N*. 182.
Vrijdag
5 Augustus.
,2ïê
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per' 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daübk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL-
Verlslezlng.
Middelburg, 4 Augustus.
1781 5 Augustus 1881.
COURANT.
De burgemeester en wethouders vau Middelburg
maken bekend,
dat bij de op den 3en dezer maand plaats
gehad hebbende opening van stembriefjes voor de
benoeming bij herstemming van éen lid van den
gemeenteraad is gebleken, dat daarvoor is gekozen
de heer: F. G. Sprenger.
Voorts dat de processenverbaal van steminle-
vering en stemopneming van den 2en en 3en
Augustus jl. aangeplakt en ter gemeente-secretarie
voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd.
Middelburg, 4 Augustus 1881.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Van al de verschrikkingen, welke de vijand
schap en het geweld der menschen hebben
uitgedacht, is een gevecht in volle zee tusschen
oorlogsschepen zeker de vreeselijkste.
Daarmede vergeleken, heeft een veldslag iets
van eene parade. De kommandeerende gene
raal noch zijn staf, noch de meeste zijner on
derbevelhebbers nemen persoonlijk deel aan
den strijd. Op grooten afstand, van eene
hoogte, met den kijker gewapend, besturen zij
met wiskundige kalmte de bewegingen hunner
legers. Een maarschalk van onzen tijd, 't
is waar dat het Bazaine was, speelde zelfs
met zijne adjudanten eeü party biljart, terwijl
zijne soldaten bezig waren, naar zijn bereke
ningen, te dooden of gedood te worden. Dan,
hebben de toebereidselen tot een gevecht te
land iets bekorends. Onder opwekkende muziek
trekken de korpsen en batterijen naar hun plaat
sen en later tot den aanval. Vaak wordt eerst
éen fraaie wapenschouwing gehouden en vinden
legerhoofden gelegenheid tot het oefenen hunner
krijgsmans-welsprekendheid. In den hevigsten
veldslag blijven sommige divisien, regimenten
of bataljons geruimen tijd buiten schot. Ein
delijk, zelfs onder 't woeden van het heetst
gevecht, is de kans om te ontkomen groot.
Men is zeker van den grond waarop men strijdt.
Men vecht, met moed en doodsverachting; maar
met de wetenschap dat als 't niet meer op aan
val maar op afweer aankomt, het terrein zijn
natuurlijke borstweringen en schuilhoeken bezit,
waarachter men den vijand afwaehten of ont
gaan kan.
In zee, is alles omgekeerd. Op zijn kam
panje staat de vlootvoogd minder gedekt dan
de matroos achter zijn stuk, benedendeks. Vaak
is hij dan ook, als Nelson bij Trafalgar, het
mikpunt der geweerschoten uit de vijandelijke
marsen. De With, de oude Tromp, De Ruiter,
Wassenaar-Obdam, Kortenaer, Van Galen, al
de Evertsen's, vallen met den bevelhebbersstaf
in de vuist. Het „alarm", het gereedmaken
tot het gevecht, is op een oorlogschip het werk
van weinige minuten en in schijn, meer
een tooneel van verwarring dan van rustige
Voorbereiding. Zóo heeft men de vlag des
Vijands verkend, zoo zit hij u op 't lijf. De
redevoeringen van admiraals vóór 't gevecht
bestaan in 't laten waaien van wat vlaggen,
;'t model van Nelson's beroemde negen woorden
„Engeland verwacht dat ieder man zijn plicht
doe." Op ieder man komt het dan ook aan.
Wel is het noodig dat de vlootvoogd een dapper
en koelbloedig zee- en krijgsman zij. Maar de
marsgast in den top, de roerganger aan 't roer,
de officier die over eenige stukken bevel voert,
de „kommandeur" (kanonnier) die zijn kanon
laat laden en richten, de scheepsjongen („kar-
doesmanner,") die kanonkogels en kardoezen
brengt, de konstabel in de donkere kruitkamer,
de timmerman en de zeilmaker, die onder 't vuur
van den vijand zoo goed mogelijk heel maken
wat stuk geschoten is, de dokter en de zie
kenoppasser, die in 't benauwde tusschendeks
hetzelfde aan menschelijke ledematen verrich
ten, hun aller moed en beradenheid is, op straf
der grootste onheilen voor allen, even nood
zakelijk.
