N°. 207. 124® Jaargang." 1881. Zaterdag 3 September. Een uur in het Paradijs. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco 5,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels f 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Middelburg, 2 September. Z. K. H. de prins van Oranje, vergezeld van zijn adjudant, kapitein Beijerman, heeft vóór zijn vertrek naar Zwitserland nit Parijs de eleotrici- teits-tentoonstelling aldaar bezocht. Na de Neder- landsche atdeeling met veel belangstelling bezichtigd te hebben, heeft de prins onder geleide der com missarissen, de heeren Oyens en De Voijs, de meest belangrijke zaken, welke deze tentoonstel ling aanbiedt, in oogenschonw genomen en zijn voornemen te kennen gegeven om zoo mogelijk bij zijn terugreis het bezoek te hernieuwen. Door een inzender in bet Handelsblad wordt het door ons medegedeelde jongste adres van het Transvaal-comité aan het Engelsche volk ernstig afgekeurd, Hij begint met te vragen, langs welken weg bet Harting-comitè bet mandaat ontvaDgen heeft om in zaken, de Transvaal betreffende, te handelen namens het Nederlandsche volk. Daarna gaat hij aldus voort. „Velen met mij kunnen de Engelsche regeering geen hulde toebrengen voor „edelmoedigheid" aan de Transvalers betoond, met de geschiedenis der laatste vier jaren nog versch in het geheugen. Niet aan de „edelmoedigheid" der Engelschen, maar onder Gods bestuur aan hun eigen helden moed en kloek bestaan hebben de Boeren het te danken, dat het aan hen gepleegde onrecht ten minste gedeeltelijk is hersteld. Het zou onpolitiek en kinderachtig zijn de Engelschen gedurig aan hunne nederlagen te herinneren, maar waartoe dient het om hen, en dat in naam van het „Nederlandsche volk", op te hemelen, alsof zij door het geroofde weer te geven zich waarlijk „den eerbied verworven hebben der edelsten en besten onder alle volken," enz. De leden van het comité, die het adres onderteekend hebben, of Engelands macht was meer dan groot genoeg om een zoo klein volk tot onderwerping te brengen," de Boeren waren van een andere opinie en hielden vast aan de stelling: Engeland is wel machtig, doch niet almachtig. „Dit ongelukkige „schrijven" moet de Transva lers pijnlijk aandoen en hunne zaak meer schaden dan bevoordeelen." Eene commissie van leden van het Institut de droit international zal morgen te Wiesbaden bij eenkomen om te beraadslagen over de maritieme rechten van oorlogvoerenden, ook tegenover de neutralen, en meer bijzonder over een rapport, in 't vorige jaar uitgebracht door prof. Bulmerincq, te Dorpat, over prijs gemaakte schepen. De commissie is samengesteld nit de heeren prof. 3 NOTELLE TAN G. JUNKER. Was het hier dan werkelijk de tuin van Eden en bevond hg zich alleen met het wezen dat zijne gedachten geheel vervulde en wier oogen hem zoo vaak den slaap benomen hadden? Hoe droevig en kond staarden zij hem nu aan, die blauwe oogen, terwijl een heldere zonnestraal op het zachte blonde haar en het blanke voorhoofd viel! Het meisje zat op een veldstoeltje en voor haar Btond een ezel met een begonnen schilderij; op den muurrand waar de hagedisjes bedrijvig op fen af kropen, lag haar stroohoed. Zij hoorde de naderende voetstappen niet en schrikte als uit een droom op, toen Vehling naast haar stond. Met een onwillekeurige beweging harer hand, greep zij uaar de schilderij om haar van den ezel te nemen, maar reeds het volgende oogenblik trok zij haar terng, fronste de wenkbrauwen en bleef bedaard zitten, terwijl haar leermeester, na- Bluntschli, van Heidelberg, prof. Bulmerincq, prof. Goos, van Kopenhagen, prof. Martens, van Peters- burg, prof. Pierantoni, van Eomo, Dudley Field, van New-York, dr. Gessncr, van Dresden, dr. Hall, van Londen, Eenault, van Parijs, Travers Twiss, van Londen en prof. Asser, van Amsterdam. In de plaats