N°. 208. 124e Jaargang. 1881. Maandag 5 September. PATENTEN. Gemeeato-Politie. Gemeento-Fmanciën. Een uur in het Paradjjs. De Zendelingen op Bali. 4 NOVELLE VAN O. JUNKER. Middelburg 3 September. BIJVOEGSEL ilIDDELBURGSCHE COURANT. GEMEENTERAAD. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat op Dinsdag den 6en September 1881, des namiddags te half twee uren, een openbare zitting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 2en September 1881. De burgemeester voornoemd, P I C K De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat tot uitvoering van art. 90 der verordening van algemeene plaatselijke politie, ten aanzien van de richting waarin de voertuigen of sleden zich moeten bewegen, de navolgende bepalingen zijn vastgesteld: lo. Het iB verboden de SegeerBtraat anders dan van de zijde van de Laagedelft en de Heerenstraat, en de Bellinkstraat anders dan van de zijde der kaai in te rijden. 2o. De bestuurders van voertuigen of sleden, de Segeerstraat of de Heerenstraat ingereden z^nde, moeten dezelfde richting blijven volgen. 3o. De bestuurders van voertuigen of sleden, de Bellinkstraat ingereden zijnde, mogen in die straat omkeeren en aan de kaaizijde uitrijden. Hiervan is afkondiging geschied, waar het be hoort, den 3 September 1881. De burgemeester voornoemd, P I C K De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat de patenten van het dienstjaar 1881/82 in gevuld gereed liggen, en dat tot de afgifte daarvan ten raadhuize zal worden gevaceerd van den 7en September 1881 tot den 8en October 1881 des Woensdags en Zaterdags van iedere week, des voormiddags van 10 tot 12 uur. De belanghebbenden worden mitsdien aange maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de voorschreven patenten in persoon te komen afhalen, bij gebreke waarvan deze door den deur waarder der directe belastingen, tegen voldoening »Hoe zoudt gij het vinden als gij eens op die bank gingt zitten en wij, in plaats van ons schor te schreeuwen, eens gezellig samen praatten? Eindelijk moeten uwe ouders u toch missen en het is nog soo erg niet om in het Paradij» vast gehouden te worden. Wanneer wij slechts zoo bij tgds bevrgd worden dat ik den kruisgang van Sint Lorenzo en dien mooien ouden doopvont, waar van mijn reisboek gewaagt, zien kan, dan ben ik jtevreden." Dit zeggende nam hij plaats. Het meisje gaf geen antwoord en volgde ook sljn Uitnoodiging om onder het wgngaardloof te gaan zitten niet op, maar bleet voor de lage ateenen borstwering staan, die ongeveer dertig voet boven den steilen straatweg lag. Intusschen waren de bergen in blauwe nevelen gehuld, alle omtrekken smolten ineen, en alleen de slanke toren en de koningin der cypressen, die als een levende obelisk op den voorgrond prijkte, staken van tien cent, aan hnis zullen worden uitgereikt» terwgi zij zich blootstellen in eene boete te vervallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd, hun patent of een afschrift daarvan niet kunnen vertoonen. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort, den 2en September 1881. De burgemeester en wethouders voornoemd, P I C K De secretaris, Gr. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester eu wethouders van Middelburg, maken bekend: dat de begrooting der inkomsten en uitgaven der gemeente, voor het dienstjaar 1882, met eene daartoe behoorende memorie van toelichting en bgiagen, ingevclge art. 203 van de gemeentewet, op de gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage nedergelegd en aldaar tegen betaling van ƒ0.60 per exemplaar verkrijgbaar zijn gesteld. Middelburg, den 26 Augustus 1881. De burgemeester eu wethouders van Middelburg, P I C K De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Eenigen tijd geleden is in Indië, op het eiland Bali, iets gebeurd waardoor de zendings- quaestie weder ter sprake gebracht wordt. Een zendeling, de heer De Vroom, is aldaar door een zijner bedienden, een geringe Bali nees, op aanstoking naar 't schijnt van een tot den Islam bekeerde, vermoord. In 't begin werd gemeld dat deze moord buiten eenig verband tot den godsdienst te beschouwen wasdoch latere berichten werpen op de zaak een ander licht. Officieele mededeelingen ontbreken voor alsnog en de berichten der Indische bladen komen niet met elkander overeen. Wij hechten tegen den hemel af, waar Venus zich reeds ver toonde, terwijl de lucht vervuld was van oleander- en andere geuren. „O, wat doet dat goed," zei Vehling, en