N». 155. 124* Jaargang» 1881; Dinsdag 5 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Middelburg, 4 Juii. Een Belgisob-Nederlandsch Tolverbond. GSCHE COURANT. Behandeld op een vergadering te Antwerpen den 1 Juli jl.) Van de heeren D. H. Schmiill en H. H. Timmer te Amsterdam was in de vorige maand eene algemeene oproeping uitgegaan tot het bijwonen eener vergadering te Antwerpen, ten doel hebbende de oprichting van een Neder- landsch-Belgisch Tolverbond. Zij noodigden tot bijwoning uit allen: „wien het belang van handel, nijverheid en welvaart der beide landen ter harte gaat en die door afschaffing der tol grens ons de kracht willen verschaffen in den strijd tegen de beschermende rechten van Duitschland en Frankrijk," alsmede: „zij die met ons vrijhandelstelsel willen zegevieren." Het denkbeeld eener opheffing der inkomende en uitgaande rechten tusschen de beide landen is in Nederland meer dan eens opgeworpen doch, bij ernstiger onderzoek, tot dusver onbe reikbaar geoordeeld wegens het groot verschil in de grondslagen van het belastingstelsel der twee landen. Ook onze tegenwoordige regee ring heeft zich reeds in dien zin uitgelaten. Om deze reden boezemden de namen der beide voorstellers, die op het gebied van handel, handelswetgeving, belastingwezen en staathuishoudkunde ons volkomen onbekend waren, ons slechts een matig vertrouwen in ten aanzien der beteekenis van de door hen aan te wenden poging. Wij waren echter belangstellend te weten welke ontvangst deze denkbeelden in de Bel gische handelswereld zouden ontmoeten en daar men veronderstellen mocht dat de voorstellers bereids betrekkingen in de groote handelsstad aangeknoopt en zich overtuigd hadden dat hun plan althans bij eenige gezaghebbende perso nen aldaar weerklank vinden zou, besloten wij ons door eigen oog en oor te gaan overtuigen van hetgeen er op de meetingdie den len Juli des morgens te tien uren in het JBeiersche Suis, op de Groote Markt, belegd was, zou voorvallen. Van die meeting zijn wij echter niet in staat iets te vertellen om de afdoende reden dat zij niet heeft plaats gehad. Het bleek, bij de komst van onzen verslaggever, dat de heeren Schmiill en Timmer verzuimd hadden aan hun plan de noodige bekendheid in de plaatselijke dagbladen te geven. Bovendien waren zij bij hunne komst te Antwerpen tot de wetenschap gekomen dat de le Juli, zijnde de eerste dag van een semester, niet de meest geschikte was om in eene drukke handelsstad de hoofden van han delshuizen des morgens te 10 uren op eene ver gadering bijeen te krijgen. Er was dan ook bijna niemand verschenen en men had met spoed het besluit genomen dadelijk eenige duizenden strooibiljetten te laten drukken, die op de beurs te doen verspreiden, de redactiën van dagbladen, wat nog niet gebeurd was, tot het zenden van verslaggevers uit te noodigen en te verzoeken in haar des namiddags verschij nende oplagen de aandacht op de bijeenkomst te vestigen, en deze tot des avonds half negen uit te Btellen. Gelukkig was het lokaal nog te krijgen. Een voldoend gevolg konden deze maat regelen in extremis niet hebben. A"n yelen kwamen de strooibiljetten niet in handen; anderen hadden hun avond reeds Voor iets anders bestemd» 't Was lang over negenen eer er een dertigtal personen in de zaal waren, Waaronder de beide voorstellers, bij wie de heer Diinn, mede uit Amsterdam en de heer Scherpenzeel, lid der bekende Vlamen-vereeni- ging Dc Veldbloemuit Brussel, zich hadden aangesloten tot het vormen van het voorloopig bureau; benevens verscheidene verslaggevers en vertegenwoordigers van dagbladen uit beide landen. De heer Schmiill opende de vergadering met het lezen eener toespraak, waarin hij de aan wezigen welkom heette bij deze eerste poging tot het afschaffen der tolgrens, als een middel tot bevordering der eenheid en broederschap tusschen de beide landen. De tot dusver in dien zin aangewende pogingen stonden op zich zelve; het kwam er nu op aan het denkbeeld tot eene volkszaak te maken. De teleen heid is vooral noodzakelijk geworden sedert Duitschland en Frankrijk met hun bescher mend stelsel de twee' landen insluiten, die daardoor in een buitengewoon ongunstigen toestand verkeeren. Duitschland en Frankrijk bezitten ieder ongeveer 45 millioen, Italië 27 millioen inwoners, die alle een op zich zelf- staand gebied voor de ontwikkeling en het verkeer van hun handel en nijverheid vormen. Daar tegenover moeten Nederland en Belgie hun eenheid van 10 millioen inwoners stellen. Belgie met zijne delfstoffen en zijn krachtig bloeiende nijverheid, Nederland met zijn kolo niën, zijn zeehavens en waterwegen en zijn handel, vullen elkander aan. Thans concur- reeren zij tegen elkanderde opheffing der tolgrens moet hen in staat stellen