Gemengde Berichten. verbonden is geweest, is veel geschreven en onderzocht. Op Bali, zegt de heer Van Eek, kan men ill; dit'opzicht aanschouwen wat Java eenmaal geweest is. Al deze beweringen werden door tal van bijzonderheden, documenten en anecdotes uit de rijke ervaring van den spre ker gestaafd. Uit het aangevoerde volgt, naar wij meenen, dat bewezen is lo dat de prediking van het Christendom op Bali vruchteloos, dus nutteloos, is; 2o dat het gevaarlijk is, personen van onvol doende ontwikkeling en zonder kennis van de zeden en instellingen des lands, in zulke nauwe aanraking met de Balineesche bevolking te bren gen als met de zendelingen bet geval is. Een maal in het land gevestigd, hebben zij, als onze onderdanen, recht op onze bescherming, en het doel waarmede zij er komen, bestrijding van den godsdienst en de zeden der inwoners, moet bij deze lichtelijk het vermoeden doen rijzen, dat dit ook het Btreven der Indische regeering is. Zijn deze gevolgtrekkingen juist, dan schijnt het wenschelijk dat aan onze regeering de zedelijke steun en aansporing gegeven worde, welke zij noodig heeft om ten opzichte dei- zendingszaak, op Bali zoowel als elders in Indie, te doen wat haar plicht gebiedt. Aan dezen steun heeft het haar in den laatsten tijd ontbroken. Dit blijkt o. a. nit eene uit drukking, welke voorkomt in een brief van den correspondent van het Alg. Daghl. van N. I. „Uit vrees voor Holland, heet het daarin,zal men in deze zaak wel niet durven doortasten." Onverschillig of dit vermoeden van den correspondent juist is, blijkt eruit welken indruk de hooge toon, waarop de heer Keuche- nius en zijne geestverwanten in de tweede kamer het woord voeren en de naar verhouding zwakke wijze, waarop hij door de regeering en de liberale partij beantwoord wordt, in Indie te weeg hebben gebracht. Men laat den heer Donner in de zitting van den 22en Nov. des vorigen jaars zonder tegenspraak zeggen: Men laat den heer Keuchenius in Mei jl., over de inenting in verband tot de zending, een paar heftige en meesterachtige redevoe ringen van eenige uren houden en beantwoordt hem alleen met eene motie tot sluiting der beraadslagingen. Van een twijfelend bewindsman als de heer Van Goltstein, in een halfslachtig ministerie, is bezwaarlijk een krachtig antwoord te ver- wachten. In zijne handelingen moge de minister aan het goede regeeringsbeginsel vasthouden, zijne woorden komen maar al te dikwijls op diplomatieke wendingen en dubbelzinnigheden neer. Dit bleek ook uit 's ministers antwoord aan den heer Van der Hoeven, toen deze hem rekenschap vroeg van de bemoeiing der regee. ring met de bekeerings-aanslagen der katholieke geestelijken op de uitsluitend protestantsche bekeerlingen in de Minahassa. Ménager la chèvre et le chou is, uit den aard der zaak, ook in bet zendings-vraagstuk de regel van het kabinet-Van Lijnden. Wij hebben den indruk gezien, door die „gematigdheiddie „welwillendheiddie „medewerking," tot welke ook liberalen zich soms, uit gemakzucht of uit zwakheid van eigen overtuiging, geroepen voelen, in Indië teweeg gebracht. Wat men er bij de kerkelijke cle- ricale drijvers mede wint, dat is sinds lang bekend. Steek hun éen vinger toeen zie of zij tevreden gesteld zullen zijn, zoolang de hand niet in hun bezit is Wij verlangen geenszins van de liberale kamerleden, dat zij de lange redevoeringen van de heeren Keuchenius c. s. telkens even uitvoerig zullen beantwoorden. Dat ware een middel, erger haast dan de kwaal. Maar wat wij zeer wenschelijk achten is, dat evenals er eene motie-Keuchenius over den zendeling Bieger is voorgesteld, er ook, bij de Indische begroo ting of bij eene andere gelegenheid, van libe ralen kant eene motie, naar aanleiding van de Balische zendingszaak, worde gesteld, waarin krachtig en onomwonden het regeeringsbeginsel worde gehuldigd, dat gedurende bijna drie eeuwen het kleine Nederland tot meester