend de bonding
van Amsterdam ten opzichte van het nu aange
nomen ontwerp-Klerck tot onderwerp. Do invloed
der algemeene politiek treedt daarin op den
achtergrond, voor zoover die zich nog niet als
nawerking der vroegere drijfveren heeft doen voelen.
Hij betoogt dat de pogingen van Amsterdam,
om vast te houden aan het ontwerp-Tak, alleen
gediend hebben om de regeering in hare stelling
te versterken en de machteloosheid der oppositie,
om aan haar tegenstand een practischen vorm te
geven, duidelijker te doen uitkomen.
Nadat men in de tweede kamer andermaal
éehec had geleden, richtten de leiders der Rijn
vaartbeweging naar de eerste kamer het oog en
kwam men met een kanaal in oostelijke richting
voor den dag. „Thans, zegt de heer Heineken,
waren zelfs de eindpunten vervallen." Het denk
beeld werd geopperd aan de gemeente Amsterdam
een bedrag van 3 millioen te verstrekken, om
dat aan den staat aan te bieden, als bijdrage voor
een kanaal in oostelijke richting.
„Die leening," zegt mr. Heineken, „was een
illusie, zij het ook een nobele illusie. Bij de eerste
kamer kon zij niet zoo groote beteekenis hebben
als men in de hoofdstad daaraan hechtte. Den
minister Klerck stelde men in de gelegenheid het
gouvernementeele antwoord te geven, dat eene
geldelgke bijdrage van Amsterdam geene wgziging
vermocht te brengen in de wijze, waarop hij
meende dat 's lands belang behoorde behartigd te
worden."
Mr. Heineken behandelt eindeiyk de vraag of
Amsterdam door de verwerping van het Vallei
kanaal voorgoed op den achtergrond treedt en
geeft de verwachting te kennen lat dit niet het
geval zal zgn, indien Amsterdam zich voor over-
dry ving weet te wachten en zich klaar bewust
wordt van de plaats die het behoort in te nemen.
Hiermede wordt duidelijk bedoeld eene waarschu
wing, om de belangen der hoofdstad niet meer
dienstbaar te maken aan inzichten van „hooge
politiek" en dit straalt nog duidelijker door in
het volgende, waarin tegeu het streven van den
burgemeester, mr. Van TienhoveD, Kappeyne's
vriend, aldus gewaarschuwd wordt:
„Amsterdam is eene groote stad, de grootste
van ons vaderland. Aan haar hoofd te staan is
iets wat de eerzucht, in den besten zin genomen,
van hen die zich tot eene groote taak geroepen
voelen, waardig genoemd mag worden.
„Maar men wachte zich voor overdrijving; of
liever, men wachte zich voor eene verkeerde
beschouwing van de plaats, welke Amsterdam
behoort in te nemen.
„Amsterdam heeft op gemeentelijk gebied veel
te vervullen, dat geheele toewijding vereischt.
„De uitbreiding en verfraaiing der stad, het
verbeteren der verkeerwegen, de zorg voor mid
delbaar en lager onderwijs en voor datgene, wat
de materieele welvaart der burgery kan bevorde
ren, de regeling der gemeente-financien, ziedaar
een taak die reeds omvangrijk genoeg is.
„Amsterdam heeft meer willen doen. Het heeft
gemeend dat zijne roeping medebrengt naast, en
dus in concurrentie met het rijk, zich op het ge
bied van 't hooger onderwys te wagen. Het heeft
een kohierenstrijd aangevangen, waarin het in
geheel Nederland alleen stond. Het heeft den
schijn niet vermeden in de staten-generaal een
byzondere stelling te willen innemen.
„Als Amsterdam waarlijk gelooft in zijn toe
komst, dan neme het zich vóór werkzaam te
blijven aan de taak, die voor de hoofdstad, als
gemeente, is weggelegd. Wie buiten zijn sfeer
gaat, moge voor een oogenblik schitteren, op den
duur is daarvan geen heil te verwachten.
„Amsterdam gevoelt zich gestreeld aan het
hoofd te hebben een jeugdig man (de burgemees
ter Van Tienhoven), die tot de jongsten behoort
in het lichaam dat hij presideert. Het verheugt
zich in eene loopbaan, die hem reeds in de beide
kamers der staten-generaal deed zitting nemen.
Veel verwacht het nog van zyne toewyding aan
de belangen der hoofdstad. Maar de overtuiging
zal toch ook veld gewonnen hebben, dat al moge
het een voorrecht zyn het hoofd der gemeente
achtereenvolgens in den gemeenteraad en in de
eerste en tweede kamer gelegenheid te hebben
gegeven, met zgn bekende welsprekendheid dui
delijk te maken, wat Amsterdam wil dat alles
nog niet voldoende is om een succes te behalen,
zooals de heer Roëll zich mag beroemen aan
Utrecht te hebben verzekerd.
