N«. 2 1881. Maandag 29 Augustus. De spoorwegen van Java. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiên: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de Publicité G. L. Daijbb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich ent. Middelburg, 27 Augustus. 'f COURANT. Neemt men de kaart van Java voor zich en trekt men daarop de ontworpen of in over weging zijnde spoorweg-plannen, in aan sluiting aan de reeds bestaande spoorweg-1 ijnen, dan overziet men thans een vrij aaneengescha keld geheel. Er begint „teekening" in te komen, zou men kunnen zeggen. Yan die teekening eene schets te geven, met critische aanteekeningen, loont misschien de moeite voor het Nederlandsch publiek, dat den spoorweg aanleg op Java niet in bijzonderheden volgt, doch zich van het gewicht daarvan voor Nederlands schoonste kolonie, en dus voor Nederland zelf, ongetwijfeld rekenschap geeft. Aan Java's Oosthoek beginnende, ontmoet men den sedert twee jaren geopenden kust- spoorweg, die Soerabaya met Pasaroewan ver bindt en door een Zuidelijken zijtak Malang bereikt. Tot de verlenging van dezen spoorweg Oostwaarts naar Probolingo is besloten, doch tot de uitvoering van dat gedeelte zijn nog slechts eenige voorloopige opmetingen verricht. Van Sido-Ardjo op de eerstgenoemde lijn, gaat Westwaarts de spoorweg over Modjo- Kerto naar Madioen, met een zijtak Zuidwaarts naar Kedirie en Blitar. Hiervan is het kleinste gedeelte dit jaar in exploitatie gebracht. Aan het overige wordt met ijver gewerkt en, wor den de vooruitzichten niet teleurgesteld, dan zal in 't voorjaar van 1882 de geheele lijn geopend en daarmede eene doorloopende spoor wegverbinding in het Oostelijk deel des eilands, over ongeveer eenderde zijner geheele lengte, tot stand gebracht zijn. Yan Madioen moet, volgens de wet van 25 Mei 1880 (Stbl. no. 96) de weg naar het Westen verlengd worden tot Soerakarta, waar hij Java's oudsten spoorweg ontmoeten zal, die Samarang naar het Zuiden met Tempoeran, Am- barawa, Soerakarta en Djokjokarta verbindt. Aan deze verlenging is tot dusver nog niets gedaan. Van Djokjokarta loopt, weder Westwaarts, eene denkbeeldige lijn over Poerworedjo, door de residentiën Bagelen en Banjoemaas, naar Tjilatjap, Java's eenige bruikbare haven aan de Zuidkust. Voor deze lijn bestaat een plan Van de ingenieurs Eool en Henketde opme tingen zijn afgeloopen en een voorloopig ont werp is gereed. Nóg meer denkbeeldig is de lijn die van Tjilatjap, altijd naar het Westen gaande, den spoorweg in de Preanger-Regentsehappen een maal zal ontmoeten. Gebrek aan personeel bij het hoofdbureau der staatsspoorwegen heeft tot dusver belet, een ontwerp voor haar te maken* Te Tjitjalengka, het punt in de Preanger waar deze spoorweg zou moeten aansluiten, komen wij weder op eenigszins vaster bodem. Hier eindigt de lijn die, te Batavia aanvangende, Oostwaarts over Buitenzorg, Tji-andjoer en Bandong loopen zal. Alleen het gedeelte tot Buitenzorg is voor het verkeer geopend. Van daar tot de vlakte van Bandong is het uitba- kenèn, waterpassen en onteigenen afgeloopen, de aardebaan onder handen en wordt aan ©enige der vele en kostbare kunstwerken ge arbeid. Gebrek aan werkvolk, dat in dit deel van Java moeilijker te krijgen is dan In het Oosten en nu nog schaarscher is ge worden door de veeziekte, die vele menschen- krachten dë plaats van trekvee doet innemen, heeft het werk vertraagd. Mocht het daarmede voortaan iets heter gaan, dan hoopte men, blijkens het Kol. Verslag over 1880, in '82 idë rails te kunnen leggen en den bovenbouw der ijzeren bruggen aan te vangen. Omtrent de voltooiing tot Tjitjalengka, het denkbeeldige eindpunt, zijn