over de uitgestrekte Indische eilanden-groep heeft gemaakt. Dat beginsel isgeen prediking van het Christendom aan bevolkingen, welke sedert onheugelijken tijd, gelukkig en tevreden, bui ten het Christendom leven, tenzij de regeering, van het standpunt harer politieke souvereini- teit en verantwoordelijkheid, daarin niet het minste gevaar zie. Benoemingen en besluiten. »De regeering doet voor Indië's hoogste belangen veel te weinig, en wat zij ervoor doet moet nog afkeuring vinden bij eene Christelijke natie, bij een volk dat nog gelooft in den eenigen Middelaar Gods en der menschen." „Wanneer ik u echter mijn woord geef dat ons gedwongen samenzijn op dit uur, hier boven, sleohts een noodlottig toeval is, zult gij mij dan gelooven?" „Er zijn ongelukkige toevalligheden, mijn heer Vehling, die een fatsoenlijk man nooit mogen overkomen.'! Het geheele lichaam van den jongen man trilde, alsof hij op dat oogenblik een zweepslag had ont vangen, en onwillekeurig zocht zijn hand een steunpunt. Al het bloed steeg hem naar het hoofd en spoelde verstand, overleg, nadenken, alles weg. De snelkloppende pols, „die hamer van ons noodlot", smeedde in éen seconde een stout, dolzinnig plan. „Uw gevolgtrekking is niet geheel logisch, mejuffrouw," zei hg met ijskoude beleefdheid; „gij moogt hoogstens zeggener zijn ongelukkige toevalligheden, die een fatsoenlijk man moet wij zigen tot eiken prijs! Vergeef mij dat ik zoo traag van begrip ben geweest en uwe wenschen niet eerder geraden heb. Alleen in het geval dat ik hals en beenen breek, zult gij nog langer dan vijf minuten geduld moeten hebben." Dit zeggende maakte hij een diepe buiging, ging een paar schreden achteruit en sprong, zonder met een enkelen blik de donkers diepte te meten, over de balustrade. Was het een gil, die zijn oor trof, of was het slecht3 het bruischen van zfln bloed? Dat vroeg hg zich af consuls. Vergunning verleend tot het aanne men der betrekking van vice-consul van Duitsch- land aan den vice-consul der Nederlanden te St Nazaire, L. E. Zelling. De heer C. G. J. Thorsager, benoemd tot vice- consul der Nederlanden te Holbek, is in die hoe danigheid door de Deensohe regeering erkend. Toestemming verleend aan H. B. A. Sassen te Brussel, tot het aannemen der betrekking van cons, agent der Vereenigde Staten van Columbia aldaar. toen hij tot zijn groote verbazing heelhuids beneden stond; want al was hij een goed gymnast en al had hij voor dien sprong al zijn spierkracht in gespannen, bleef het toch altijd een waagstuk op leven en dood. Niet zonder een lichte huivering keek hij langs den muur omhoog, raapte toen hij niemand zag zijn hoed op, klopte er het stof af en liep naar de portierswoning, waar hij niet alleen zijn boodschap deed, maar bleef wachten totdat het mooie meisje met haar vader op weg waren naar het „Paradijs." Eerst toen richtte hij zijne schreden naar de stad, maar hij zocht zijn hotel niet op en doolde doelloos rond, door een ombestemde behoefte om zijn innerlijke ontroering door uiterlijke beweging te bedwingen, gedreven. Want hij schaamde zich over een vergissing, die hem in zijn tegenwoordige stemming zoo allerbe- lachelijkst voorkwam, dat hij zich zelf meêdoo- genloos bespotte. Wie had hem ook gedwongen Dulcinea voor het edelste vrouwenhart te houden en zich te gedragen als een onvervalschte, fantas tische, domme don Quixote Het was louter toeval dat hij zijn nek niet gebroken, of minstens zijn ledematen gekneusd had. Was er wel iets belacheljjkers, dan ter wille van een spotachtigen meisjesmond dertig voet naar beneden te springen, in plaats van bedaard de trap at te gaan, en te beproeven om over den muur te klimmen? Toen die mogelijkheid als een openbaring voor hem opdoemde, bleef hg staan, sloeg zich met de hand rechterlijke macht. Op verzoek, eervol ontslagen als kantonrechter in bet kanton Berli- kum, jhr. mr. C. L. van Beijma. notarissen. Op