BUITENLAND. Gemeenteraad van Vlissingen. Belgische brieven. uitgang En met het oog daarop, vraagt spreker, of het dan nn waarlijk niet meer dan tijd is om aan dien allerongelukkigsten bestaanden toestand een einde te maken en ook hier weder een spoor uit te wisscheu van een verleden, dat in velerlei opzicht nog een kanker is voor den sociaal-poli- tieken toestand dezer gemeente. De heer Van Teijlingen verklaart te moeten protesteeren tegen de meening alsof bet_ behouden van den toestand zou zijn de quaestie van het bestendigen van het verschil in standen. Voor spreker is het niets anders dan eene financieele quaestie en te meer nog moet de heer Van Teij lingen tegen de opvatting van den vorigen spreker protesteeren omdat, als men nagaat welke kinderen de school van mej. Achilles en die van mej. Klaar bezoeken, van dat verschil geen sprake zijn kan. De heer mr. J. A. van Hoek wenscht, naar aan leiding van hetgeen door den heer Van Teijlingen omtrent het door hem op 14 Juli 1880 gesprokene is gezegd, op te merken dat het dezen niet onbekend zal zijn dat in eene vergadering als deze niet éen spreker al de argumenten aanvoert, maar dat tusschen twee of meer leden de rollen verdeeld worden. Bij bedoelde gelegenheid heeit spreker vooral gewezen op de financieele zijden der zaak, terwijl toen door mr. W. A. van Hoek op den anderen toestand gewezen is. Deze heeft nu in deze vergadering de zaak bij haar naam genoemd en ook sprekers meening is dat, men moge zich verschuilen achter financieele redenen, er veel van het oude regime onder sehnilt. De voorzitter thans het woord nemende zegt in de eerste plaats met betrekking tot het omtrent de Heerengracht gesprokene, dat in deze vergade ring nog een adres zal ter tafel komen van eenige bewoners der Noordstraat en dat hij daarbij eenige mededeelingen omtrent die zaak zal doen. Naar aanleiding van hetgeen door den heer J. A. van Hoek gezegd is, omtrent het berekenen van het bedrag van het schoolgeld, merkt de voorzitter op dat die berekening naar den feite lijken toestand genomen is, doch erkent dat die becijfering niet in details is voortgezet. Dat met September het aantal leerlingen op de school van mej. Achilles zal afnemen wil de voorzitter niet tegenspreken, maar nog veel min der beamen. Aan burg. en weth., die de aan vragen om toelating ontvangen, is daarvan nog niets bekend. De voorzitter wenscht dan ook eenvoudig nog een paar punten ter sprake te brengen die in het rapport reeds aangestipt zijn. In de eerste plaats vraagt hij waarom, indien men zoo volkomen overtuigd is van de verkieslijkheid van gelijk schoolgeld voor de verschillende scholen, men alleen let op de scholen D. en F. en niet op de scholen A. en C. Wanneer men dit middel wenscht om vervreemding te voorkomen, waarom tracht men dan ook niet het verschil in school geld van 3 's jaars op laatstgenoemde scholen op te heffen? In de tweede plaats vraagt spreker waarom, indien men het zoo afkeurt dat er door verschil van schoolgeld vervreemding plaats heeft, men sedert jaar en dag heelt nagelaten zelf het goede voorbeeld te geven Wanneer men een vooroor deel wil opheffen dient men voor te gaan, en wanneer de leden van den raad het voorbeeld geveD, zullen velen hun vooroordeel laten vervallen. Yoor spreker is de quaestie zuiver een financi eele. En hij wil er alleen op wijzen, dat als men een offer van f 1600 's jaars niet zoo bijzonder zwaar vindt, of dan niet in aanmerking zou kun nen komen om het kohier van den boofdelijken omslag, dat thans 2300 aangeslagenen telt, te reduceeren tot 1000 en de 1300 personen, die