zelfs nog geen gissingen te maken. Ziedaar den oogenblikkelijken stand van het spoorwegnet, geschetst naar de in officieele stukken door de regeering aangekondigde voornemens. Veel ontbreekt er nog aan, om uitgevoerd te kunnen worden. Wij voegen er echter aanstonds bij dat wij het een geluk voor de kolonie achten, indien van het opgenoemde, een deel nog tot de spoorweg plannen behoort. Daarin is verandering te brengen en met name leert de geschiedenis van den spoorweg-aanleg op Java, dat tusschen een ontwerp en zijne uitvoering nog menige hinderpaal, op betere kennis van het terrein en de omstandigheden gegrond, kan liggen. Misschien zou, in het tegenwoordig stadium van Java's ontwikkeling, geen schadelijker theorie, of utopie, zijn te bedenken dan het ontwerpen eener spoorweglijn, die het eiland in zijne geheele lengte, van Anjer tot Bezoeki, doorsnijden zou. Toch is in de straks gegeven schets, de invloed dier theorie niet te mis kennen. Java is een, naar verhouding, lang en smal eiland, door andere eilanden omringd, op welke de eerste rail nog gelegd moet worden. De noodzakelijkheid van aansluiting aan buiten- landsche lijnen biijft dus, bij het ontwerpen van een spoorwegnet voor Java, geheel buiten beschouwing. De dichtheid der Javaansche bevolking, haar tegenwoordige toestand en vatbaarheid voor ontwikkeling, de staat van handel en nijverheid, dat alles is, op verschillende punten der lange en smalle strook, zeer uiteenloopend. Welke behoefte bestaat er nu aan eene doorloopende, Oost-Westelijke verbinding der verschillende groepen Één belang is er, dat die behoefte op den voorgrond stelt: de verdediging des lands. Voor een koloniaal gezag, dat steunt op een weinig talrijke, maar snel en krachtig optre dende troepenmacht, is de mogelijkheid om zijne soldaten in den kortst mogelijken tijd op een bedreigd punt te brengen, van groot belang. Maar voor zooveel een binnenlandschen vijand betreft, bestaat die mogelijkheid reeds in vol doende mate wanneer de gemeenschap met de zeehavens open is en vandaar spoorwegen het binnenland inloopen. Komt het echter op het afweren van een buitenlandschen vijand aan, ook dan zal de zwaarste strijd op zee en aan de kusten gevoerd worden, en zal overigens het klimaat voor ons een machtiger bondge noot zijn dan een spoorweg, die, eenmaal lig gende, zoowel den vijand als ons den toegang tot het binnenland opent. In ieder geval, of schoon het voordeel van een doorloopenden spoorweg voor de defensie niet geheel te ontken nen is, gaat het toch niet aan, ter wille van dat belang alleen, te doen wat overigens met alle andere belangen des lands in strijd is. Wij ontkennen evenmin dat spoorwegen voor ieder land nuttig, en als machtige hef- boomen voor ontwikkeling, ook door vereeni- ging van de meer achterlijke met de meer ge vorderde punten, overal aan te bevelen zijn. Maar de vraag is, op welke manier de beperkte krachten, die het Nederlandsch koloniaal gezag aan den spoorwegbouw dienstbaar kan maken, nu en in de naaste toekomst het doelmatigst wórden aangewend Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. In streken waar de landbouw, de nijverheid en de dichtheid der bevolking eene spoorweg verbinding van het binnenland met de zeeha vens noodzakelijk maken, moet die in 't leven geroepen, en niet alleen door het leggen der rails, maar ook door doelmatige tarieven onder, hun bereik gebracht worden. De onderlinge ver- binding der verschillende deelen is een werk van later zorg, dat naarmate het aantal der door spoorwegen doorsneden streken grooter wordt, gemakkelijker tot stand te brengen zal zijn. In dien zin heeft de aanleg, in het