N°. 191.
124® Jaargang.
1881.
Dinsdag
16 Augustus.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels f 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de PuLlicité G, L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 15 Augustus.
FEUILLETON.
De dochter van lord Maskelyne,
ROSA MACKENZIE KETTLE.
ta ia" j* «ap - --
[RANT.
Aan den Nieuw-Neuzenpolder had Zaterdag jl.
in den vooroever een slijk val plaats, beginnende
op ongeveer 47 M. beoosten en eindigende op
ongeveer 43 M, bewesten peilraai XIV van
hoofdraai E F.
Hontenfsse, 14 Augustus. Heden morgen
is afgekondigd en aangeplakt, dat door de ver
zekeringsmaatschappijen tegen brand, welke in
onze gemeente panden verzekerd hebben, geza
menlijk is uitgeloofd eene som van f 160 op het
vatten of aangeven van den brandstichter of de
brandstichters in onze gemeente. Men is nieuws
gierig of dat geld meer zal vermogen dan de
ij verige bewaking der politie.
Ik herhaal dat alle geruchten omtrent aanstaande
branden, alsmede vermoedens omtrent de oorzaken
der branden, uit de lucht gegrepen zijn en niet
anders beschouwd kunnen worden dan als voort
brengselen eener verhitte verbeelding. Jammer
is het, dat zulke onzin niet alleen in onze
gemeente de ronde doet, maar dat zelfs groote
bladen zich tot tolk daarvan maken. Noodeloos
onrust wekken en de politie in hare zware taak
bemoeilijken, zijn de vruchten van die sprookjes-
labricatie.
Zaterdag middag om drie nren is de nieuwe
schietbaan nabij Antwerpen, in tegenwoordigheid
der vreemde gasten, welke voor den grooten
schietwedstrijd zijn opgekomen, ingewijd. Des
avonds bood de Antwerpsche burgerwacht haren
gasten een feestmaaltijd aan. De daar gewisselde
dronken toonden aan dat vooral aan de Neder-
landsche gasten een onthaal bereid was, zoo warm
als onze zuidelijke naburen dat zoo uitnemend
verstaan. Na den toost op den koning en zijn
huiB, liet de heer De Wael, burgemeester van
Antwerpen, een dronk volgen op de vorsten der
met België bevriende natiën. In de eerste plaats
weerklonk toen het Nederlandsch volkslied, ge
volgd door de Marseillaise. Kolonel David
kommandant der Antwerpsche burgerwacht, dronk
op de gasten, waarvan de leden der Nederland-
sche dienstdoende en rustende schutterijen en van
de weerbaarheidskorpsen het grootste deel uitmaken.
Deze dronk werd beantwoord door kolonel
Knight, van de Eotterdamsche schutterij. Wij
kunnen ons het genoegen niet ontzeggen weer
te geven met welke uitnemende woorden deze
hoofdofficier zijn dronk op den Antwerpschen
burgemeester inleidde, naar de aaBteekeningen
van de Précurseur.
„Ik beD, zeide bij, de oudste der aan
dezen maaltijd aanwezige Nederlandsche officieren.
3?
DOOR
VIJFDE DEEL.
HABGUÉBITE.
HOOFDSTUK XXIV.
Terwijl ik langzaam naar huis wandelde, haalde
mijnheer Forbes mij in. Er was meer glans in
zijn oog, meer veerkracht in zijn stap dan vroeger
en ofschoon hij volstrekt niet wist dat ik hem
met de gravin gezien had, begon hij terstond over
haar te spreken. Hij zei my dat zij zeer getroff en
was geweest door de vriendelijkheid van haar
broeder dien zij reeds lang alles vergeven had en
sg was ook onmiddellijk bereid om met zijn kind
bevriend te worden; doch het verledene was als
een gesloten boek tusschen hen gebleven. Zij
Was blij dat hij eindelijk gevoelde hoe diep hij haar
en anderen gegriefd, en zijn eigen beste kansen
op geluk verspild had.
„Dat was een goede inleiding, Harry, en ik
viel tamelijk met de deur in huis, zeggende dat
ik niet van plan was om zoo dwaas te zijn en of
£i) niet dacht dat bet zelfs te elfder ure nog het
Dat geeft mij het recht te antwoorden op uwen
(kolonel David's) toost, zoover die op mijne land-
genooten betrekking had.
„Gij hebt ons nitgenoodigdwij zijn niet ge
komen wegens politiek of wegens eigenbelang,
doch om u een blijk van sympathie te geven.