Ze worden op zware proef gesteld. Aanhou
dend dreunt het schip, nu van de eigen
losbrandingen, straks van die des vijands.
Kanonkogels sissen en gierengeweerschoten
knetterenmasten en rondhouten kraken en
komen splinterend naar omlaag; zeilen scheuren;
touwen knappen af; inhouten barsten; huid
planken splijten. De romp wordt lek, het
roer ontredderd, het tuig onhandelbaar. In-
tusschen wordt het schip geschud door de
golven en doet de wind de onttakelde masten
zwiepen. Men vecht, de meesten zonder
hun vijand te zien. Men laat zich dooden op
zijn post, wetende dat er geen uitweg is dan
de gapende zee. Eindelijk, als een der vech
tende schepen, door lekken en avarijen, door
dooden en gewonden, machteloos is, houdt de
strijd op, indien hij voor dien tijd niet ge
ëindigd is in zinken of in de lucht vliegen,
of indien het vuurgevecht niet, bij entering, is
overgegaan in een wilde worsteling, man tegen
man, met mes, bijl en sabel, op de van bloed
en zeewater glibberige dekplanken. Een der
twee blijft dan overwinnaar. Maar dikwijls is
bij zelf evenmin in staat van zijn plaats te
komen als zijn „prijs," en menig schip, dat
met de vlag zijns vijands pronkte, heeft nooit
de haven bereikt omdat het wrak aan wind
en golven geen weerstand meer kon bieden.
De gevechten der tegenwoordige zeemonsters,
der ramschepen en gepantserde stoomschepen,
zijn, zoo mogelijk, nog vreeselijker. Maar zooals
wij, in enkele trekken, gepoogd hebben hem
te beschrijven, was de strijd op zee, zoo lang
er in Europa's zeeën groote slagen geleverd
werden, die waarin de Hollanders zich aan de
dappersten en machtigsten gelijk toonden. Toen
Nelsön bij Aboukir en Trafalgar zegevierde,
had hij Franschen en Spanjaarden tegenover
zich. De laatste maal dat zijne landslieden,
in open zee, met Nederlanders vochten, moesten
zij hun het veld laten.
Dat was op Doggersbank, den 5ea Augustus
1781. Twee eskaders, het Nederlandsche
onder den schout-bij-nacht Zoutman, het En-
gelsche onder den vice-admiraal Hyde Parker,
beide koopvaardijvloten naar en van de Oost
zee begeleidende, ontmoetten elkander op 55°
42' Noorderbreedte, 30 mijlen van de Deensche
kust. Beiden stelden 7 schepen in linie, doch
de Britsche overtroffen de onze in strijdkrachten,
gelijk blijkt uit de volgende opgaaf:
Admiraal de Ruiter S. b.N. Zoutman, 64 stukken.
Genera»/kapt.v. Kinsbergen, 74 stukke
Holland Dedel, 64
Admiraal Piet Hein Van Braam, 56
Batavier Bentinck, 56
Erfprins Braak, 56
Argo Staring; 40
EngelschenFortitude (admiraalschip) 74, Prin
cess Amalia 80, Berwick 74, Bien/aisant 64,
Buffalo 60, Preston 50, Dolphin 44 stukken.
Vóór den wind op de Nederlandsche vloot
aankomende, begonnen de Engelschen des mor
gens te 8 uren den strijd, die tot half twaalf
duurde. Met groote verwoedheid werd over
en weer gevochten. Bentinck ontving reeds
bij 't begin van 't gevecht een wond, die
doodelijk werd; zijn opvolger, Bosch, werd
mede getroffen, doch hield den strijd tegen
den groöteren Bienfaisani vol, tot hij, meenen-
de het Biet langer te kunnen honden, zijn
gewonden kommandant om bevelen liet vragen.
„Liever zinken dan wijken," was Ben-
tinck's antwoord en zijn scheepsvolk bezegelde
het bevel met gejuich. Staring had in een
gevecht met een Engelschen vierenzeventiger
zijn kleine schip vol dooden en gewonden ge
kregen en lag, met eenige voeten water in het
ruim, weerloos. Toen zond hij Kinsbergen de
boodschap dat hij, om te ontkomen, den brand
in 't kruit ging steken. Kinsbergen ontzette
hem en dwong den vijand tot wijken. Zoutman
kreeg 42 dooden en 86 gewonden op zijn schip,
dat is, vermoedelijk, éen op elke vier man zijner
bemanning. Op alle schepen werd dapper ge
vochten en de Engelschen waren, na bijna
vier uren strijdens, verplicht den kamp op te
geven.
