N°. 152.
Ï24e Jaargang.
1881.
Vrijdag
1 Juli.
Gemeente-financiën.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3|m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: vanl-7regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 30 Juni.
FETJILXjETOISr.
De dochter van lord Maskelyne,
ROSA MACKENZIE KETTLE.
MIDDELBURGSE
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien hunne aankondiging van den 27 Apriljl.
betreffende de uitloting (gewoon en buitengewoon)
en de aflossing van eenige schuldbrieven dezer
gemeente,
maken bekend
dat tot de uitbetaling dezer stukken ten kan
tore van den gemeente-ontvanger de gelegenheid
zal zijn opengesteld Vrijdag den len, Maandag
den den en Dinsdag den 5en Juli a., van des
voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur,
en voorts iederen Vrijdag van des voormiddags
10 tot 12 uren.
Middelburg, den 27 Juni 1881.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger^
der directe belastingen ter invordering ia ver-"
zonden het door den provincialen inspecteur der
directe belastingen enz. te Middelburg den 27
Juni 1881, invorderbaar verklaarde kohier der
personeele belasting no. 3 voor het dienstjaar
1881/82, met uitnoodiging aan ieder wien zulks
aangaatom, na bekomen kennisgeving van
zijnen aanslag, tén spoedigste het door hem ver
schuldigde te kwijten, met herinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten
bestaan, binnen drie maanden na heden behoo-
ren te worden ingediend.
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars een perceel verlaten,
zonder daarin eenige roerende goederen of iemand
in hunnen dienst achter te laten, indaobtig maakt
pp de gunstige bepaling van art. 7 der wet op
de personeele belasting van den 9en April 1869
(Stbl. DO. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
bet behoort.
Middelburg, den 28ett Juni 1881.
De burgemeester voornoemd,
PICKÉ.
Er is in de 'wijze Waarop generaal Van der
Hegden in zijn vaderland is teruggekeerd, iets
dat ons hindert en veel dat ons trotsch maakt
op den tijd en het land waarin wij het geluk
hebben te leven.
Wat ons hindert, is het al te eenvoudige,
het te onvormelijke, het te huiselijke der ont
vangst. Er waren te Rotterdam en in Den
Haag aan het station veel wapenmakkers, oude
8
DOOR
HOOFDSTUK V.
HET ZUIDEN VAN HET CHEBIOTGEBEBGTE.
Ik kon niet nalaten benieuwd te zijn naar de
Voorstelling welke de jonge dame, wier hand
öp mijn arm rustte, zich zou maken van het huis
waarheen ik haar voerde. Zeker kon haar ver
beelding haar het eenvoudige landhuis, temidden
van den omheinden tuin niet voorspiegelenmaar
ofschoon zij als ontsteld rondkeek toen ik haar
door het hekje binnenliet en tusschen de nette
perken door voorging naar de deur, waar ik den
sleutel op zijn gewone plaats onder het rieten dak
Van daan haalde, liet zij alleen een uitroep van
dankbaarheid hooren.
Ik moet bekennen dat ik nu zeer vermoeid was
Van mijn last, die hoe Janger hoe zwaarder scheen te
Worden; ik verbeeldde mij zelfs dat ik de lange
buigzame gestalte der oudere zuster gemakkelijker
had kunnen dragen. Zonder adem te verspillen
met spreken bracht ik haar beide binnen en door
den gang naar onze huiskamer; zoodra ik mijn
w
vrienden, broeders-vrij metselaars en vereerders
van den held van Atjeh. Maar van de regeering
van land, gewest of gemeente geen enkel verte
genwoordiger. Generaal Verspyck, Van der Heij-
den's vroegere hevelhebber, is hem tot Brussel
tegemoet gereisd, maar wij hebben niet gele
zen dat het is geweest in zijn hoedanigheid
van adjudant-generaal des konings. Voor de
autoriteiten zijn op den 29en Juni alleen „een
mannelijk en twee vrouwelijke ingezetenen"
meer in Den Haag gekomen, die op het bevol
kingsregister ingeschreven worden en een plaats
in de kohieren van de personeele belasting en
den hoofdelijken omslag krijgen. Ziedaar alle
bemoeiing, welke de terugkomst van den ver
overaar van Atjeh voor hen te weeg brengt.