„De gebeurtenissen hebben ons gescheiden;
maar wat de gebeurtenissen niet hebben kunnen
doen, is de gevoelens van vriendschap vernietigen,
welke zoo lang Noord en Zuid hebben verbonden.
„Hoe meer de tijd voortgaat, des te meer houdt
men op naar het verledene te zien. Het heden
veroorlooft ons aan dezelfde tafel aan te zitten
met gevoelens der meest volkomen hartelijkheid,
van het meest oprechte vertrouwen, en ik ben
gelukkig daarvan namens mijne kameraden de
tolk te zijn."
Na den maaltijd werden de gasten in den
Cercle artistique ontvangen met eene toespraak
van den heer Pécher, welke door een der Neder
landsche hoofdofficieren beantwoord werd.
Barbados en St. Vincent zullen met 1 September
aanstaande deel uitmaken van de algemeens
postvereeniging.
Het bij art. 1 van het kon. besluit van 14 Maart
1879 (Stbl. no 45) vermelde tarief wegens de
brieven en verdere stukken in het verkeer met
de sub lo c van dat artikel bedoelde landen, is
dientengevolge, te rekenen van 1 Sept. a. van
toepassing in het verkeer met Barbados en St.
Vincent.
Met het stoomschip Prins van Oranje van de
Mij Nederlandhetwelk 27 Aug. a. van Amsterdam
vertrekt, zal van daar rechtstreeks eene brieven
maal worden verzonden naar Atjeb.
Voorts zal op Dinsdag 6 Sept. a. met den trein
van 6.55 's morgens uit Amsterdam naar Emmerik,
in aansluiting op het vertrek van het bedoelde
stoomschip uit Napels, mede eene verzending naar
Atjeh geschieden.
Vrijdag bracht Z. M. de koning met zijne gema
lin een bezoek aan het koloniaal militair invali
denhuis Bronbeekwaar de koninklijke gasten alles
tot in bijzonderheden met groote belangstelling
beschouwden.
Een feit van bijzondere beteekenis, meldt de
Arnh. Ct., heeft het bezoek van het koningspaar
gekenmerkt, een feit, dat steeds de herinnering aan
dezen dag zal levendig houden. Bij kabinetsrescript
van 16 Sept1875 had Z. M. zij ne goedkeuring gehecht
aan het plan van den gen.-kommandant, om een
gouden plaat te doen hechten aan een der grootste
op Atjeh veroverde stukken, met de vermelding
dat Z. M. het veroverde geschut aan Bronbeek
geschonken had. Generaal Smits zag thans zijn
wensoh vervuld, dat Z. M. eigenhandig die plaat
beste was om den verloren tijd in te halen. Ik
wilde dat gij gezien hadt hoe lief zij er uitzag,
met dien blos, dien ik nog van vroeger kende, op
hare wangen; maar zij zei ernstig dat sommige
levens zöo geheel verduisterd warén, dat niets
hen weer kon doen opleven dat sommige harten
geheel opgehouden hadden van vreugde voor
zich zelf te kloppen en alleen die van anderen
kende.
„Ik zei haar dat ik er eenmaal ook zoo over
gedacht had, toen ik mijn kinderen verloren had
en Jessie hen scheen te zullen volgen; maar dat
was voorbijgegaan en ik geloofde dat er zelfs
voor mij nog geluk was weggelegd als zij slechts
naar mij wilde luisteren, maar als zij mij verzocht
te zwijgen, zon ik haar nooit meer lastig vallen.
Zij zei geen woord, Harry, en dus vatte ik moed
en zei haar, evenals aan haar broeder, dat ik
nooit een vrouw zóo lief gehad had als haar. In
haar jeugd was zjj mijn bijzondere ster geweest,
die wel is waar boven my stond, maar toch niet
geheel buiten mijn sfeer, en nu ik een man van
middelbaren leeftijd, doch niet oud was, was zij
mij dierbaarder dan ooit. die lieve glimlach die
toen om haar lippen zweefde 1 Zij trachtte te spreken
en mij te weerleggen maar ik wilde niet luisteren.
Als ik uitgesproken had, mocht zij beginnen,
maar niet eerder, en terwijl wij samen praatten,
kwam voor ons beiden de oude tijd terug. Zij
zag in mij niet den bejaarden stijven man, dien
aan het geschut bevestigde. Deze plaat is een
kostbaar kunststuk. Op het vlakke schild staat:
„Geschenk van Z. M. koning Willem III ter ver
eering van allen, die hun leven voor koning en
vaderland veil hadden in onze overzeesehe bezit
tingen, en ter herinnering aan den onbezweken
volhardenden moed onzer zoo dappere land- en
zeemacht te Atjeh 1875." Dit schild wordt om
geven door een gouden lauwerkrans, welke al de
Nederlandsche en Indische ordes en medailles in
hare natuurlijke kleuren omvat en waarover een
band zich slingert, die de volgende namen draagt:
Sumatra, Banjermasing, Lampongs-Timor, Moluk-
kös, Celebes, Bomeo-Boni, Atjeh, Montrado-Bonjol,
Pamalangat, Javaoorlog,Bali-Banka en Palembang.