verzoek, eervol ontslagen als notaris te Gilze, J. Verhoeven. onderwijs. Benoemd tot tijdelijk leeraar aan de R. H. B. S. te Venlo, F. Valette. burgemeesters. Benoemd tot burgemeester van Egmond binnen, S. C. S. Holland, secretaris dier gemeente; van Kamerik, A. van Loon; van Wilnis, J. G. de Voogtvan Beegden, F. Entten, secretaris dier gemeentevan Oerle, P. Lathou wers; van Boekei, L, Verhoistad, secretaris dier gemeente, en tot burgemeester van Linschotei;, P. H. Knook, secretaris dier gemeente. corps diplomatique. Na het in werkingtreden van het kon. besluit van 28 Aug. jl. betreffende de rangen der Nederiandsche diplomatieke ambte naren enz. hebben den rang verkregen van: buitengewone gezanten en gevolmachtigde mi nisters der eerste klasse, de heerenbaron Gericke van Herwijnec, buitengewoon gezant en gevol machtigd minister in België; C. M. E. G. graaf van Bylandt, id. in Groot-Brittannië; jhr. mr. W.F. Eochussen, id. by het Duitsche keizerrijk; mr. J. K. B. baron van Zuylen van Nijevelt, id. in Frankrijk; mr. B. Westenberg, id.in Italië; mr. J. P. J. A. graaf van Znylen van Nijevelt, id. in Oostenrijk; jhr. mr. F. P. van der Hoeven, id. in Rusland. Op hetzelfde tijdstip is de rang en titel van gezantschapsraad verleend aan: jhr. mr. D. A.W. van Tels, raad van legatie, chef van het kabinet van den minister van buitenlandsche zaken; mr. K. W. P. F. baron Gericke van Herwijnen, raad van legatie te «Londenmr. A. L. P. baron de Constant Rebecque, id. te Parijs. Eindelijk zullen voortaan den rang en titel voeren van gezantschaps-secretaris der eerste klasse: de secretarissen van legatie: jhr. Van Weede, te Brussel; jhr. mr. Van der Does de Willebois, te Berlijnmr. Ruflssenaers, te Weenen jhr. mr.Yan der Staal van Piershil, te St.Petersburg. - Het nieuwe gebouw voor bet gymnasium te Leeuwarden is Donderdag, in tegenwoordigheid van vele autoriteiten, plechtig ingewijd. Des avonds vierden de leerlingen feest. Het gebouw is eeu van de schoonste inrichtingen voor gymnasium in ons land. Het stoomschip Prinses Amalia, dat Zondag uit Indie te Amsterdam is aangekomen, heeft in ongeveer 60 uren zijne geheele lading van 1700 last gelost. Nader wordt gemeld dat het landgoed Gruns- foortonder Renkum, dat door den koning is aangekocht als geschenk voor H. M. de koningin en de jonge prinses, voortaan zal heeten, niet zooals men meende Wilhelmina's-oord, maar Oranje-Nassau. voor het voorhoofd en noemde zich zelf een paar malen „ezel", want op het gevaar af van hem veel van zijn ridderlijkheid te benemen, moet het toch gezegd worden, dat hij bij kalm overleg, dien weg bepaald gekozen zon hebben en dat slechts een tydelijke ebbe van zijn verstand den springvloed van zijn bloed tot zulk eene bedenkelijke hoogte had doen stijgen! Hoe er in de drukke straten, welke hij door kruiste, gepraat, gehandeld en gerust werd, welke houdingen de menschen aannamen en welke ge baren zij maakten, dat alles was een bron van genot voor den kunstenaar, en Vehling bleef ook herhaaldelijk staan om deze of gene groep te bekijken, doch in plaats van de Zuidelijke bruine gezichten en fonkelende oogen, zag hij in zijn verbeelding steeds een Noordsch, bleek gelaat, met purperroode, spotachtig trillende lippen Knorrig op zichzelf en dit zonderlinge spel zijner verbeelding, besloot hjj zijne gedachten met geweld een andere richting te geven en terstond St Lo renzo te bezoeken; want morgen wilde hij in de vroegte Chiavenna verlaten, zijn verloren Paradgs den rag toekeeren en verder trekken naar de Italiaansche„ meren, waarheen hem het beeld zijner trotsche Kunigunde wel niet zou volgen. Toen hij door de poort gegaan was, viel de stille vrede van den Kloosterhof weldadig op zijn onstuimig gemoed. Hoe menig rusteloos hart, dat nog niet geheel los was van de wereld, mocht In Duitschland wordt gewaarschuwd tegen een nieuw soort van lucifers, zoogenaamd „zonder