Wel schreven zij zich ook nu, evenals in
de geschiedenis van al hun zeegevechten, de
overwinning toe omdat geen hunner schepen
genomen en sommige der onze reddeloos
geschoten waren. Maar de hunne waren niet
minder gehavend en bovendien, hetgeen alles
uitmaakt, de strijd werd door ben gestaakt en
niet meer door hen aangevangen. Toch hadden
zij 't in hun macht. De wind was in hun voor
deel. Drie uren lang bleven de Hollanders
wachten of zij soms naderden. Maar wie er
kwam, geen Engelschman
"Laaten schreef de Middelburgsche Courant van
Zaterdag 18 Augustus 1781, laaten duizend Bataafsehe
monden eenparig getuigen dat zij de Eugelsehe vloot
hehben zien afdeinsen, nog zullen er twijfelaars, zoo niet
dwarsdrijvende tegensprekers zijn. Maar de Engelsehe
hadden de loef en onze schepen, lagen, zoo als Zoutman
zelf zegt, op het einde der aetie reddeloos, stuureloos.
Waarom heeft zig den Brit niet van de een of da ander,
of van een der koopvaardijschepen meester gemaakt? Hij
had de wind! Niets weerhield hem, hij had de loef!
Hij was aanvaller! Waarom gaf hij onze machtelooze
schepen de laatste neep niet Hoe komt hij zoo beleefd
om, kon hij ze niet medenemen, dezelve niet in den
grond te booren? Dit is het antwoord: de man had zijn
trekken thuis gekregen; hij had genoeg, hij droop af om
da Noord-West en ging zekerlyk met slepende lenden een
Schotsche haven opzoeken.''
Vreemd klinkt, bij onze tegenwoordige oor-
logsgebruiken, het bericht, dat wij mede op
gezag onzer voorgangers van vóór honderd
jaar navertellen, dat de Engelschen niet alleen
met scherven aardewerk en porselein, met
stukken scharen, met peper en ander ontuig
vuurden, hetgeen in de wonden onzer matrozen
gevonden werd; maar dat zij ook, in letter
lijken zin, „met spek" schoten, waardoor Zout-
man's schip tot driemaal toe in brand raakte.
Gelijk zoo dikwijls bij zeeslagen, volgde op
het treurspel bij dag een drama in den nacht.
De Hollandvan Kapt. Dedel, had 25 dooden
en 45 gewonden, benevens zooveel grondschoten
gekregen, dat er bij het einde van 't gevecht
40 duim water bij de pomp stond, hetgeen
voortdurend toenam. Na twee uren werd er
krijgsraad gehouden en besloten, teneinde het
schip te lichten, al het geschut over boord tó
werpen. Maar ook dit hield het zinken niet
tegen en midden in den nacht was men ge
noodzaakt het schip te verlaten. Met twee
kleine sloepen, daar al da grootere stuk ge
schoten waren, moest de bemanning naar de
Spioneen van de konvooi-schepen, overge
bracht worden. Niets kon men medenemen.
Met moeite bracht men de gewonden over
eenige zieltogenden moest men aan hun lot
overlaten. Weinige oogenblikken vóór dat de
Holland in de diepte verdween, werd zij door
de laatste sloep verlaten en bijna tegelijk
stortte de groote mast over boord. Intusschen
weerlichtte en donderde het zwaar. Welk een
tafereel!
De slag op Doggersbank was de waardige
uitvaart van onzen roem ter zee. Hij was het
laatste wapenfeit onzer republiek, die 14 jaren
later, zonder schijn van tegenweer, als een veile
deern in de armen der smerige sans-culotten
zou vallen. De 5e Augustus was een dag van
roem, te midden eener jarenreeks van vernede
ring en ellende. Dat kan niet anders dan den
trots temperen, waarmede wij hem herdenken.
Een Apeldoornsch correspondent van het Nieuws
van den Dag verbaast er zich over, dat voor het
paleis Bet Loo een man met sabel en revolver
de wacht houdt en ieder die den ingang nadert,
met een gebaar terugwijst. De berichtgever siddert
op het denkbeeld dat „die akelige revolver" ook
geladen kan wezen en wou wel „voor een lief
ding" dat Z. M. kon goedvinden „deze leelijke
revolver in de kast te laten bergen".