samen te werken. De heer Strauss, lid der Antwerpsche Société commerciale, industrielle et maritimebracht hierop in 't midden dat wanneer men meende door de Belgisch-Nederlandsche teleenheid de groote mogendheden van hare beschermende beginse len te kunnen bekeeren, men zich iets onmo gelijks voorstelde. Deze bekeering moet van zelf gebeuren door de macht der feiten, welke zullen aantoonen dat die beginselen op dwaling rusten en niet de welvaart, maar de verarming der natiën tot gevolg hebben. Het beginsel van den op te richten bond moet niet zijn, zooals uit de oproeping op te maken is onder linge bescherming tegen den buitenlandschen protectie-geest, maar volkomen en algemeene vrijheid van handel. Om daartoe te komen moet gestreefd worden naar hervorming van de belastingstelsels der twee landen in den zin van opheffing aller bescherming en hiertoe moeten de regeeringen door den invloed der openbare meening gebracht worden. De heer Scherpenzeel begon met de verkla ring dat het vormen van een centre libre-échan- giste (de gedachtenwisseling was intusschen uit het Nederlandsch in het Fransch overge gaan) het doel van den bond was en hij somde de voordeelen op welke daaruit, volgens hem, zouden voortvloeien. Bijzonder trof ons daar onder de beschouwing dat wanneer de Hollan ders, van de 4 milliarden die zij thans in buitenlandsche, minder of meer deugdelijke geldbeleggingen steken, een of ij1 milliard aan Belgische ondernemingen besteeddeneen nieuwe vlucht voor deze laatste daarvan het gevolg zou zijp. Dat dit voor de Belgen hoogst aangenaam zou zijn, is ons volkomen duidelijk en dat het voor de Hollandsche kapitalisten niet minder voordeelig wezen zou, willen wij aannemen. Hoe dit beleggen van Hollandsch kapitaal in Belgische ondernemingen echter belet wordt door het lage fiscale recht be schermende rechten zijn in Nederland onbe kend, dat van de Belgische invoeren geheven wordt en waarom dit gebeuren zou wanneer de tol-linie opgeheven werd, dit is ons, tot öp den huidigen oogenblik, niet duidelijk willen worden. De heer Scherpenzeel haalde Wijders als een gelukkig gevolg der tol-eenheid aan, dat de Belgische steenkolen, door het vrije debiet dat zij in Nederland zouden vinden, beter met de Duitsehe zouden kunnen concurreeren. „Maar dan zijt ge geen vrijhandelaar, ipaar reciprocistvoerde de heer Strauss eenige oogenblikken later hiertegen aan. „Dat is weder het stelsel van wederkeerige bescher ming, dat in uwe oproeping op den voorgrond gesteld is, waarmede ge nooit uw doel zult bereiken en waarvan de Antwerpsche handel absolument niet gediend wil zijn." Het steenkolen-argument raakte in latere replieken van den heer Scherpenzeel hoe langer hoe meer op den achtergrond, dewijl hij en zijne medeleden van 't bureau eraan hechtten te verzekeren dat zij in vereering van het absolute dogma van den vrijen handel, voor niemand, voor geen Antwerpenaar, geen Man- chesteriaan of geen Hamburger onderdeden. Dit gaf tegen het einde der vergadering een jeugdig Antwerpenaar aanleiding tot de op merking dat als men, om in den toleenheid- bond opgenomen te worden, zulk een radicaal vrijhandelaar zijn moest als de heeren Strauss c. s., hij en verscheidene zijner vrienden tot hun leedwezen aan de zaak geen deel konden nemen. Deze kleine wanklank loste zich echter onmiddellijk weder op in een volmaakt akkoord, toen een der Hollandsche heeren van de bureau-tafel de ontboezeming hooren deed dat men niemand uitsluiten, dat hij alle Hollanders en alle Belgen in zijn bond omstrengelen wilde, want dat aller belangen éen, aller taal, de Fransch-sprekenden niet te na gespro ken, éen, aller geschiedenis éen is enz., enz. Een geestig Vlaamsch-sprekend vrijhan delaar liet op deze betuiging een knaleffect volgen, door de met algemeen gelach begroette opmerking „Laat de protectionisten maar lid worden we zullen ze wel bekeeren, zulle En hiermede was men tot het merkwaardige resultaat gekomen dat men was opgeroepen tot het stichten van een bond van wederkeerige bescherming dat deze echter het beginsel van onvoorwaardelijken vrijen handel geenszins uitslootmaar dat zij die min of meer protec tionisten zijn, daarom geenszins hun geweten bezwaard behoeven te voelen wanneer zij in den Belgisch-Nederlandschen eenheidsbond treden. Wij zijn op den gang der discussie vooruit- geloopen. Door den heer Schoiers was reeds vroeger in 't midden gebracht dat de vraag, hoe de verhouding eener Ned.