echter van laatstgenoemden geleerde, die verhinderd is, neemt uit Nederland aan de commissie deel de kolonel Den Beer Poortugael, oud-minister van oorlog. Het taal- en letterkundig congres te Breda is eergisteren middag ingewijd met een concert van de Brn8sélsche Guides in de zaal Concordia. Met den trein van half zeven des namiddags kwamen de meeste congreshezoekers uit Holland en werden door de feestcommissie in optocht met muziek naar het stadhuis geleid. Hier werd de eerewijn geplengd en een welkomstgroet uitgesproken door den burgemeester, welke beantwoord werd door de hoogleeraren Beets en Heremans, vertegen woordigers der beide regeeringen. Eergisteren avond gaven de Guides weder een concert, dat door een fakkeloptocht met muziek besloten werd. Tot algemeen voorzitter van het congres is gekozen prof. dr. M. de Vries, tot onder-voorzitters de heeren J. A. Alberdingk Thijm en J. de Geyter. In de algemeene vergadering van gisteren kwam de heer Dyserinck krachtig op tegen het denk beeld van den heer Bnsken Huet, om onze moe dertaal door het Fransch te vervangen en verde digde mr. D. van Eek zijn plan tot het oprichten eener vereeniging voor de Ned. taal- en letterkunde. Dit plan is naar eene commissie tot onderzoek verwezen. Door burgemeester en wethouders is met in gang van 15 Sept. a., tot gemeentebode ten raad- huize alhier benoemd J. Vos, tapper, tamboer bij de dd. schutterij en bediende bij een der heeren wethouders. Lijst van brieven geadresseerd aan onbekenden, verzonden door het postkantoor Middelburg, ge durende de 2e helft der maand Juli 1881ds. P. D. Buijze, Aalsmeer, J. van der Veer Siegers, Utrecht. De St. Ct. bevat een kon. besluit betreffende de rangen der diplomatieke ambtenaren, hunne bevordering en toelating tot den diplomatieken dienst, de regeling van dien dienst en de aan de diplomatieke ambtenaren toe te kennen bezoldi gingen, reiskosten en kosten van vestiging. De generaal-majoor J. C. J. Smits, kommandant van Bronbeek, viert morgen (Zaterdag) zjjn 50jari- gen militairen dienst. Hij diende gedurende de Belgische onlusten bij het mobiele leger, ging in 1848 naar Indië, woonde aldaar de expedi tion naar Bali, Wester-afdeeling van Bornio, dat hij haar goeden avond gezegd had, de schil derij aandachtig beschouwde. „Het is een mooi onderwerp, dat gij gekozen hebt," zei hij. „Deze kloosterhof met den kruis gang, die er om heen loopt en die slanke toren zien er van hier zeer schilderachtig nit. Het was mij op het eerste terras reeds terstond opgevallen en ik heb mij voorgenomen San Lorenzo nog vandaag van naderbij te beschouwen. En opdat het u niet aan de noodige stoffaadje ontbreke, behoeft gij slechts den katholieken geestelijke, die aan de poort staat, mede te teekenen," voegde hij erbij. „Het is een slechte schilderij," antwoordde het meisje, „dat wil zeggen een slecht probeersel van mQ. Den heelen middag heb ik het beproefd, maar het wil mij niet gelukken, het blijft verve lend, afschuwelijk." Vehling haalde den ezel naar zich toe, schroefde hem in de hoogte, nam haar palet en penseel uit de hand en begon te schilderen. O Zij is niet beter of niet slechter dan al uwe stukken, juffrouw Van Vulpen," zei hij. „Wan neer een nauwkeurige afbeelding der natuur voldoende was en eene schilderij een toevallige samenstelling van voorwerpen ware, dan zou men uw werk een eersten prijs moeten toekennen, maar „Ach, mijnheer Vehling," viel zij hem in de rede, „ik weet alles wat gij zeggen wilt, want Timor en Boni hij en werd in 1862 gepensioneerd en benoemd in zijne tegenwoordige betrekking. Behalve eenige groot- en ridderkruisen vaD min der beteekenis, werd hij na de Bali-expeditie ridder der M. W. O. der 4e, na die in Borneo der 3e klasse en na die van Boni met den eeresabel begiftigd. Zijne diensten als onder-kommacdant der Timor-expeditie deden hem het ridderkruis der orde van den Ned. Leeuw verwerven. De uitslag van den wedstrijd van den Neder- landschen Schaakbondin het laatst van Augustus in de groote zaal der Vereeniging te 's Hage gehouden, is geweest: le prijs behaald door den heer L. Bennema te Winschoten, de 2e door den heer Kothe te Amsterdam, de 3e en 4e met ge lijke punten door en verdeeld tusschen de heeren C. Messenmaker te Gouda, E. J. Loman te Amsterdam en W. Siebenhaar te 's Hage. In de St.