Aan den stijl te oordeelen, behoort deze brief
schrijver tot het geslacht der oude vrouwtjes, of
wel tot de kinderen, die nog niet tot jaren van
onderscheid gekomen zijn.
Ons komt het in den tegenwoordigen tijd niets
verwonderlijk voor, dat Z. M. de koning den
toegang tot zijne woning althans door éen man
met éen revolver bewaken laat. Het is waar dat
wij tot nog toe geen koningsmoordenaars in ons
land bezitten, maar een dwaas of een gek, die
uit naaperij, uit zucht naar bekendheid, of uit
wie weet welk ander half krankzinnig motief
een misdaad begaat, is zelfs te midden der meest
„kalme, vreedzame" bevolking mogelijk.
Gebeurde zoo iets, dan zou ieder wel, „voor
een lief ding" willen dat een „leeljjke revolver"
den misdadigen dwaas bij tijds had tegengehouden.
Maar intusschen zon men verlangen dat onze
koning, om toch vooral onze reputatie van „kalmte
en vreedzaamheid" niet te bederven, den eenvou-
digsten maatregel van voorzichtigheid achterwege
zou laten.
De nitslag van de herstemmingen voor leden
van de gemeenteraden is, voor zoover ons bekend
is, als volgt.
Axel. Voor het aftredend lid. Getal kiezers
203. Ingeleverde geldige biljetten 170. Gekozen
L. C. van Vessem, aftr. lid, met 106 stemmen.
Voor 3 nieuwe leden. Ingeleverde geldige
biljetten 178. Gekozen S. van Hoeve, met 107,
L. van Dixhoorn met 94 en R. van de Ree, met
87 stemmen.
Breskens. Getal kiezers 61. Ingeleverde
geldige biljetten 39. Gekozen J. Leenhouts, met
32 stemmen. {Zie laatste berichten van gisteren.)
Colijnsplaat. Getal kiezers 114. Ingele
verde geldige biljetten 78. Gekozen P. de Baok
met 40 stemmen. K. Schippers verkreeg er 38.
Dreischor. Getal kiezers 69. Ingeleverde
geldige biljetten 42. Gekozen G. J. J. Verton,
aftr. lid, met 23 stemmen.
'sHeerenboek. Getal kiezers 49. Ingele
verde geldige biljetten 41. Gekozen P. Westdijk
met 22 en J. Allemekinders met 21 stemmen. J*
de Baar verkreeg 20, A. W. Komijn 19 stemmen.
Hoek, Getal kiezers 90. Ingeleverde geldige
biljetten 66. Gekozen J. van Wijok met 42, W.
de Feijter, met 38 stemmen. Beide aftredende leden.
Koudekerke. Getal kiezers 142. Ingele
verde geldige biljetter 58. Gekozen W. Maas,
met 29 stemmen en toepassing van art. 10 alinea
3 der gemeentewet.
Meliskerke. Getal kiezers 54. Ingeleverde
geldige biljetten 37. Gekozen E. Vader, met 24
stemmen.
Noordgouw e. Getal kiezers 38. Ingeleverde
geldige biljetten 30. Gekozen D. Janse, met 16
stemmen.
Oostburg. Ingeleverde geldige biljetten 77,
Gekozen C. Le Nobel met 50 stemmen, mr. F. J
Hennequin (aftr. lid) verkreeg 27 stemmen. Zié
laatste berichten van gisteren.)
Oosterland. Getal kiezers 78. Ingeleverde
geldige biljetten 52. Gekozen T. Zoeter, met 24
Btemmen.
St. Annaland. Getal kiezers 123. Ingele
verde geldige biljetten 81. Gekozen P. Kodde,
met 47 stemmen, C. van Luijk bekwam 34 stemmen.
Sas van Gent. Getal kiezers 58. Ingeleverde
geldige stemmen 55. Gekozen P. Wauters, met
48, J. Verschaffel, aftr. lid, met 35 en L. Brng-
geman, aftr. lid, met 34 stemmen. Op D, W.
Coninck Westenberg waren 25, op E. A. E van
der Kemp 22, en op D. F. de Vos, aftr. lid, 1
stem uitgebracht.
Scherpenisse. Getal kiezers 96, Ingele1*