zwavel of phosphorus" evenals de Zweedsche, doch welke bij eene tamelijk lichte wrijving plotseling ontbranden en ontploffen kunnen. Ze zijn groen van kleur, worden te Berlijn vervaar digd en verspreiden bij het branden een sterke knoflook-lucht, het gevolg van het r&ttenkruid, dat in de kleurstof gemengd is. Omtrent eene menigte Duitsche landverhui zers, die in 1880 naar Amerika vertrokken zijn, worden zeer treurige berichten ontvangen. By duizenden zwerven zij, zonder werk en zonder geld, in de groote steden der Unie rond en zouden gaarne naar hun vaderland terugkeeren, wanneer zij maar in 't bezit waren van het daartoe benoodigde reisgeld van 48. Als oorzaak hiervan wordt opgegeven dat de toestanden in Amerika, waar in de eerete jaren na den burgeroorlog groot ge brek aan handen was en in de Westelijke staten, waar eene schier onbegrensde massa landbouwers en handwerkslieden geborgen scheen te kunnen worden, in veie opzichten veranderd zijn. De voornaamste reden echter waarom zoo vele Duitschers in Amerika niet vinden wat zij er zoeken, is de gewetenlooze afzetterij, waarmede zij door hunne daar gevestigde landslieden uitgeschud worden. Deze bedriegers, die zich als hotel- of slaapsteehouders, zaakwaarnemers enz. by de nieuw aangekomenen indringen, nemen natuurlijk alleen die landverhuizers, die een sommetje geld mede brengen, tot het doel hunner listen. Zy halen hen over om niet, zooals de groote menigte der meer behoeftige, of slimmere, landverhuizers, naar de uitstekende landverhuizers-inrichtingen op Castle-Garden te gaan, waar tegen alle afzettery gewaakt wordt. Zy tronen hen mede naar hunne hotels of huizen, overstelpen hen met Duitsche kellners, Duitsche tafel, Duitsche kranten en Duitsche Liebemwürdigkeit. Alles behalve Lie- benswürdig is echter de rekening, die een staal kaart van allerlei afzetterijen oplevert. Zyn de gasten nagenoeg „gevild," dan worden zy voor het restantje van hun geld op een spoorweg naar het verre Westen geplakt, zoo ver mogelijk, want de vriendelijke landgenoot is tevens agent van de spoorwegmaatschappij en ontvangt zijn per centen van de passagierevracht die hij aanbrengt Aan deze schurkeryen wordt de grootste schuld gegeven van het beklagenswaardige lot dat vele Duitschers in de Nieuwe Wereld treft. Wij zouden ze niet durven gelooven wanneer wy ze niet in een opstel in de Köln. Zeitunguit New-York, Zur deütschen Einwanderunguitvoerig beschre ven vonden. Dus landverhuizers, die niet in handen van „landhaaien" wilt vallen, denkt aan Castle Garden en hoedt u voor „landgenooten" en andere „be hulpzame" vreemdelingen I hier geklopt hebbenhoe vele zware, moede stappen mochten door dien kruisgang gegaan zyn voordat de algemeene medicijnmeester, de dood, al die levensmoeden genas Hij dacht ook aan een ouden collega, die eeuwen geleden de strijdende wereld den rag toegedraaid had, om achter de kloostermuren „het schoone in God te zoeken" eu hy vroeg zich af of Fra Bar- tolomeo ook niet eerst de rozenstruiken des levens die men de liefde noemt, aangeraakt en zich aan hare doornen gewond zou hebben, eer hij als schilder leerde bidden en die verheven, liefelijke gestalten belichamen! Ach, ook hij, Vehling, had niet voor het eerst met vuur gespeeld, zich niet voor het eerst de vleugels gebrand, en dat voorval met de schoone sphinx, dat hem bijna dnur te staan was gekomen, had hem eigeniyk van die kinderachtige ziekte moeten genezen. Het is altijd beschamend als men niets geleerd en niets vergeten heeft; maar zekere dwalingen zijn, zoo zg ten tweeden male begaan worden, onvergefeiyk. Daarom prees hy zioh gelukkig dat het hoogmoedige meisje „het allerdomste" toch niet van hem wist en hij haar, ondanks zgn salto tnortalevoortaan toch gernst in de yskoude oogen kon zien. (.ifor at verwtgd.) gedrukt bij de gebroeders abrahams te middekburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 6