Op een strik onderaan staatAtjeh 18731874,
Boni 1859, Borneo 1850—1854, Bali 1849.
Het fraaie stuk geschut, waarop thans dit blijk
van vorstelijke vereering onzer helden is bevestigd,
was indertijd door den sultan van Turkije aan
den sultan van Atjeh geschonken.
Dat zoovele door Nederland bevochten zege-
teekenen, als in Bronbeek bijeen zijn, op H. M.
de koningin een grooten indruk maakten, behoeft
ternauwernood gezegd te wordenmaar ook de
geheele inrichting van dit model-invalidenhuis
werd door haar hoog geroemd en bewonderd. De
kerk met haar altaar en preekgestoelte verdraag
zaam onder éen dak koperen kanonnen van
Samalangan doen als kandelabres voor het altaar
dienst, de lange naamlijsten van overleden
Indische krijgers, de orgeltonen, die zacht ruischend
het indrukwekkende der omgeving verhoogden,
dit alles verwekte een gevoel van plechtigen ernst.
Elders weder gaf dit of dat voorwerp aanleiding
tot eene vroolijke wending in het gesprek. De
bekende „Atjehsche zuigeling" een kanon van
een paar meter zou, zoo verklaarde H. M.,
haar meer te doen geven dan haar eigen lieveling.
Ook bniten, in het Park en in de bijgebouwen
waren HH. MM. ten zeerste ingenomen met al
wat zij zagen. De kleine boerderij, de konijnen
fokkerij, de forellen-teelt enz. maakten bijzonder
de nieuwsgierigheid der koninklijke gasten gaande.
Dat het bezoek aan Bronbeek bij Z. M. eene
aangename herinnering heeft achtergelaten, mocht
de generaal-kommandant reeds Zaterdag ochtend
ondervinden door de ontvangst eener dépêche van
Z. M., luidende:
„Ik heb het genoegen u mits deze te berichten,
dat ik u benoemd heb tot ridder grootkruis der
Orde van de Eikekroon. Willem."
Ook een der invaliden zal eene blijvende her
innering aan het bezoek des konings ontvangen.
Toen de koning en de koningin een oogenblik
aan den maaltijd der invaliden deelnamen, be
loofde Z. M. aan een der oud-strijders een kunst
been, in plaats van zijn houten kruk.
Op de terugreis naar Het Loo hielden de koning
gij kent, maar den knappen jongeling, die haar
zoo menigmaal in zijn plaid gehuld had, wanneer
wij terugkeerden van vroolijke oogstfeesten, waar
zij by den dans mgn liefste partner was geweest."
Het verwonderde mij niet dat de gedachten
der gravin naar vroegere dagen waren terug ge
keerd want al was hij geen mooie, knappe jon
geling meer, George Forbes was door liefde en
hoop zoo geheel veranderd, dat hij weer een heel
aangenaam uiterlgk had gekregen.
„Zij vertelde mij," vervolgde hij, „meer van
haar lotgevallen en rampen, dan ooit te voren
aan iemand anders en bekende dat een groot
deel daarvan voortkwam uit onze liefde voor
elkaar. Ik had haar eens op haar verjaardag een
klein, goud medaillonnetje met een haarlokje
gegeven en dat droeg zij altijd.
„Op zekeren dag ontdekte haar man het, en
nam het haar af. Zij schreide en zei dat het
haar liefste aandenken aan vervlogen dagen was,
maar wilde niet bekennen van wie zij het had
gekregen, en toen trapte hij het in zijn drift aan
stukken. Zij kreeg een gevoel daarbij alsof hij
haar hart fijn trapte. Toen zij dit zei en opnieuw
zoo jeugdig bloosde, voelde ik dat zij mg even
lief gehad had als ik haar en zij ontkende
het niet. Zij kon nooit een onwaarheid zeggen,
al had zij er haar leven mede uit de handen van
dien dwingeland moeten redden en waarom zou
zij er na een uitspreken die mij moest grieven?
en de koningin zich korten tijd in Arnhem op,
waar zij met geestdrift werden begroet.