begin, ook plaats gehad. De eerste spoorweg is gelegd, niet aan den Oostelijken of Westelijken uithoek, maar in Midden-Java, van Samarang naar de Vorstenlanden. Daarop is een stuk gevolgd in 't Westen, BataviaBuitenzorg. Vervolgens is de staatsaanleg gekomen in 't Oosten, met de lijnen Soerabaya-PasaroeanMalang. Al deze spoorwegen hebben dadelijk een druk verkeer gekregen en zijn dus, ook in een financieel opzicht, voordeelig. Met hun verlenging moet, op dezelfde grondslagen, worden voortgegaan. Oostwaarts naar Probolingo, Westelijk naar Madioen, met den zijtak naar Kedirie, moet de staatsspoorweg aan Oostelijk Java het snellere middel van gemeenschap verschaffen, dat aan dit meest welvarende en nijvere deel des eilands te lang reeds onthouden is. Van Buitenzorg is de verlenging der Westelijke staatslijn tot Ban dong of Tjitjalenka op gelijke gronden te ver dedigen. Twijfel begint echter te rijzen ten aanzien van de verlenging van Madioen naar Soerakarta. Voor een deel loopt deze spoorweg, welke 96 kilometer lang zal worden, door boschaehtige, weinig bevolkte strekenvoor een ander deel bereiken de voortbrengselen der landen, welke hij doorloopt, gemakkelijker en met minder kosten de haven van Samarang dan die van Soerabaya. Doch het napleiten over deze hij de wet van 25 Mei 1880 vast gestelde lijn, mag thans nutteloos geacht worden. Anders is het geval met den spoorweg van Djokjokarta naar Tjilatjap. Deze doorsnijdt, over zijne lengte van ongeveer 195 kilo meter, eerst een zeer moeilijk en bijna woest terrein in de residentie Djokjokarta, komt daarna in eene vrij dicht bevolkte streek der residentie Bagelen, maar ontmoet vervol gens in Banjoemaas weder eene dun gezaaide bevolking. Wat de producten der landbouw ondernemingen betreft, deze zullen, in Djokjo karta, den korteren weg naar Samarang boven dien naar Tjilatjap verkiezen. In Bagelen vindt men niet veel ondernemingen en in Banjoemaas wordt voor den afvoer naar Tjilatjap thans de Serajoe-rivier gebruikt, die, als te allen tijde bevaarbaar en minder kostbaar dan spoorweg vervoer, de voorkeur behouden zal. Deze spoorweg zal dus, naar het zich laat aan zien, financieel on voordeelig wezen en weinig toebrengen tot de ontwikkeling der streken, welke hij doorloopt. In aanleg zal hij zeker niet tot de goedkoope lijnen behooren. Nemen wij als grondslag de kosten der lijn Soerabaya- Pasoeroean-Malang, welke in de stukken bij het wetsontwerp Madioen-Soerakarta werden opgegeven te bedragen ƒ84.732 per kilome ter, dan vinden wij voor de 195 kilometer zijner geheele lengte, eene uitgaaf van ruim 16.5 millioen, welke echter bijna zeker over schreden zal worden. Nu heeft de wetgevende macht tot deze onder neming hare toestemming nog niet gegeven, maar de regeering kondigt in het Koloniaal Ver slag over 1880 reeds een avant-projet voor de lijn aan. Wat vroeger of later staat dus een wetsontwerp voor den spoorweg Djokjokarta- Tjilatjap voor de deur en bij de weinige ter reinkennis, waarmede de tweede kamer derge lijke voordrachten uit den aard der zaak beoördeelen ban, bestaat er gevaar dat zij ook dan weder zwichten zal voor argumenten, zoo zonderling als die waarmede de lijn Madi oen-Soerakarta een jaar geleden verdedigd werd. Als een staaltje daarvan, zij herinnerd dat bij ö$5 gelegenheid o. a. gewezen werd op de noodzakelijkheid om het personeel, dat na de voltooiing van den spoorweg tot Madioen vrij Zou komen, toch op nuttige wijze bezig te houden. Ook voerde de regee ring de wenschelijbheid aan der vereeniging van de verschillende spoorweglijnen, m. a. w. de utopie der stamlijn van Oost naar West, waarover wij straks spraken. Het