in de laagste klasse aangeslagen zijn en te zamen /19C0 opbrengeD, vrij te laten. Het geld voor de belasting wordt naar sprekers meening te moei lijk opgebracht om het te besteden aan een kunst matige verbroedering, om lessen van levenswijsheid uit te deelen of de vaan der gelijkheid op te heffen. Nadat op de vraag des voorzitters of de voor stellers splitsing van hun voorstel verlangen ont kennend is geantwoord, wordt dit in zijn geheel in stemming gebracht en blijken 8 leden zich ervoor en 8 ertegen te verklaren. Tegen stemden de heeren Luteijn, Lambrechtsen, Volkrijk Liebert, Dobbelaar de Wind, Nagtglas, Snouck Hurgronje, Tak en Van Teijlingen. De stemmen alzoo stakende, wijst de voorzitter op art. 50 der gemeentewet, waarbij bepaald wordt dat bij staking van stemmen, het nemen vaneen besluit tot eene volgende vergadering wordt uitge steld, doch tevens dat de volgende alinea van dat artikel zegt: „In deze, en evenzoo in eene vol tallige vergadering, wordt, bij staking van stem men, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen." voor eeaigen tijd van huis riepen en zij was een te oude vriendin om haar geen bijzonderheden mede te deelen; zij was begaan met mijn leed, dat oprecht gemeend was, alhoewel ik mijn neven nooit gekend bad. Ik schreef aan den minnaar van Suzanna Hurst en verzocht hem zijn intrek in mijn huis te nemen en de hoeve gedurende mijn afwezigheid te besturen, daar ik waarschijnlijk niet zoo spoedig zou terugkeeren want oom, die bijna zijn geheele leven buitens lands was geweest, had mij noodig om hem op weg te heipen, teneinde een practischen Noorder landbouwer te worden. Als hij de ouders en den grootvader van Suzanna kon bewegen om zijn proeftijd wat to verkorten, beloofde ik, huune wittebroodsweken niet te zullen storen. Ik zond mijue bagage vooruit en eer de zon boven de berken verrees was ik reeds op weg, waarschijnlijk terwijl Marguérite, Blanche, lord Maskelyne en die knappe Engelschman nog sliepen. Ik was overtuigd dat die flinke ruiter, die ik voorop had zien rijden, uit het zuiden kwam. Frank was geen Schotsche naam. Ik verlangde volstrekt niet hem van naderbij te zien, of de gastvrijheid van mijn eenvoudige woning voor den minnaar van Marguérite open te zetten. Het was natuurlijk zeer ondoordacht en overijld van mijdat zijn menschen die verliefd zijn meestal en zij kunnen zich ook nooit voorstellen dat een sterveling blind kan zijn voor de bekoor- igkheden eener vrouw die ben voor altijd aan zicb gekluisterd heolfc Deze vergadering nn voltallig zijnde, meent de voorzitter dat het voorstel moet beschouwd worden als niet te zijn aangenomen. Dit gevoelen gedeeld wordende, wordt het voorstel beschouwd als te zgn vervallen. Wordt vervolgd.) Zitting van Vrijdag 22 Juli. Voorzitter de heer Smit. Afwezig de heeren Schraver en Van der Beke Callenfels. In antwoord op de vraag in eene vorige zitting gedaan door den. heer Van Duuren Dutilh, waar om de brandklok niet heeft geluid bij den laatst plaats gehad hebbenden brand, leest de voor zitter het rapport voor door de politie te dier zake uitgebracht, aantoonende dat nergens eenige bepaling gemaakt is of bestaat, die voorschrijft dat de brandklok ook op den vollen dag geluid moet worden. Burg. en weth. hebben bij onder zoek bevonden dat deze bemerking juist is, doch toegevende dat het luiden bij brand, ook over dag, nuttig is, heeft het dag. bestuur in dien geest de instructie der torenwachters gewijzigd. Op de vraag door den heer Callenfels gedaan in de vorige zitting, of het niet raadzaam zijn zou, met het oog op den brand die gewoed