N°. 173. 124® Jaargang, 1881; Dinsdag Nationale Militie. 26 Juli. VERKIEZING. 1581 26 JULI - 1881. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Conapagnie générale de Publicité G. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Oproeping van verlofgangers der lichting 4879. Middelburg, 25 Juli. URGSC COURANT. De burgemeester en wethouders van Middelburg makeD bekend dat by de op den 20en dezer maand plaats gehad hebbende opening van stembriefjes voor de benoeming van zeven leden van den gemeenteraad is gebleken, dat als zoodanig zijn gekozen de heeren: J. J. van der Harst Az., J. H. Snijders, F. Nagtglas, M. Volkrijk Liebert, J. F. van Leeu wen en F. Ermerins, terwijl er alsnog eene her stemming zal moeten plaats hebben tnsschen de heeren F. G. Sprenger en J. P. Fokker, welke de meeste stemmen op zich vereenigd hebben dat de dag voor deze herstemming door hen is bepaald op Dinsdag den 2 Augustus a., van des voormiddags negen tot des namiddags vijf uren. Voorts dat de processen*verbaal van stemin le vering en stemopneming van den 19 en 20 Juli jl. aangeplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd. Middelburg, den 22 Juli 1881. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKE; de secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester van Middelburg, gezien de eirculaire van den commissaris des konings in deze provincie van den 28 Mei 1881, A n°. Ie60, 3de afdeeling (provinciaal blad n". 62), roept bij (leste op de in deze gemeente wonende milicien-verlofgangers iler lichting 1879, behoorende tot de 1°, 2% 3V 4e, 5", 6e, 7e en 8e compagnie (voormalige le, 2°, be, 4e, 5e, 6e, 7e, en 8e com-? pagnie) van het le regiment vesting-artillerie, om op den tijd en plaats als in de aan hen uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te zijn, voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen by hun vertrek met groot verlof medegenomen, benevens van hun verlofpas, teneinde rechtstreeks naar hun korps te vertrekken. Zij moeten zich vooraf, en wel op Maandag den 25 Juli a. des voormiddags tusschen 10 en 11 uren, bij den burgemeester hunner woonplaats aan- meluen, voorzien van hun verlofpas teneinde de noodige billetten, alsmede daggeld, indien zij dit verlangen en daarop recht heoben, te ontvangen. De verloigangers, die op het bepaalde uur niet tei aflevering verschijnen, worden by hun korps gestratt. Zij die niet aan de oproeping voldoen, worden als deserteur behandeld, terwijl degenen, diedoor ziekte veihindeid worden op den bepaalden dag onder de wapenen te komen, van die omstandig heid, onder overlegging van eene verklaring van den geneesheer, tydig kennis behooren te geven aan den burgemeester. Na hun herstel vervoegen zy zich by hun korps. Middelburg, den 22en Juli 1881. De burgemeester voornoemd, P I C K Wanneer men in het XVIIIe boek van P. C. Hooft 's Nederlandsche Historiën naar de gebeur tenis zoekt, welker derde eeuwfeest in 1881 gevierd wordt, dan vindt men zich eenigs- zins teleurgesteld. Meteren en Bor, de groote stukken-verzamelaars en archivarissen, geven de akte, waarbij aan Philips II door de staten der Vereenigde Nederlanden de gehoorzaamheid op gezegd en de onderdaan van zijnen eed ontslagen wordt, in haar geheel; doch, naar hun gewoonte, zonder commentaar. Hooft vermeldt slechts den korten inhoud van het stuk, zonder over de voorbereiding, de beteekenis of de gevolgen ervan uit te weiden. Hij zegt alleen, dat even als in Frankrijk de Nederlandsche zaken tot velerlei bemoeiingen aanleiding gaven, „met geenen minder ijver men zich hier afpijnde om 't groote werk te voltooien." Reeds vroeger hadden de algemeene staten over „het afsnijden des konings van Spanje en 't verwerpen van zijnen naam en wapen" beraadslaagd; doch Öe gemachtigden