Zijne komst was geen „officieel feit." Men
was er niet van „gesaississeerd". Het behoor
de tot niemands „attributen," het strookte ver
moedelijk met niemands begrip van „conve-
nance," aan bet Haagsche station op den trein
van 6u. 40 m. te gaan staan wachten.
Zie, dat ergert ons. Is het dan niet mogelijk
onze overheden een anderen geest in te blazen
dan de geest van papieren reglementen en
antecedenten Kunnen zij dan niet vatten dat
er oogenblikken zijn waarin het de roeping is
eener overheid, het volk voor t e gaan in
waardeering van wat er edels omgaat in het
leven eener natie Heeft dan de tegenwoor
dige minister van oorlog, die zoo fraai zgn
begrooting weet te verdedigen en in de tweede
kamer zulk een welsprekend beroep weet te
doen op de vaderlandsliefde en de zelfverloo
chening der natie, niet gevoeld dat er hier een
eeretaak voor hem was weggelegddeD ver
minkte van Samalangan, die aan allen het voor
beeld van dapperheid en plichtsbetrachting heeft
gegeven, nit naam van het Nederlandsche leger
den broedergroet te brengen? Is bij den commis
saris des konings in Zuid-Holland, bij den burge
meester van Den Haag geen oogenblik de
gedachte opgekomen dat hier eene gelegenheid
zich voordeed om het voorbeeld te volgen van
Amsterdam's burgervaderen, die De Ruijter, bij
zijn terugkeer van den Chatham-tocht, aan de
poorten hunner stad inhaalden, of dat der
mayors van iedere Engelsche zeehaven, die
nooit verzuimen de dappere mannen van hun
leger bij hun komst op Britschen grond het
welkom toe te roepen? Zal dan eeuwig en
erfelijk het type van den Nederlandschen
waardigheids-bekleeder blijven die hofbeambte,
die de bloemkransen laat verwijderen, waar-
last in den Onden, gesneden eikenhouten leuning
stoel van grootvader had neergezet, stak ik licht
aan en pookte het vuur aan den haard op. On
middellijk begon het licht ontvlambare dennenhout
te flikkeren en in een oogenblik brandde de turf
en verspreidde een aangename warmte. Het oudste
meisje ondersteunde haar zuster en ontdeed haar
van haar mantel, die gelukkig waterproef was eu
haar eenigszins tegen den regèn beveiligd had.
Zij waren beide zeer schoon doch geheel verschillend
van uiterlijk. De jongste was zacht en rond en echt
vrouwelijk in al hare bewegingen, met groote
lichtblauwe oogen, die even weinig uitdrukking
hadden als het heldere water in een vijver; de
oudste was ook wel bevallig, maar zij had het
schrandere en beschermende uiterlijk van iemand
die haar geheele leven gewoon is geweest voor
zich zelf en anderen te denken en te handelen;
op haar fijn gelaat lag een eenigzins vermoeide
uitdrukking, alsof het zwaard het tgne leder van
de schede een weinig beschadigd had.