heeft, de kermis te schorsen, antwoordt de voorzitter dat het dag. bestuur niet heeft kunnen besluiten, de schorsing te bevelen, aangezien de gevolgen van de ramp, voor de werklieden die allen aan het werk gebleven zijn, niet zoo groot zijn, als men aanvankelijk vreesde dat het geval zijn zou. Vervolgens geschiedt overlegging van de reke ning en verantwoording van den gemeente-ont vanger over het dienstjaar 1880, bedragende in ontvang 433,785.09, uitgaaf 420,312.91, goed slot f 13,472.18. Wordt besloten de gemeente rekening tot onderzoek te verzenden naar de commissie voor de financiën. Op de voordracht der commissie voor het mid delbaar onderwijs wordt, met algemeene stemmen (1 biljet in blanco), herbenoemd tot lid van dat college de heer W. de Kruijff. Tot ambtenaren voor de plaatselijke belastingen worden benoemd de heeren A. Landkamp en P. Hutchison, de laatste na verschillende herstem mingen met A. E. Edelman en A. Bekker. Op voorstel van het dag. bestuur, kan de raad zich vereeaigen om aan den gewezen ambtenaar der plaatselijke belastingen, De la Fonteyne, eer vol ontslag te verleenen. Wijl de openbare verpachting van de tollen op den weg VlissingenKoudekerke, die f 750 opge bracht heeft, door den raad der gemeente Koude kerke met is goedgekeurd, zijn de tollen daarna onderhands verpacht aan A. Meijers voor f 800 's jaars. Ter vervanging van de vroeger dezer zijds goedgekeurde publieke verpachting, wordt thans deze onderhandsche goedgekeurd; ook de gemeente Koudekerke heeft zich daarmede ver- eenigd. Wordt voorgelezen een schrijven van de Kon. Mij de Schelde, waarin zij, ter uitreiking, ter be schikking van het gemeentebestuur stelt, een bedrag van f 25 voor elke spuit die deel beeft genomen aan het bedwingen van den brand. De voorzitter zegt dezen brief met een woord van dankbetuiging te zullen beantwoorden. Van dezelfde Mij is eene missive ontvangen, waarin zij te ken nen geeft dat haar, bij nader onderzoek, gebleken is, dat de sloot, achter het terrein bg haar in gebruik, door het rijk aan baar is overgegeven, bij hetzelfde contract waarbij de overige rijks- gronden en gebouwen aan haar zijn afgestaan. Dat zij alzoo haar verzoek, om afstand van dit terrein intrekt. De voorzitter deelt mede dat ten behoeve der gemeente zgn aangekocht twee huizen, aan het einde der lange Walstraat, voor de som van f 2200 behalve de kosten der overdracht enz., zoodat burg, en weth. een ere diet aanvragen van f 2400. De aankoop is noodig geacht tot ver breeding der passage aldaar, die door den aanleg van den tramweg in het belang der openbare veiligheid wenscheiijk is. Door de commissiën van fabricage en financiën is eenparig geadviseerd tot goedkeuring van den gedanen aankoop, welke dan ook op voorstel van burg. en wetn. met algemeene stemmen wordt aangenomen. Komt in behandeling eene ontwerp regeling van het onderwijs in deze gemeente. Zij bepaalt in hoofdtrekkendat er zullen zijn, vijf scholen, als: drie voor gewoon lager onderwijs, en twee voor Ik liet vrouw Brand geen boodschap achter voor het geval dat er bezoekers kwamen. Ik denk dat zg de jonge dames wel verwachtte, want zg vertelde mg dat Stonelands weer bewoond was en wel door een groot gezelschap. Zij geloofde dat lord Maskelyne daar was, in plaats van op het Huis, dat dan ook waarlijk niet in eeh toestand verkeerde om gasten te ontvangen. Er waren andere schikkingen gemaakt, zei zg, omdat een van de jonge dames geëngageerd was. Het was de eerste maal dat Mylord in hetzelfde huis met haar woonde; maar hij Was nü ook al wat meer bejaard en bezadigd eu zijn zuster de