-Ct. zijn opgenomen de verslagen om trent 's rijks verzamelingen van geschiedenis en kunst. Het Bott. Nieuwsblad verklaart, naar aanleiding van een ingezonden stuk betreffende de afzondering waarin Z. K. H. de prins van Oranje leeft, op de vraag wat de prins voor zijn volk doet? dit kort en zakelijk antwoord te kunnen geven zich voorbereiden tot de taak die hem eenmaal wacht en die door hem ernstiger wordt opgevat dan door menig ander vorst." „Wij weten, verklaart de redactie verder, dat geen dag voorbijgaat, of den prins wordt de korte inhoud medegedeeld van al wat op staatkundig en sociaal gebied in de Nederlandsche pers geschreven wordt. Met belangstelling wordt door hem gevolgd wat in de staten-generaal of in den raad van state behandeld wordtwetsont werpen en voordrachten worden door den prins geregeld bestudeerd en wel met zooveel ernst, dat het geene zeldzaamheid is wanneer namens hem aan de hoofden der betrokken departementen nadere inlichtingen worden gevraagd. Ook in den vreemde zorgt de prins geen vreemdeling ten worden in zijn eigen land." Men schrijft ons uit Den Haag: Heel onze stad verkeert in spanningof zoo niet heel de stad, dan toch het „netste" gedeelte, de „meest ontwikkelden" in de residentie. Meent ge misschien dat de uitslag der Dinsdag gehouden gemeenteraadsverkiezing de gemoederen in gisting heeft gebracht? Neen, die uitslag was te voorzien. De liberale candidaat, de heer W. A. Schroot, oud-bestuurder van de Grondwet is een te populair man om het tegenover een op publiek terrein onbekende als de heer W. A. Smit te verliezen. Men mag aan de katholieken in- tusschen den lof niet onthouden van kloek te het is niet de eerste maal dat ik het ongeluk heb, door u berispt te worden. Ik. geet u ook bij voorbaat toe dat ik geen talent heb, maar ik wil mij alleen vrijwaren voor uwe veel geprezen schep pingskunst, waar gij toch weer op komen wilt." Een vriendelijke uitdrukking verhelderde het flinke mannelijke gelaat van den kunstenaar, toen hij antwoordde: „Ik geloof dat gij in staat zijt een goed opgezette, zorgvuldig uitgewerkte schilderij met een luchtige schets te verwar ren, zonder te bedenken hoeveel zware studie, hoeveel degelijke kennis van den vorm er voor de eerste noodig is; want gij moet weten dat een meester alleen datgene verzwijgt wat hij weet. Maar gij doet uzelve onrecht, wanneer gij zegt dat gij geen talent hebt, mejuffrouw; bij u gaat op den weg van het oog tot de hand zeer weinig verloren en daarom betreur ik het zoo dat uw juiste, ja bijna waanwijze nabootsing der natuur nooit de poëzie van een landschap kan teruggeven. Wat ik bij u mis, is dat zekere Diet te noemen iets, wat men onder de stemming eener schilderij verstaat. Men ziet aan ieder uwer lijnen, dat gij zelve niet bezield zijt door hetgeen uw penseel teruggeeft en men rilt in uwe gladgeschoren natuur." Het meisje haalde de schouders op en ant woordde zonder geraaktheid met de haar eigen, spotachtige terughouding „Dat is wel mogelijk, maar daarom voel ik mg nog altijd niet bezield hebben gestemd: 772 geldige stemmen brachten zij uit, geholpen door de Dagblad-kliek; maar de libera'en, ditmaal trouw bijgestaan door de mannen van Handel en Nijverheid, brachten het tot 938 stemmen. Zal ik nn beweren dat daar door de overmacht der liberalen in Den Haag is