„Het is te verwachten, dat Amsterdam voordeel
zal trekken van de opgedane ondervinding; dat
het zich zonder ophef zal gaan bezighouden n et
de vele zaken, welker geleidelijke oplossing nog
heel wat werk zal veroorzaken; dat het zich de
genegenheid van geheel Nederland zal weten te
ver werven, die het even als elke andere gemeente
noodig heeft. Als een kurketrekker het met den
Ryn verbindt en het daarover rechtmatige bezwaren
te berde zal brengen, dan kan de naijver van
enkelen niet voldoende zgn om eene verandering
tegen te houden, welke blykt noodzakeiyk te zgn.
Dan zal het, zelfs zonder zich zelf met groote
lasten te bezwaren, een kanaal kunnen verkrijgen,
dat het verlangt en een kanaal dat het ver
dient."
Heden namiddag werden in het polderhuis in
de Abdg alhier uitgeloot de volgende obligatiën,
ten laste van den polder Walcheren
a 8 stuks, elk van f 1000, volgens art. 7 van
het conversieplan van 3 Maart 1856, nos. 777,
379, 242, 56 a—e, 219 a—e, 701 a—d, 321 en
761.
b 5 stuks, elk van 1000, in de geldleening
van f 300,000 vau 28 Febr. 1863, nos. 130, 31,
298, 25 en 268.
c 4 stuks, elk van f 1000, in de geldleening
van f 100,000 van 2 Maart 1876, nos. 2, 49 a b,
71 en 99 a b.
De uitslag van in verschillende gemeenten
plaats gehad hebbende verkiezing van wethouders
is als volgt
Briewegeia. Herbenoemd de heer W. van
Oosten, ook als ambtenaar van den burgerlijken
stand.
NTisse. Herbenoemd de heer J. Kloosterman,
ook als ambtenaar van den burgerlijken stand.
Hoedekenskerke. Herbenoemd de heeren
J. de Schipper en J. Steijn. Behalve de wethou
ders werd nog de heer J. Duynkerke als ambte
naar van den bnrgerlgken stand benoemd.
Baarland. Herbenoemd de heer K. Schipper
Pz. Tot ambtenaar van den burgerlyken stand
werd behalve de heer Schipper benoemd de heer
P. Bruggeman, burgemeester.
's dra venpolder. Benoemd de heer Johs.
Zandee.
Colfjnsplaat. Benoemd de heer N. Tazeiaar,
in plaats van den heer J. Rijks, die bedankt had.
JLrnemnlden. Herbenoemd de heer P. van
Vlaanderen.
Sluis, Benoemd de heer J. de Bruijne, in
plaats van den heer J. Lansen Croin.
De My v. landb., tuinb. en veeteelt in H arr. Breda
heeft gisteren te Bergen op Zoom hare algemeene
vergadering gehouden. Uit het jaarverslag bleek
dat de maatscbappy 1000 leden telt en in gun-
stigen financieelen toestand verkeert. De mede-
deeliugen omtrent de vooruitzichten van den oogst
luidden ongunstig en die betreffende den toestand
der landbouwers en arbeiders dientengevolge riet
voorspoedig. Er werd over slechts enkele onder
werpen van gedachten gewisseld. Daaronder
teekenen wy aan dat tegen het gebruik van
salieylzuur als universeel geneesmiddel voor het
vee gewaarschuwd werd. Er werd op gewezen,
dat men met het gebruik daarvan de meeste
voorzichtigheid moet aanwenden, wil men in vele
gevallen het middel niet nog erger maken dan
de kwaal.
De verbouw van St. Jan's rogge vond onder
de aanwezigen enkele voorstanders. Het blgkt
dat het een gewas is dat het voortzetten met
proefnemingen wel verdient en althans voor den
landbouwer van niet minder aanbelang is, dan de
teelt van de rhabarberplant voor den tuinbouw.
De uitkomsten voornamelyk in de omstreken
van Londen daarmede verkregen, lokten uit tot
navolging, evenals de aardappelteelt naar de
Vlaamsche methode, dat is met poting op in
plaats van in den grond, en opvolgende aanaarding
van de zich ontwikkelende plant.
Uit eene mededeeling van den heer Van den
Burch bleek het, dat de voortgezette proefne
mingen met den aanplant van den Canadaschen
populier eindelyk tot goede uitkomsten heeft
geleid. Deze boomsoort geeft in 25jaren zooveel
als de eik na 60 a 70 jaren; 'tis hout, geschikt
voor vele doeleinden en zal daarom betrekkelijk
altijd een courant artikel zgn.