gravin was er bij, dat maakte de zaak meer zooals het behoorde en aangenamer voor alle partijen. Fami lietwisten moeten niet eeuwig duren. Ik had niet veel naar die praatjes geluisterd, maar zij kwamen weer boven gelijk voorwerpen die men gezien heeft terwijl de geest met iets anders bezig was, vaak zeer levendig terugkeeren, -— toen ik de Heide overstak en het pad naar Sto- nelands duidelijk afgeteekend voor mij lag. De straatweg wa's verblindend wit in den zonneschijn en gelijk ik verwacht had, waren alle onweers wolken als weggevaagdmaar het pad, waar ik met de zusters gewandeld had, liep kalm en grijs over den zachten veengrond en óp den achter grond lagen de veranda van de villa, met het rieten dak en de boerderij, diep in de schaduw. Het was nog te vroeg om te vreezen dat ik iemand zou ontmoeten en ik kon de verzoeking niet weerstaan om tot aan het muurtje te gaan, waar gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs. Die scholen zijn: A. voor on- en minvermogenden, hoofdonderw. Landsman; B. idem, hoofdonderw. Van KamerC. burgerschool, hoofdonderw. Sitsen; D. school voor meisjes, tijdelijk hoofdonderw». mejuffr. BentinckE. school voor jongens, hoofd onderw. Stuart. De belooningen der onderwijzers worden vastgesteld als volgt: Jaarwedden der hoofden van scholen A en B f 1400, C f 1550, D en E f 2000; jaarwedden voor onderwijzers met akte als hoofdonderwijzer aan ieder der scholen 700; jaarwedden aan onderwijzers aan ieder der scholen f 550. Voorts wordt aan ieder der onderwijzers buiten de hoofden der scholen, als vaste jaarwedde, toegekend: a. na ieder twee jarig tijdvak, te rekenen van at 1 Juli 1879, in dienst der gemeente als onderwijzer te hebben doorgebracht f 50; b. de onderwijzer geniet, wanneer hg in het bezit is der hoofdakte 15(1 per jaar boven de bezoldiging hierboven genoemd; c. voor iedere aanteekening op de onderwijzers akte f 25. In geen geval zal echter de jaarwedde stijgen boven een maximum van 1100 voor hen die hoofdonderw^zersakte bezitten en van f 800 voor onderwgzers zonder hoofdakte. Overal waar gelezen wordt „onderwijzer" moet gelezen worden „onderwijzer of onderwijzeres". Dit ontwerp, dat door de betrokken commissiën eenparig is goedgekeurd, wordt met algemeene stemmen aangenomen. De noodige verordeningen tot regeling van de onderdeeleu van het onder wijs zullen door de plaatselgke schoolcommissie ontworpen en ingediend worden. Daarna worden de voorwaarden, waarop door de gemeente Vlissingen concessie wordt verleend voor den aanleg en de exploitatie eener duinwa terleiding binnen de gemeente, met algemeene stemmen goedgekeurd(de ontwerpen betreffende het schoolwezen en de duinwaterleiding waren in druk aan alle leden medegedeeld) en op voorstel van het dagelij ksch bestuur de concessie verleend aan den heer J. L. Gruber te Utrecht, als zgnde do eenige aanvrager die voldaan had aan de in art. 2 gestelde voorwaarde, dat is: het storten van een waarborgkapitaal ten bedrage van ƒ3000. De voornaamste voorwaarden zijndat het werk moet zijn aangevangen voor 1» November a. s. en in exploitatie zijn gebracht voor of op 1 Augustus 1882; dat zuiver goed drinkwater moot geleverd worden ten behoeve van den pu- blieken dienst en van de ingezetenen gedurende den geheelen duur der concessiedat de gemeente gerechtigd is tot naasting na afloop der concessie, volgens taxatie en betaling eener som van 25000 boven de getaxeerde innerlijke waarde; dat de concessie nog twintig jaren zal voortduren indien de gemeente van dat recht geen gebruik maakt dat zoolang deze concessie duurt, geene andere zal