Deze opmerkingen maakte ik met een oogopslag,
want ik bleef niet langer dan een paar minuten
in de kamer. Zoodra ik mij overtuigd had dat
mijne gasten licht en warmte hadden ging ik naar
de weduwe Brand, vertelde haar hoe het toeval
mij twee jonge dames eenzaam en verlaten op de
Heide had doen vinden en verzocht haar mij te
helpen om haar dezen nacht te herbergen. De
armen zijn gewoonlijk goede buren en na den
mede het volk de baar zijner geliefde dooden
nadert
Dat is eenmaal niet anders. Wat ons streelt,
is weder diezelfde eenvoud. De Nederlandsche
geschiedenis toont ons een volk dat met weinig
ophef groote dingen doet. Gezanten van
machtige koninkrijken, die bij Jan de Witt
de beslissing van Europeesche vraagstuk
ken kwamen vernemen, stonden verwonderd
dat in het huis op den Kneuterdijk slechts éen
bediende hen aandiende, en de Spaansche
Grande, die in de woning op den Buitenkant
den zeeheld kwam bezoeken, die van den
Spaanschen koning den hertogstitel ontvangen
bad, was verbaasd over de deftig-burgerlijke
omgeving, waarin hij ontvangen werd. Zoo is
het, bij veel dat veranderde en verminderde,
gebleven.' Wie ten onzent mocht voorstellen
Van der Heyden's burgerlijken naam met een
adellijk voorzetsel of aanhangsel te verlengen,
zou, vertrouwen wij,met een schouderopha
len beantwoord worden. Een krijgsbevelhebber
als hij, die wapenfeiten verricht heeft waarvoor
men hem in Frankrijk duo van dit of dat, in
Engeland sir, den held van minstens een heel
season, den afgod van een heirleger mannelijke
en vrouwelijke snobs zou maken, rijdt in Den
Haag rustig naar zijn huis, om in eenvoud
en vergetelheid de genoegens van het burgerlijk
leven te gaan genieten. Meer vertooning te
maken zou strijden met zijne wenscben zoowel
als met onze manieren. Dat lijkt ons echt
„oud-Hollandsch", in beteren zin dan vele
onzer aldus genoemde hedendaagsche gebou
wen; al herhalen wij dat de aanwezig
heid van eenige autoriteiten aan het station
dien edelen eenvoud niet geschaad zou hebben.
Wanneer dergelijke verschijnselen zich
voordoen, waarop wij reden hebben trotsch te
zijn, is het aan onze koloniën dat wij het
danken. Daarheen trekken onze burgerjongens
als soldaten en keeren als generaals, met eer
en roem gekroond, terug. Daarheen gaan de
officieren van ons leger, wien iets anders voor
den geest zweeft dan levenslange garnizoens
dienst, door oorlogzuchtige „onderstellingen"
in kampen afgewisseld. Daar zoeken onze be
schaafde jongelieden gelegenheid om volken
te besturen, politieke en diplomatieke zendin
gen te vervullen, gewichtige werken tot stand
te brengen, op een leeftijd wanneer zij in
Europa tevreden mogen zijn de inzichten van
een chef te mogen uitwerken, of reglementen
en verordeningen naar een vast model samen
dood van tante voelde de weduwe eenige ver
plichting jegens mij, omdat ik nn en dan haar
tuin of aardappelveld eens omspitte. Zij volgde
mij dus terstond.
Ik veranderde niets aan de eenvoudige inrichting
der kamer van tante, die ik haar verzocht voor -
de jonge dames gereed te maken. Hoe nederig
de positie van tante Jessica ook geweest was,
had zij toch voor een vrouw uit de middelklasse
zeer beschaafde manieren en gewoonten gehad en
er was geen kans dat ik iets kon verbeteren aan
hetgeen zij goed had gevonden. Door haar jaren
lang verblijf bij een voorname, ziekelijke dame
had zij behoeften gekregen die niet geheel in
overeenstemming waren met haar verder zoo
eenvoudige manier van leven. Zij was in alle
opzichten keurig netjes en haar kamer was een
toonbeeld van netheid en orde. Nooit lag er een
spatje of stofje op haar werkdoos, haar sohrijf-
tafel of boekenrekje, noch op dien grooten hoed,
die op een standaard op de ouderwetsche latafel
stond en de weduwe Brand stelde er haar eer in
dat alles steeds zoo netjes te houden.
Ik voelde mij veel meer verlegen dan op de
Heide, toen ik aan de deur der huiskamer klopte
en verlof kreeg om binnen te komen. De twee
meisjes zaten ieder aan een kant van den baard,
gewarmd en gedroogd en voelden zich blijkbaar
geheel thuis. De eene, die op de Heide zoo bitter
schreide, was nu heel kalm en bijzonder mooi;
te stellen. Daarheen gaat de fortuinzoeker met
ondernemenden geest, die zich hier den weg
versperd zietde jongen die hier „niet deugen
wil"de zendeling die de geloofs-overtuiging,
waarvoor zijn gemoed blaakt, op maagdelijken
bodem wenscht over te planten, Er zijn er
die bezwijken onder het werk, betzij de tropi
sche zon, het verpestende moeras, of het vijan
delijk lood een einde aan hun leven maaktJ
Er zijn er die een geknakte gezondheid en
verloren illusien naar het vaderland terug?
brengen. Maar velen keeren ook weder met een
beroemden of geëerden naam, met een vergaard
vermogen, met het bewustzijn eene loopbaan
afgelegd en diensten verricht te hebben, waar
toe het leven in onze steden en dorpen hun
nooit de gelegenheid had aangeboden.