Op de veetentoonstelling waren de inzendingen
niet ruim.
Ia de afdeeliDg „dekhengsten" was slechts éen
enkel goed dier aanwezig, de 8jarige lichtbruine
volbloed Oldenburger hengst van den heer Peu
Ouden te Zevenbergen.
Onder de overige afdeelingen werden wel enkele
goede paarden aangetroffen, maar het puikje uit
de provincie was er niet by aanwezig. De uit
geloofde prijzen werden evenwel toegekend, maar
daarby zeker niet geheel uitgegaan van het
principe dat een dier ook in ieder opzicht aan
alle vereischten moet voldoen om te kunnen
worden bekroond.
Opvallend was het dat een veesoort, die op
bijna geene andere tentoonstelling in ons land
wordt aangetroffen, hier goed was vertegenwoor
digd, namelyk het ongehoornde vee. Dit veeras
schijnt hier gedeeltelyk genaturaliseerd te zijn,
althans 't dingt mede onder inlandsch vee; de
afkomst is oorspronkelijk echter niet erg inlandsch,
want 't is óf afkomstig uit Frankryk of Enge
land, het ras van Dutroneof Augus, óf verkregen
door eene kruising met een dezer rassen, maar
in geen geval „inlandsch."
Het schynt dat de aanfok van dit ras hier
goede vruchten afwerpt. Of ze uitmunten in
melkproductie is nog niet genoegzaam uitgewezen.
Te Groningen is op 39jarigen leeftijd overleden
de heer mr. J. Fresemann Viëtor, hoogleeraar bg
de rechtsgeleerde faculteit der rgksuniversiteit
aldaar en lid van de prov. staten van Groningen.
Nog had mr. Viëtor de veertig jaren niet bereikt
en reeds was hg een der meest invloedrijke burgers
uit bet Noorden. Als student onderscheidde hy
zich reeds gunstig. Onder zijn vrienden was hy
de eerste op elk gebied. Zgn prgsschrift werd
met goud bekroond. Na. zgn promotie vestigde
hg zich te Winschoten, waar hij zijn vader iu
het notariaat opvolgde. Een politieke loopbaan
lachte hem echter het meest toe en in Juni 1877
was hg dan ook reeds candidaat voor de tweede
kamer. Bij herstemming verloor hij het tegenover
dr. Jonckbloot, maar er werd niet aan getwijfeld
of bij de eerste vacature zou hy met by na alge
meene stemmen gekozen woi d n. Ondertusschen
bleef hij met toewijding de wetenschap dienen, en
o. a. verscheen in 1877 van hem een zeer door
wrochte studie over de regeling van het auteurs
recht. Toen bg de invoering van de nieuwe wet
het professoraat in de staathuishoudkunde te
Groningen vacant kwam, werd hem die leerstoel
aangeboden. Vier jaren doceerde hij aan da
Groninger universiteit de economie en de statistiek,
en voor zijn leerlingen was hij niet alleen een pro
fessor, maar een vriend en raadgever tevens.
Naast zijn leermeester en vriend prof. Tellegen
stond hg te Groningen aan de spits van de bezadigde,
maar vooruitstrevende liberalen. Veel van 't geen
er in de laatste jaren in de provincie Groningen
tot stand is gekomen, is zgn werk. Veel had
hy nog kunnen doenin tal van kringen zal hy
zeer worden gemist, maar zijn nagedachtenis zal
bij duizenden in eere blgven. (Fai.)
Dinsdag avond zou dr. Hartog Heys van Zo tl*
teveen zitting nemen in den gemeenteraad van
Assen. De voorzitter vroeg hem of hij bereid was
den eed af te leggen. Het antwoord was, dat hij
daartegen gemoedsbezwaren had, maar bereid was
de belofte af te leggen op de woorden van de wet.
De voorzitter hernam, dat hg den heer Hartog
Heys dan niet kon toelaten, omdat deze niet be
hoorde tot v sn kerkgenootschap dat den eed niet
toelaat en verzocht het gekozen lid de vergader
zaal te verlaten. De heer Hartog Heys voldeed
hieraan.
Hy zal zich nu met een adres wenden tot de
tweede kamer.
Het gemeentebestuur had zich vergewist dat dö
regeering het met de opvatting van den voorzitter
eens is. (Dbl.).
Aan bet le bataijon rustende schuttery in Zuid-
Holland is gisteren, bg gelegenheid van den schiet
wedstrijd te 's Gravenhage, een vaandel uitgereikt;
dat door den majoor bataljons-kommandaut baron
De Constant Rebecque, aan het bataljon was ge-