worden verleenddat de concessionaris ver plicht zgn zal de bhizenleiding te brengen overal waar burg. en wetb. zulks noodig zullen achten dat het water in de binnenstad zai opgevoerd moeten worden tot 20 M. boven A. P.; dat de maximumprijs bij abonnement wordt vastgesteld als volgta f 0.40 per Ms voor inrichtingen van nijverheid, b voor de ingezetenen aan de stand pijpen ƒ0.01 per 15 L., c het water benoodigd ingeval van brand worde geleverd a ƒ5 per uur voor iedere braudkraan, d dat de concessionaris den aanleg der diensthuizen tot hoogstens een halve meter binnen de woningen der afnemers zal maken, mits die woningen aan bet buizennet gelegen zijn, tegen eene vergoeding, onder goed keuring van burg. en weth. te regelen, en e aan de gemeente het benoodigde water voor alle ge meentegebouwen, het besproeien der straten en wegen, in éen woord alles wat voor den publieken dienst noodig is a 0.40 per M.' worde geleverd; terwijl de gemeente zich verbindt eene minimum som van 1200 's jaars te zullen uitbetalen. De duur der concessie is 49jaren, aanvangende 1° Augustus 1881 en eindigende den 31 Juli 1930. Niets verder te behandelen zflnde is de verga dering gesloten. Brussel, 22 Juli 1881. De wet tot wgziging der bevoegdheid van de députation permanente, zooals men bij ons het college noemt, dat bg u te lande gedeputeerde staten heet, welke in de kamer door het ter sprake brengen van de hervorming van het kiesrecht haast Marguérite de vergeet-mij-nietjes geplukt had. Er waren nog geen bloempjes, zg kon er dus geen vinden voor mgn begunstigden mededinger en ik vertrapte met den hak van mijn zware laars het eenige plantje dat oen poging waagde om blaadjes en knopjes te krggen. Na deze kinderachtige daad voelde ik mg be schaamd en wenschte dat ik het arme vertrapte plantje weer in het leven kon roepen; maar het was te laat. Ik keerde bedaarder en hoewel bedroefd toch niet hopeloos naar den straatweg terug. Ik herinnerde mg woorden en blikken van Mar guérite, toen wij bij de loopsteenen stonden, die de ontrouw, waarvan ik haar verdacht, bijna logenstraften, want zij had mij vroeger een hoop gegeven, die ik nog niet geheel kon laten varen. Ik geloofde niet aan de praatjes van vrouw Brand, over een huwelijk. Die goede menschen denken altgd aan trouwen. Als de toekomst van Marguérite wezenlgk voorgoed bepaald was, zou zg geheel anders tegen mg geweest zgn. Toen ik tot die slotsom gekomen was zette ik dit denkbeeld van mg af en dacht verder alleen aan onze familiezaken. Ik betreurde mgn neven en had innig mede» lijden met hun vader en zuster. De naam van Jessie had iets aantrekkeigks voor mij en maakte dat ik aan het eenzame meisje dacht, als aan een zuster. Haar vader sebreef aan het einde van zgn brief, dat hg hoopte dat ik, de jongen van Jessica, een zoon voor hem kou zgn eu een broer voor zgn moederloos© verdeeldheid had gebracht in de liberale partij, scheen in den senaat te zullen worden aangenomen zonder verzet. Niet wijl zij den toorn der rechter zijde niet opwekte. Integendeel, er is bg onze beschreven vaderen dikwerf meer hartstocht te vinden dan in de andere kamer. Wijl echter in de commissie van rapportenrs zoowel liberalen als katholieken verklaard hadden zich te refereeren aan hetgeen in de andere kamer was gezegd voor en tegen de wet, meende men dat het in de zit ting eveneens zou gaan en dat de wet zonder veel debat zou worden aangenomen, rechterzgde tegen linkerzijde. Men had echter gerekend buiten den toorn van den senator voor Dixmude, baron De Coninck, die zich gisteren meer dan kwaadwillige insinua ties heeft