uitgeven van eenige millioenen aan een onvoordeeligen spoorweg zou echter een minder kwaad wezen, indien daardoor geen nuttiger uitgaven werden tegengehouden. Op deze zijde van ons onderwerp hebben wij nog te wijzen. Heden morgen werd door den generaal-majoor Pfeiffer op het Molenwater alhier eene inspectie gehouden over de hier en te Vlissingen in garni- zoen liggende troepen. Daarna werden gecombi neerde manoeuvres gemaakt. Middelburg zal morgen bij gunstig weder andermaal vereerd worden met een bezoek van onze Belgische buren, namelijk van de maat schappij De ware vrienden uit Antwerpen, wier eerevoorzitter de heer Désiré Maas is. Haar fanfaren korps is voornemens eenige muzieknom- mers uit te voeren in den tuin van het Schuttershof tegen eene geringe entrée, ten voordeele onzer armen. Ten vervolge op het gisteren reeds vermelde omtrent den uitslag van den internationalen schiet wedstrijd te Antwerpen, dient nog de onderstaande opgaaf. Cible fixe200 metres aux points. Aantal prijs winners 125. No. 1 J. B. van Oos- terhont, Rotterdam, 24 punten; no. 2 J. Ai Dijkman, Rotterdam, 23 p.; no. 8 A. Snoey-Kiewit, Rotterdam, 21 p.; no. 12 C. Brnijnzeel, Rotterdam, 21 p.; no. 19 J. C. Vuur ra an, Rotterdam, 20 p.; no. 27 C. E. de Jonghe, Rotterdam, 19 p.; no. 30 H. Ceelen, Rotterdam, 19 p.; no. 31 E. Blauw, Rotterdam, 18 p.; no. 32 Van Boelens-Van der Haar, Den Haag, 18 p.; no. 41B. Decours-Onder- water, Dordrecht, 18 p.; no. 47 J. A. Becht, Den Haag, 18 p.; no. 48 P. J. van der Grient, Rot terdam, 18 p.; no. 51 M. Verschoor, Rotterdam, 17 p.; no. 59 E. Prins, Rotterdam, 17 p.; no. 60 J. van den Doncker, Rotterdam, 17 p.; no. 70 G. Sack, Den Haag, 17 p.; no. 79 J. F. Koelemao, Middelburg, 16 p no. 85 W. Galjaard, Den Haag, 16 p.; no. 90 J. C. Wilkens, Rotterdam, 16 p.; no. 99 J. H. van den Hoek, Kralingen, 15 p.; no. 108 H, de Regt, Rotterdam, 15 p.; no. 110 J. van Alphen, Rotterdam, 14 p.; no. 121 G. N. G. de Lange, Gouda, 13 p.; no. 124 J. Beelaerts van Blokland, Den Haag, 13 p.; no. 125 J. Verstrae» ten, Antwerpen, 13 p. Cible fixe, 200 mêtres aux blanes. Aantal prijswinners 65. No. 1 0. Defline, Doornik, 5330; no. 3 W. Cornelissen, Vlissingen, 10800; no. 14 F. Klaassen, Middelburg, 32360; no. 25 J. M. Wulfers, Rotterdam, 44700; no. 31 H. L. Hermans, Vlissingen, 49570; no. 32 A. van Reedt Dortland, Gouda, 49900; no. 36 J. C. Klaassen, Middelburg, 55250; no. 46 F. Koopman, Rotterdam, 69480; no. 49 A, S. Smalt, Rotter dam, 71360. (NB. De in onze opgaaf van gisteren vermelde mededingers, zijn mede prijswinners). Tot gemeente-vroedvrouw te 's Heerenhoek is benoemd mej. E. Schouten, van Scherpenisse. Z. M. de koning en de koningin brachten gisteren met een extra-trein van 11 u. 25 m. weder een bezoek aan Arnhem en keerden te 5 uren naar Eet Loo terug. De koning begaf zich met een vierspan naar Den Oorsprong te Oosterbeek, met het plan, naar men zegt, dat buitenverblijf të koopen en het te laten inrichten als zomerresiden tie voor de koningin. H. M. legde inmiddels eend visite af bij de gravin Bentinck van Middaöhten. De commissie te Apeldoorn benoemd tot het samenstellen van een huldeblijk aan prinses Wil» helmina, bij gelegenheid van haar eersten jaardag en aan hare koninklijke ouders, heeft Z. M. daartoe vergunning verzocht en ontving het be richt dat het BH. MM. zeer aangenaam zoude zijn de commissie en de kinderen te ontvangen. De commissie zal een optocht van zoovele kinderen als mogelijk is organiseeren, met het harmonie muziekkorps aan het hoofd, alle kinderen getooid met Oranje en vlaggetjes, en de 20 meisjes, bes

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1