haalde diep adem, vindt gg ook niet dat onze renk in Zwitserland en ook hier zoodanig gestreeld wordt dat hg geheel verwent en thuis niet meer kan aarden Hoor slechts, zelfs de krekels zgn hier muzikaalwant zulk een koorgezang heb ik nog nooit gehoord. Maar het is er ook een avond naar," eu terwgi hg zgn hoed afnam en met de eene hand door zgn dik haar streek, prevelde hg „Op zulk een avond, als het koeltje de boomen kuste en ze niet liet ruischen Eensklaps hield hg op, zag het meisje strak aan, stond op en trad naar haar toe en vroeg op zgn gewonen, innemenden toon; „Zijt gg boos op mg terwgi hg zich voor overboog om de uitdrukking op haar gelaat te onderscheiden. „En als ik het ben, wat gaat u dat aan antwoordde zg bitter. „O, veel meer dan gij denkt, juffrouw Eva," zei hg, en sprak haar naam op een eigenaardig zachte manier uit. „Er is niemand op de wereld, die ik zoo vaak gekrenkt heb als u en die ik Voor alles ter wereld ook zoo gaarne eens goed zots willen doen. Kom, laat ons vrede sluiten in dit stille avondnnr en reik mg uw hand ter ver zoening, dierbare juffrouw Eva.", £a niet bijzonder veel aan de voorstelling van het Alg. Dagblad van N.-I, welks berichtge ver blijkbaar niet veel met de zendelingen op heeft. Hij beweert dat de oorzaak van den moord was eene algemeene verbittering tegen de zendelingen, vooral opgewekt door den zendeling Wiggelendam, die geen slag had om met de Balineezen om te gaan. OokDeVroom, een gewezen letterzetter, zou met de zeden en gebruiken van het land onbekend zgn geweest en zich o. a. ten onrechte boos gemaakt hebben wanneer een Balinees hem in de lage, dat is de volkstaal aansprak. Gedeeltelijk zijn de mededeelingen van dezen correspondent gebleken niet geheel juist te zijn. Meer hechten wij aan hetgeen voorkomt in het Bat. Handelsblad, het vroegere orgaan van den heer Keuchenius en nog steeds in zijne richting, doch voor Indië eenigszins pasklaar gemaakt, zich bewegende. Aan dit, van vgan- digheid tegen de zending niet verdacht orgaan, werd uit Buitenzorg het volgende geschreven »Tot heden heb ik mij onthouden van elke beoordeeling van het feit der vermoording van den zendeling V. op Bali, omdat ik mij ongaarne schuldig maak aan het verbreiden van geruchten, die alleen in praatjes hun oorsprong vinden. Het onderwerp zelf, en alles wat daarmede in verband staat, schijnt trouwens stipt geheim behandeld te worden. Toch is het een feit, dat vele zendelingen, vooral de vreemde, met het Balineesche volk niet naar behooren kunnen omgaan. Dit bleek onder anderen nog een maand geleden vóór den treurigen moord, toen er van de bevoegde zijde bij de regeering een rapport was ingekomen, waarin gezegd werd, dat een der zende lingen op Boeleleng een krissteek van een Balinees zou hebben gekregen, indien een der bedienden van dien zendeling den aanvaller niet bijtijds onschadelijk had gemaakt. De aanleiding tot dien aanval was slechts eene kleinigheid; het uit onwetendheid inzien van een brief aan den zendeling door den Balinees, dat door eerstge noemde kwalijk werd opgenomen. Ben ander dier geestelijke heeren kreeg het te kwaad met een Balinees, omdat deze een klapperboom van diens erf heklom met ongedekte dijen. Weder een ander had quaestie gehad, omdat hij een Balinees toevoegde, dat diens godsdienst uit den duivel was, terwijl een der Balineesche zendelingen met de bevolking in geschil was over een tot dusver duistere zaak, het in bezit nemen nl. van een klappertuin en het verkoopen daarvan aan een ander. Die predikers van het woord des vredes onder da heidenen mochten eerst en vooraf, al deze dingen in aanmerking nemende, wel zorgen zich wat meer vertrouwd te maken met de gebruiken en het ge moedsleven dier heidenen, ten einde met meer vrucht dan tot heden onder hen werkzaam te kunnen zijn. O. a. schijnen die heeren predikers niet te weten of vergeten te zijn, dat, zich handtastelijkheden te veroorloven tegenover een Balinees zeer, zeer gevaarlijk is. Zij schijnen niet te weten, dat volgens de heerschende godsdienstleer op Bali „Ja, daar zou het nu juist een geschikt oogenblik voor zgn." „Wat meent gg daarmede?" vroeg hg, en trok onthutst zijn hand terug. „Ik begrijp u niet." 1„Maar ik begrgp u des te beter, mijnheer Yehling, en ik kan u wel zeggen dat ik de les, die ik heden ontvangen heb, mijn leven lang niet zal vergeten!" Meer in den toon harer stem dan in hare woorden lag iets verpletterend spotachtigs, en nu ontwaarde hij