van sommige gewesten waren destijds, ■-*- een vaak voorkomende hinderpaal in hun beraadslagingen, voor dit punt niet van instructien voorzien. Thans kwamen zij andermaal, met dit bijzondere doel, bijeen en werden 't eens over het plakkaat, dat „op den zessentwintigsten van Hooimaand" afgekondigd en in druk uitgegeven werd. Voorts zegt Hooft dat het plakkaat, alsmede de daarbij gevorderde eed van trouw aan de algemeene staten en de door hen ingestelde overheden, voor sommigen in den lande eene oorzaak van gewetensbe zwaar, voor anderen van vrees was. Een Lu- thersch predikant te Woerden voer, van den kansel, heftig ertegen uit. Maar de overheid van dien tijd, streng geloovig en kerksch, doch op 'tpunt van inmenging met hare zaken niet gekscherende, bracht hem aanstonds aan 't verstand dat hij „zich met geen zaken van staat té mengen had, noch, als vreemdeling, 's lands recht verstond." Toen deze vermaning niet hielp, werd hij eenvoudig gelast het land te ruimen. Voor 't overige wijdt Hooft, anders niet warsch van ernstige en krachtige bespiegelin gen over de gebeurtenissen, die hij verhaalt, aan de daad van 26 Juli 1581 geen woord. Blijkbaar had zij voor hem, toen hij haar eene halve eeuw naderhand beschreef, nog niet het overwegend gewicht, dat zij in de oogen van later geslachten krijgen zou. Dit komt omdat, tengevolge van 't historisch perspectief, de beteekenis der gebeurtenissen in den loop der tijden menige wijziging onder gaat. Voor de meesten die in 1581 leefden, was de afzwering van Philips eene formaliteit, die slechts onder wettelijken vorm bracht wat sedert vele jaren bestond. Daarmede niet in strijd is, dat zij sommigen eene oorzaak van gewetensbezwaar wasof dat men, gelijk wij elders lezen, te Middelburg haar niet afkondig de, te Enkhuizen niet dadelijk gehoorzaamde; ja dat een raadsheer in het hof van Friesland, op het oogenblik zijner eedsaflegging, van vrees en aandoening een beroerte kreeg en stierf. Deze op zichzélf staande gevallen be wijzen slechts een keer te meer, dat de mensch voor het natuurlijk gevolg zyner daden vaak terugdeinst; dat men, geen bezwaar makende om in feitelijke en gewapende ongehoorzaam heid tegenover 's lands heer te staan, ertegen opzag om deze daad door eed en woord te bevestigen en onherroepelijk te maken. Maar zij verzwakken niet de waarheid dat, te midden der schokkende en indrukwekkende gebeurte nissen, aan welke het laatste vierdedeel der 16e eeuw voor Nederland zoo rijk was, de daad van 26 Juli 1581 voor den tijdgenoot een betrekkelijk ondergeschikt belang heeft bezeten. Inderdaad hadden gemachtigden van alle Nederlandsche gewesten reeds negen maanden te voren, bij plechtig tractaat, te Plessis ver klaard „te kiezen en te beroepen tot vorst der Nederlanden, den hertog van Anjou (broeder van koning Hendrik III van Frank rijk), op zulke titels, van hertog, graaf, mark graaf en anderszins, met zulke hoogheden en voortreffelijkheden, gelijk de vorige heeren de zelve bezeten hebben." Inderdaad hadden op het laatst van 1579, bij den vredehandel te Keulen, de gemachtigden der staten reeds aan den koning van Spanje, als hun laatste woord, de voorwaarden voorgelegd op welke zij in onder werping wilden komenvoorwaarden in welke voor een Spaansch konings-oor zulke monster achtige dingen voorkwamen, als vrije uitoefe ning van den hervormden godsdienst, eerbie diging van 's lands privilegiën en rechten, volledige vergiffenis en eerherstelling aan den vogelvrij-verklaarden aartsketter en opstande ling Willem van Oranje. En eindelijk, zonder stil te staan bij het vele dat tusschen ligt, was het reeds dertien jaren geleden sedert Philips, op den 25 Februari 1568, het von nis der inquisitie bekrachtigde, waarbij alle Nederlanders van beiderlei