Men schrijft ons nit Den Haag:
Jaren lang hebben wg hier gevochten tegen de
akelige binnengrachten die onze goede stad nog
doorkruisen, onze gezondheid benadeelen en als
tegenwicht onzer frissche zeelucht, de atmosfeer
waarin we ademen, bederven. Van tyd tot tgd
zijn er enkelen opgeruimd, maar een flink plan
om ons van de modderpoelen, die men grachten
noemt, te verlossen, laat zich noch steeds wach
ten. Nu eens was het vooruitzicht dat er een
binnenhaven zou komen, oorzaak om legen de
demping onzer overbodige grachten op te zien;
dan was het belang der binnenscheepvaart het
argument waarachter zich het gemeentebestuur
verschool; in elk geval kwam er tot hiertoe in
den toestand geen verbetering. Thans is er
kans dat wij een stap verder zullen komen. Door
de heeren B. de Vries en K. T. van Bijlevelt,
twee geëmployeerden van het Dagblad, is aan
het gemeentebestuur het verzoek gericht om con
cessie voor den bouw van een overdekte markt,
hetzij op de sedert verleden jaar gedempte Prin
sengracht, hetzg op de door hen te dempen
Turf- en Houtmarkt.
Zulk een overdekte markt is voor Den Haag
inderdaad geen overbodige weelde. Onze Groote
markt levert des Maandags, Vrijdags en Zaterdags
avonds een alles behalve verkwikkeiyk schouw
spel op; de talrgke onoogelgke krameD, groenten,
uitstallingen, vruchten-wagens en boekenstalletjes,
alles in chaotische verwarring dooreenge-
plaatst, is nu juist geen merkwaardige schoon
heid van de hofstad. Het is daarenboven een
stuitende geringschatting van alle andere artike
len van dagelijksche consumtie, dat alleen voer
onze vischmarkt een behoorlijk overdekte plaats
in de Schoolstraat is ingeruimd. Hebben de
levende vogeltjes, die in strijd met de vogelenwet
op de Groote markt worden verkocht, hebben de
honden, de gerookte bokkingen en de gedroogde
acharretjes, heeft het Amerikaanscb spek, de boter
en kaas, de paarsjes en katoentjes, de wollen
dekens en de bloemkool, kortom hebben de
artikelen van de groote markt niet dezelfde
aanspraken op bescherming tegen de gure buien
van deze regenachtige Augustusmaand als de
krimpsehol en tongen van de vischmarkt Waarlijk,
een overdekte markt, een algemeene hal, gelgk de
heeren De Vries en Van Bijlevelt, als concessiona
rissen en Westrade, architect van het panorama
aan den Beznidenhout, als bouwmeester, willen
oprichten, is een welkome verbetering.
Ons gemeentebestuur heeft dan ook aan den
raad voorgesteld in principe gunstig op het gedane
verzoek te beschikken. Men wil echter de Prin
sengracht niet afstaan, wel de Turf- en Hout*
En dus boden wij elkaar ons leven, verwoest als
het is aan en besloten zooveel mogelijk den draad
weer aan te knoopen, waar hij in onze jeugd
afgesneden was. Dat is al wat er van te zeggen
valt. Het overige moeten wij aan onzen lieven
Heer over laten, die het eerst de liefde in oné
hart geplaatst heelt en ons na zoo veel weder
waardigheden toch weer tot elkaar brengt, zoodat
men van ons wellicht nog eens zal knnnen zeg
gen, even als in de oude sprookjes: En zij trouwden
met elkaar en leefden later altijd heel gelukkig
samen 1"
Ik wenschte hem hartelijk geluk en wy praatten
nog over zyne vooruitzichten, toen Jessie en
Marguérite ons tegemoet kwamen, daar zij ons
boven voor het venster hadden zien aankomen.
Ik dacht aan de dagen toen de muziek over het
meer klonkwaarnaar Jessie voor datzelfdè
venster placht te zitten luisteren. Die tijden wareü
nn voorbij en, al hadden zg haar eenige vrooiyk-
heid benomen, het meisje had er toch door ge
wonnen. Oom sloeg zgn arm om haar heen en
wandelde met haar naar huis, terwijl ik met
mijn dierbare Marguérite volgde.
Wg hadden nu geen geheimen voor elkaar era.
ik vertelde haar welken invloed Frank op nnjn
nichtje had uitgeoefend, zonder mg evenwei door
mgn vooroordeel tot te sterke kleuren te laten
verleiden. Ik zou het haar niet hebben kunnen
verbergen en zij had Jessie reeds lief gekregea