ook weer dat minachtende trekje om baar mond. „Nu sta ik er echter op, juffrouw Van Vulpen, dat gij u nader verklaart, en niet in raadselen spreekt, die eenigszins beleedigend voor mg zgn," zei hg streng. „En moet ik u die raadsels oplossen, mijn heer Vehling, moet ik u nog eens uw sprookje vertellen van uwe behoefte aan eenzaamheid, en uw wegzenden van het kleine meisje, dat onze opsluiting ten gevolge had Was het dan niet genoeg dat gij voortdurend den spot dreeft met mgn welopgevoedheid en preutschheid, moest gij mij, om mij te bestraffen en het bewijs te leveren van nwe geniale opvatting der zedelijkheid, ook dit nog aandoen? Het is waar, een betere gele genheid kondt gij niet vinden om uw dwaze, las tige leerling eens duchtig de les te lezen en u op haar te wreken." de vreemdelingen tot de vierde of laagste kaste behooren en dat volgens die leer ieder Balinees, die zich door zulk een vreemdeling laat slaan, ontheiligd is en derhalve nimmer het paradijs kan beërven. Verdere commentaren daarop acht ik overbodig." Wij laten de vraag, aan welke oorzaken de moord op den zendeling De Vroom rechtstreeks toegeschreven moet worden, nu rusten. Misschien zal zg, uit officieele mededeelingen, later nauw keuriger beantwoord kunnen worden dan thans. Van meer belang achten wij het, dat de alge meene beschouwingen, in bovenstaanden brief aan het Bat. Hbl. voorkomende, in een paar belangrijke opzichten bevestigd worden door een onwraakbaar getuige, den gewezen zen deling R. van Eek. lo. De bewering, dat de zendelingen tot dus ver „met niet veel vrucht op Bali werkzaam zijn," welke ook in de correspondentiën van het AlgDbl. gevonden wordt, onder bijvoe ging dat er sedert 1864 slechts éen Balinees tot het Christendom bekeerd is. Dit is door den heer Van Eek bevestigd op het Zuider-zendingfeest te Kloetinge in 1877, waar wg uit ziju mond de beschrijving der bekeering van dien eersten en eenigen Christen- Balinees hebben mogen hooren. 2o De noodzakelgkheid, wanneer men zich onder hen vestigen wil, en tevens de groote moeilijkheid, om met de zeden en instellingen der Balineezen bekend te wezen. Ook deze volgt nit hetgeen de heer Van Eek omtrent het eiland, waar hij zoovele jaren heeft doorgebracht, in eene algemeene verga dering van het Aardrijkskundig Genootschapj in 1880, te Rotterdam heeft medegedeeld. (Zie Ind. Gids September 1880). Het onder werp dier rede was vooral, te doen uitkomen hoe zeer Bali, het „Sicilië van het Oosten," „Jong Holland" of „Java Minor" zooals het achtereenvolgens bijgenaamd is, van het overige Indie verschilt. Een „levende antiquiteit", een voorwerp uit de Indische oudheid, dat ons het Java van weleer te aanschouwen geeft, noemde de heer Van Eek het. Wil men de oude taal van Java bestudeeren, men zoeke in den ouden en rijken boekenschat van Bali. Wil men het kastenwezen, dat eenmaal op Java bestaan heeft, terugvinden, niet in de herinnering van het volk of in boeken, maar in levenden lijve, als onafscheidelijk deel van het volksleven, men ga naar Bali. Over het grondbezit op Java, over de vraag of dit oorspronkelijk aan de gemeente of aan den persoon „Houdt gij dat voor mogelijk Kunt gij dat een seconde lang gelooven Zij zweeg en boog zich over den munr heen om te zien of er niemand aankwam. Vehling legde echter zijn hand op haar arm en dwong haar zich om te keeren en hem aan te zien. „Gij moet mij verschooning vragen voor een groot onrecht," zei hij hoogst ernstig, „want ik heb die lage daad niet bedreven." Eva stond roerloos voor hem; zij droeg haar hoed aan den arm en dus kon hg den akeligen, kouden blik harer blauwe oogen duidelijk zien. „Ik heb het niet gedaan," herhaalde hg nog eens. Geen geluid, geen gebaar, geen vertrekken van een spier volgde;—die groote, minachtende, strak op hem gevestigde oogen gaven alleen antwoord. Onder die stilzwijgende beschuldiging, voelde hg zijn bloed omhoog stijgen en in woeste vaart stroomen. „Mejuffrouw Van Vulpen," sprak hg met een stem, die van woede beefde, „gelooft gij mg, als ik u verzeker, dat ik het tweede terras nog niet bereikt had en u dus onmogelijk kon gezien hebben, toen ik het meisje weg zond „Neen." Het suisde in zijne ooren en er kwam een roode nevel voor zgne oogen, waardoor hij niets zag dan die vijandige blikken, waarvoor bij op dat oogenblik iets gevoelde, dat op haat geleek. Met moeite bedwong hg zich en zei eindeigk langzaam 5

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 5