bewezen? Geenszins. Aan de eene zijde heeft de heer Schroot, als kapitein van de schutterij, als president van de burgersocieteit De Vereeniging als voorzitter van de Werkmans-Vereeniging en als rechtschapen werkgever zich onder alle klassen zeer vele vrienden verworven. Aan den anderen kant deden persoonlijke veeten bij vele belang hebbenden in de eerst kortelings nieuw opgerichte Credietvereeniging den heer Smit veel kwaad. Doch boven alles is de onhandige en onkiesche wijze, waarop de heer Schroot door bet Dagblad is bestreden, voor zeer velen een grond geweest om zijn tegenstander niet te stemmen. Ieder erkent de grootere geschiktheid en onafhanke lijkheid van den heer Schroot; doch dat is niet altijd een argument om iemand de voorkeur te geven. Wel echter kan een onbetamelijke uitval velen verbitteren. Dat is hier het geval geweest. De verkiezing van Dinsdag is vooral voor het Dagblad een gevoelige slag; het wordt tijd dat de heeren in het Westeinde hun rokken omkeeren en weer eens naar de „protestantsche zijde" laveereD. Want al heette de heer Smit ook de candidaat der anti-revolutionairen, hun stemmen kreeg hij niet; alleen de Eoomschen en Dagblad-volgelingen stonden ditmaal tegenover de liberalen. Indien dan de verkiezing onze bevolking niet bezig houdt, wat is 't dan, vraagt gij, dat hunne harten vervult? Heeft de gemeenteraad, die heden vergaderde, iets kwaads op zijn geweten Ik zal het tegendeel niet beweren. Op een verzoek van den minister van hinnenlandsche zaken, die als oud-gemeente-secretaris een streepje vóór heeft,' is een besluit genomen, dat menigeen stof lot ergernis zal geven. Men heeft besloten de vrij stelling van tolbetaling aan militairen te paard ook uit te strekken tot de gevallen waarin zij niet in dienst zijn. Dat nu is, in mijn oog, een ongeoorloofd en ongemotiveerd privilege op het stuk van belastingen. Dat men mili; tairen in dienst van de tolheffing vrijstelt, moge, hij de afscheiding tusschen gemeente- en rijksklassen, reeds te vrijgevig zijn, het kan er nog meê door; maar hen ook buiten dienst vrij te stellen van tolgeld, indien zij paard rijden, is eenvoudig belachelijk. Onze soldaten rijden niet te paard voor hun genoegen; alleen de officieren kunnen zich deze weelde veroorloven^ doch dan zie ik ook niet in waarom zij alleen vrijdom van tol moeten genieten. Als men dus daarover ontevreden ware, zon dit begrijpelijk zijn. En toch is het dat niet. door nwe schildergen, die als in een nevel van gevoel gehuld zijn. Mij dunkt dat men daarbij zondigt tegen de bescheidenheid, die den mensch door de welvoegelijkheid en den kunstenaar door den stijl geboden wordt." Vehling lachte, doch niet van harte. „O, mejuffrouw, wie heeft zich zoo aan uW jeugd vergrepen en u oorspronkelijkheid zóo weg- gevleid, weggepreekt, weggestraft, dat gij zulk een uitermate welopgevoed meisje geworden zijt Ot is het slechts schijn en verbergt gij uw waar gelaat achter een conventioneel masker „Ik weet niet wat gij daarmee bedoelt," antwoordde zij, opstaande en naar den muur gaande, „ik dacht dat wij over schilderijen spraken en niet over mij." Hij had het penseel neêrgelegd en volgde haar. De zon was reeds achter de bergen verdwenen en een zachte tint, de voor- looper der schemering, verspreidde zich voor het landschap. De hagedisjes slopen nog sneller daii anders naar hunne schuilplaatsen in den warmen muur, blauwe vliegen gonsden in de wijngaard ranken, en de krekels zongen in koor de eenige melodie die zij kennen. Van den toren klonk het geluid van het Ave Maria en het avondkoeltje, dat met het loof en de blonde haren van het meisje speelde, bracht den geur der bloeiende oleanders mee naar boven. „Ziet gij, mejuffrouw Van Vulpen," zei dé schilder eensklaps .in den gedachtengang, dieü

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1