veroorloofd aan het adres der Belgische magistratuur, door haar te stellen tegenover het volgens den ultramontaanschen redenaar zoo schoone gedrag der Fransche rechters, die der regeering toga en baret in het aangezicht wierpen. De heer Eolin-Jaequemyns vatte aanstonds het woord op tot verdediging der Belgische rechters en deed recht aau de beschuldiging door haar te betitelen als infame. De heer Graux, zijn ambt genoot van financiën, die bedaarder was, trachtte dit leelijke woord uit het debat te goochelen en er infamante van te maken. Dan werd de qua- lificatie, zoover de bedoeling van den heer De Coninck aangaat, overgebracht op de rechters, en de senator kon er niets tegen hebben dat zijne beschuldiging geacht werd een schandvlek op de rechter IQ he macht te werpen, wgi dat joist zijne bedoeling was. Maar zoo had de heer Eolin het niet gezegd. Uwe beschuldiging is infameschandelijk, had het woord geluid, en toen de heer De Coninck dat woord heden ochtend niet in hot officieel verslag der zitting vond, beklaagde hg zich daarover en verweet hij den minister een woord te hebben geschrapt, dat hg zeker geuit had. De heeren Eolin, Graux en Bara trachtten met hnu drieën den toorn van den senator te bezweren. Vergeefs echter, en de verwoede baron zeide dat de minister door de uitlating eene oneerlijke handeling had ge pleegd. Toen kwam de president tusschenbeideen riep den heer De Coninck tot de orde. Er heerschte een geweldig tumult in de vergadering, waarboven men echter de stem van den baron hoorde, die aan den minister aanbood om het zaakje in een duel nit te vechten. Deze uitdaging midden in eene parlementaire vergadering deed het tafereel zgn toppunt van belachelijkheid bereiken. Het standje had de menschen zoo verhit, dat een paar redenaars over de wet slechts zeer matige voldoening voor hunne moeite erlangden. Men luisterde niet, zelfs niet naar den dweepzieken ultramontaan uit Gent, den heer Solvyns, die door den heer Eolin weerlegd werd, waarbg de minis ter, tot vervelens toe, nog eens op infame en infamante terugkwam. Het incident zal niet veel sporen nalaten. Ik denk niet dat de minister grooten lust zal hebben om te duelleeren met baron De Coninck. Deze staatsman bezit te Brussel zekere vermaardheid, wegens een kaakslag, dien hij eens, in het publiek, in het Thé&tre de la Monnaie kreeg van eene opera-danseres, met welke hg overigens geen kwade vrienden was. dochter. Wij beiden waren thans zgn eenige troost. Ik nam mij voor hem niet te leur te stellen in zijne verwachtingen en mij jegens hem te ge dragen, zooals tante Jessica van mg verlangd zou hebben. Ik achtte hem hoog om den gver en de zelfverloochening, waardoor hij, even als zoovele Schotten, in staat was geweest om pond voor pond op te leggen, in de hoop van eenmaal hun familiegoederen weder te kunnen inkoopen en ik voelde nog meer voor hem, als ik dacht aan den diepen weemoed en het hartverscheurend leed waarmede hij zijn beide zoons in den vreemde had moeten begraven. Toen ik de grenzen overging, stond er een regenboog boven mijn hoofd met het eene einde in Engeland en het andere in Schotlandzóo zag ik voor het eerst het land mgner voorraderen. De grensheuvel scheen het eene deel van mijn bestaan van het andere te scheiden, evenals het de grijze Northumberlandsche moerassen en veen gronden scheidde van de lietefijke bergen, donkere bosschen en zachte glooiingen, die in een meer bebouwde streek overgingen. {Wordt vervolgd.) GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS r TJB MIDDJKABURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 6