geslacht, met uit zondering slechts van eenige bij naam genoem den, uithoofde van den beeldenstorm, aan majesteitsschennis schuldig verklaard en tot ver lies van lijf en goed veroordeeld werden. Goed beschouwd had, met dit koninklijk besluit, dat eenig in de geschiedenis van vorsten en volken is, de natuurlijke betrekking van onderdaan en souverein reeds opgehouden en plaats gemaakt voor eene verhouding als die van het slacht offer tot den beul, tegen wien ieder middel tot zelfverdediging, krachtens natuurrecht, geoorloofd is. Het historisch perspectief, waarop wij reeds aandachtig maakten, doet niettemin de akte van 26 Juli 1581 te midden der gebeurtenissen van onzen 80jarigen oorlog krachtig op den voor grond treden. Als onderwerp voor een volksfeest misschien minder geschikt dan eenige andere daad, krijgt zij voor den geschiedvorscher te grooter belang, naarmate het hem duidelijker geworden is dat de geschiedenis der mensch- heid is de geschiedenis der vrijmaking, van volken en individuen van leugenachtige, hersenschimmige banden. „Alzoo een iegelijk kennelijk is, zoo ving de akte aan, dat een vorst van God gesteld is hoofd over zijne onderzaten, om ze te bewa ren en te beschermen, gelijk een herder zijne schapenDat de onderzaten niet zijn van God geschapen ten behoeve van den vorst, om hem in alles wat hij beveelt onderdanig te wezen en als slaven te dienen, maar de vorst om der onderzaten wille, zonder welke hij geen vorst isEn zoo wanneer de vorst, in stede van zijne onderzaten te beschermen, hen zoekt te verdrukken, hun oude vrijheid, privilegiën en gebruiken te benemen, en hen te gebruiken als slaven, moet gehouden worden niet voor een vorst maar voor een tiran, en daarom naar recht en reden, na overweging van de staten van den lande, als geen vorst meer erkend, maar verlaten en een ander tot* hun bescherming gekozen mag worden." „Alzoo een iegelijk kennelijk is zeiden de staten. Niettemin klonk hun overweging aan vorsten en volken der 16e eeuw als een don derslag in de ooren. Metterdaad werd hun besluit de grondslag voor een nieuw staat- en volkenrechtelijk beginsel, dat Engeland van de dwingelandij der Stuarts, de Amerikaansche koloniën van de overheersching van het moe derland, het Fransche volk van het willekeu rig gezag van koning, adel en geestelijkheid zou verlossen, en overal ingeroepen zou en zal worden, waar de tijdelijke en toevallige aan matigingen der heerschers in botsing komen met de eeuwige en onveranderlijke rechten der overheerschten. Met recht heeft dus het dankbaar nageslacht den 26en Juli 1581 eene eereplaats te midden onzer nationale herinneringsdagen toegekend. Overwegen wij onder welke benarde omstan digheden de daad verricht werd, hoe zij eerst een menschenleeftijd later voorgoed bezegeld werd en hoe hare beteekenis, in den loop der tijden, steeds grooter geworden is, dan geeft zij ons, nevens eene reden tot nationalen trots, deze lesden moed te hebben om te doen wat recht en goed is, zonder ons te bekomme ren om het oogenblikkelijk gevolg, noch om het oordeel der kortzichtige tij dgenooten. Het goede wordt door de toekomst gerechtvaardigd en wat recht is door haar bevestigd, wanneer de toestand, die alleen op macht gegrond was? sinds lang is ondergegaan. In de heden gehouden algemeene vergadering van de afd. Walcheren der Zeeuwsche landbouw Mij is op voorstel van den heer J. H. Snijders besloten een nader te bepalen crediet te openen voor een© op te richten landbouwbibliotheek. Van de vereeniging het Ned. Ëundveestamboek zijn voor de maatschappij 40 ex. van dat stamboek ten geschenke ontvangen, 5 ervan zijn aan de afdeeling afgestaan. In November zal, wanneer daartegen bij den heer Marlet geen bezwaar bestaat, door dezen een landbouwvoordracht worden