-Belg. teleenheid tot de protectie-stelsels der groote mogendhe den zal zijn en in hoeverre zij daarop eenigen invloed kan uitoefenen, behoort tot het gebied der bespiegeling, waar men langen tijd over redeneeren kan zonder tot eene slotsom te komen. Hij voor zich nam echter aan dat deze eenheid eene nuttige en wenschelijke zaak is. Maar nu is de vraag, hoe die nuttige en wenschelijke zaak te bereiken, een onopgelost en weinig bekend vraagstuk. Van de aanwezigen althans zijn stellig 9/10, evenals hij, gekomen om hier te 1 e e r e n. Het „voorloopig comiteit", dat zich in Holland gevormd heeft, staat op een ander standpunt. Het heeft natuurlijk de zaak bestudeerd, een plan gevormd, de practische middelen en wegen overwogen die men aan moest wenden. Dezen wenschte hij gaarne te vernemen. Dit scheen een lastige vraag. Want in ant woord op de boven reeds vermelde bedenkin gen van den heer Strauss, die aan vaststelling der algemeene grondslagen meer nog hechtte dan aan een practisch plan van handelen, ver namen wij van den heer Scherpenzeel slechts de straks geresumeerde schildering der ver onderstelde voordeelen van de toleenheid voor beide landen. Een van de Hollandsche op roepers werkte dit thema nog nader uit, door een profetischen blik te slaan op de vlucht die de wereldhandel, van nu tot het jaar 1900, nemen zal wanneer het Panama-kanaal voltooid, de aansluiting aller Amerikaansche spoorwegen aan de Oceaan-havens tot stand gebracht, en het vervoer van den ontzaglijken Amerikaan- schen oogst naar de oude wereld beter dan nu geregeld zullen zijn. Wat de vraag naar een plan, een stelsel betreft, antwoordde hij: „wel, als wij dat bezeten hadden, waren wij hier niet gekomen; maar hadden wij dat plan, dat stelsel, eenvoudig aan de beide regeeringen voorgelegd. Ons doel is, door samenwerking een plan te doen ontstaan, dat te doen onder zoeken en bestudeeren en inmiddels het denk beeld onder het volk te brengen en te ver spreiden." Maar de heer Schoiers bleef een lastig man. Lastig, maar welwillend. Een afgerond stelsel zeide hij, verlang ik niet. Maar ik herhaal dat ik hier gekomen ben om te leeren. Het comité weet er stellig meer van dan ik of de groote meerderheid van hen die hier bijeen zijn. Laat het ons een denkbeeld geven van den weg dien het zich voorstelt te bewandelen. De heer Schoiers was blijkbaar van meening dat al de schilderingen van de zegenrijke ge volgen eener tol-eenheid, evenals de herhaalde herinneringen aan de „gemeenschappelijke be langen," den -v „broederband" enz. der beide volken, die door een deel der vergadering met luidruchtig handgeklap begroet werden, niet bepaald iets nieuws waren, noch iets waar aan men, voor het doel dat hier beoogd werd, veel had. Zijne vraag bleef echter zonder echo. Het eenige korreltje „feit", dat wij in de woestijn van algemeenheden, waarin men ons rondvoerde, hebben mogen ontdekken, was de opgave van den heer Scherpenzeel, dat blijkens het door hem ingesteld onderzoek, de opbrengst der douane voor Nederland, aan de Belgische grens, ƒ870.000, die voor Belgie aan de Nederlandsche grens ongeveer 3 x/2 millioen franken is. Rekent men daarvan af, zeide hij, de kosten van per ceptie, dan schijnt deze bron van inkomsten niet zoo belangrijk, of het moet mogelijk zijn de beide regeeringen door de macht der open bare meening tot het opgeven ervan over te halen. Verdere mededeeling van de uitkom sten zijner studiën achtte echter ook deze spreker onnoodig, dewijl juist het vormen van een eenheids-bond tot het bestudeeren van de quaestie aanleiding geven moest. In hoever dit strookt met het aangekondigde denkbeeld om van de zaak nu reeds een „volkszaak" te maken, en in hoever tot zulk een studie het oprichten van een internatio nalen „bond" de beste weg moet zijn, is ons weder niet duidelijk willen worden. Dege lijke onderzoekingen en overwegingen van een, of van een paar deskundige mannen zouden, naar 't ons voorkomt, tot opheldering van het vraagstuk meer doen dan iedere bond. Het was inmiddels over elven geworden en in de vergadering was die soort van overeen stemming gekomen, welke ontstaat in elkö bijeenkomst, waar men des woordenwisselens moede en van een algemeenen geest bezield is om het elkander niet al te moeilijk te maken, noch de tegenwerpingen tot in het onvriende lijke vol te houden. De strijd houdt dan op faute de combattant, wat vooral geschiedt als men slaap krijgt en naar huis verlangt. Er kon dus nu overgegaan worden tot het vast stellen der door de Amsterdamsche heeren medegebrachte concept-statuten. Hoe het daarmede afliep, vertellen wij in 't vervolg van dit verslag. Naar wij vernemen worden tegenwoordig aan» zienlijke partijen groenten, aardappelen en vruchten uit het Westland, door bemiddeling der Exportm aa tsch appij voor Zeelandaan de Engelsche markten verkocht. Door dezelfde maatschappij wordt heden voor het eerst in Zeeland vervaardigde kaas, naar het Edammer model gevormd, naar Londen verzonden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1