Daarginds, in onze koloniën, ligt de ideale
zijde van het Nederlandsch volksbestaan. Daar
aan dankt het, voor een niet gering deel, zijne
beteekenis in de wereldgeschiedenis. Laat ons
dat bedenken wanneer het weder eens „op een
rekenen" mocht gaan en wanneer nauwkeurige
cijferaars ons mochten voorhouden dat het
bezit van overzeesehe nederzettingen voor een
land slechts wenscbelijk is, zoo lang de reke
ning tusschen moederland en kolonie'op 't
papier met een voordeelig saldo sluit.
Onder de in de aanstaande zitting der prov.
staten te behandelen voorstellen behoort ook dat
tot het aangaan van een nieuwe overeenkomst
tot verpleging van behoeftige krankzinnigen, dewijl
op 31 December a. de overeenkomst eindigt die
door ged. staten in 1876, voor den tijd van vijf
jaren, is aangegaan met regenten van het genees
kundig gesticht voor krankzinnigen te Delft.
Regenten dier inrichting hebben zich bereid
verklaard een nieuwe overeenkomst aan te gaan,
mits voor on bepaalden tijd en tegen verhooging
der verplegingskosten met f 30 'sjaars.
Wijl de juistheid van vele der door regenten
voor deze wijzigingen aangevoerde gronden niet
kan ontkend worden, stellen ged, staten de pro
vinciale staten voor machtiging te verleenen om
eene nieuwe overeenkomst aan te gaan, waarbij
de som voor verplegingskosten op 270 's jaars,
het entreegeld op 15 en de begrafeniskosten op
20.80 gesteld worden en die zal eindigen éen
jaar nadat zij door een der partijen schriftelijk
zal zijn opgezegd.
Tevens stellen ged. staten voor, te rekenen van
1 Januari a., de bijdrage uit de provinciale fondsen
voor iederen verpleegde met f 15, d. i. de helft
der vermeerderde kosten, te verhoogen en te bepalen
op f 75, wegens het bezwaar dat voor de ge-
maar haar gelaat boeide toch het minst mijn
aandacht.
Het baat niet of ik het al tracht te verbloemen^
en ik heb mij ook reeds in het begin van dit
hoofdstuk verraden, ik had mijn hart onherroe
pelijk verloren en zooals ik dacht ook hopeloos;
want de dame daar tegenover mij was niet mtjüs-
gelijke, ofschoon zij mij vriendelijk toelachte en
opstond om mij naar ik meende de hand te drukken
maar ik deed alsof ik het niet zag. In mjjn
eigen huis, zal ik het een stulp noemen?
neen, dat zou overdreven zgn, want onze woningen
op de heidevelden zijn zeer goed en geriefelijk—
voelde ik mg geneigd om mijne bezoeksters met
dieper ontzag te bejegenen dan daar buiten op dé
vlakte.
Ik moet zeggen dat de kamer er op dat oogen
blik zeer gezellig uitzag. Het haardvuur werd in
de knoppen van den ouden, gesneden stoel weer®
kaatst en de roode mantels, die over twee stoelen
hingen om te drogen, verspreidden een gloed dia
de hoeken der kamer verlichttemaar het was
de glans van die twee jeugdige gezichten, die een
tot nog toe ongekende bekoorlijkheid aan mijn
landelijk verblijf verleende. Ik ging niet zitten,
ofschoon ik welwillend uitgenoodigd werd om
deel te nemen aan het maal dat de vermoeide
reizigsters was voorgezetmaar toen ik haar ge
zegd had dat de kamer boven gereed was als zij
zich ter ruste wilden begeven en dat de vrouv?