gehouden over de ontleding der bestanddeelen van meststoffen. Tot leden der commissie van beoordeeling van den te houden ploegwedstrijd zijn benoemd de heeren J. Mesu en C. M. Verhulst, te Nieuw en St. Joosland en P, Franke, te Grijpskerke, tot plaatsvervangende leden de heeren L. Meijers, te Koudekerke, A. Meeuse, te Middelburg, W. Min- derhoud te Weskapelleen J. de Kok, te Middelburg. Als surnumerair bij de staatsspoorwegen zijn bij het te Utrecht gehouden examen van de 42 candidaten 27 geslaagd, waaronder J. W. J. A. Ehrenburg, van Middelburg en G. B. C. van der Feen, van Heinkenszand. Domburg, 24 Juli. Het schijnt dat men langzamerhand meer gaat erkennen, hoe hier ter plaatse eene zeldzame, aan de Noordzeekust ner gens geëvenaarde vereeniging bestaat van bosch- rijke duinstreken en sehoone strand- en zeege zichten. De badplaats wordt dit jaar drukker dan ooit bezocht; de beide hotels zijn overvol en alle kamers in het dorp verhuurd, zoodat meer dan éene familie, die verzuimd had vooraf plaats te bespreken, zich teleurgesteld vond en zonder onderkomen te kunnen vinden, weder vertrekken moest. Achter het paviljoen op de duinen is dezer dagen een nieuw hotel afgebakend, waaraan groote behoefte bestaat. Kleine nette woningen en eenvoudig ingerichte kamers ïd het dorp zonden thans ongetwijfeld ruim betalende huurders vindeD. Was in de laatste jaren het ontbreken van geneeskundige hulp een groot gemis, ook daarin is nu voorzien. Een der medici wordt door de gemeentebesturen van Westkapelle en Domburg, alsmede door de badcommissie gesubsidieerd, daar dit zoo gezonde oord anders voor een geneeskun dige nauwelijks een bestaan kan opleveren. Met behulp van eenige belangstellenden te Middelburg en Domburg is de badcommissie in staat gesteld enkele lang gewenschte verbeterin gen tot stand te brengen. Iu het badpaviljoen is eene leesinriehting voor couranten eu journalen ingericht en daarbij eene kleine uitstalling van badbenoodigdheden, photographieën, boeken enz. Op de fraaiste punten in de zoogenaamde man teling zijn gemakkelijke ijzeren banken gezetop het strand is eene melktent ingericht en het ge» tal badkoetsjes en strandstoelen vermeerderd, Dat strand zelf is verbeterd en het laat zich aanzien dat door de verlenging der paalhoofden die verbetering zal toenemen. Blijkens de vreem delingenlij sten zal het badseizoen dit jaar hier zeer gunstig zijn. Allen die van elders Domburg be zocht en goed gezien hebben, verlaten deze plaats met den indruk dat zulk een heerlijke streek nog veel te weinig wordt gewaardeerd. Cortgene, 22 Juli. Bij de gemeenteraads verkiezing alhier hebben 45 van de 67 kiezers hunne biljetten ingeleverd. De aftredende leden werden herkozende heeren van Damme met 41, De Die met 38 en Verhulst Mz., met 37 stemmens Het aantal geldige stemmen was 44. Een beoordeeling van de Goesche schilderijen- tenstoonstelling, en galop in elkaar gezet, zooals een vlug journalist dat weet te doen, bevat het Belgische weekblad La Fédération artistique. Dé verslaggever zegt slechts twintig minuten tijd gehad te hebben om de tentoonstelling af té rennen, dewijl de „pleiziertrein" naar Goes, die onder aanvoering van „commodore" Van Maeneii uit Brussel daarheen ging, te Vlake geen extra- trein kon krijgen. Hij toont zich echter zeef ingenomen met hetgeen hij gezien heeft. In zijn haastigen rondloop prijst hij de twee zeestukken Van onzen stadgenoot den heer W. S. Schiitz; wiens streek, naar hij beweert, ruimer geworden is en het glinsteren der zon op het water beter wedergeeft, alsmede de twee landschappen van den heer W. J. van den Berghe, „zorgvuldig be werkt als altijd en zeer juist van toon.". Het Centraal-bestnur van het Werkliedenverbond

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1