N°. 147.
124® Jaargang,
1881i
Zaterdag
25 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité (x, L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping van Verlofgangers der lichtin
gen 1878 en 1879.
FETJIX-tLETOnsr.
De dochter van lord Maskelyne,
ROSA MACKENZIE KETTLE.
Middelburg, 24 Juni,
De burgemeester van Middelburg brengt ter ken
nis van de belanghebbenden:
dat bet Z. M. den koning heeft behaagd, den
minister van oorlog te machtigen om in dit jaar
tot den werkelijken dienst op te roepen, krachtens
art. 125 der militiewet, de verlofgangers, behoo-
rende tot de hierna te vermelden korpsen en
lichtingen, te weten:
In fanterie:
Van 1G Augustus tot 15 September, de verlof
gangers der lichting van 1878 van het regement
grenadiers en jagers en van het 2e, 3e, 5e, en 6e
regement infanterievan 9 Augustus tot 16 Sep
tember, die van het le regement infanterie en die
van het le, 2e, 3e en 4e bataljon van het 8e
regement infanterie; van 9 Augustus tot 8 Sep
tember die van bet 4e en 7e regement infanterie
en van 1 Augustus tot 27 Augustus, die van het
5e bataljon van het 8e regement infanterie.
Artillerie.
a. V el d-A r t illerie
Van 1 Augustus tot 9 September, de verlofgan
gers van de lichting 1878 van de 5e en 6e battery
van het le regement veld-artillerievan 13
Augustus tot 21 September, die van de le, 2e,
3e, 4e batterij en de beide trein-compagnieën, van
voren genoemd regimentvan 1 Juli tot 9 Augus
tus, die van de le, So, 5e battery en le trein-
compagnie van het 2e regement veld-artillerie;
van 16 Augustus tot 24 September, die van de
2e, 4e, 6e batterij en 2e trein-compagnie van
laatstgenoemd regement en van 11 Juli tot 19
Augustus, die van het 3e regement veld-artillerie.
b. Korps Bijdende-Artillerie.
(voormalig regement Rydende-Artillerie).
Van 23 Augustus tot 30 September, de verlof
gangers der lichting 1878.
c. Vest in g-A r tiller ie.
Van 29 Juli tot 27 Augustus, de verlofgangers
der lichting 1879, van de le, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e, 7e
en 8e compagnie (voormalige le, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e,
7e en 8e compagnie) van het le regement vesting
artillerie; van 8 Augustus tot 16 September, die
van de 10e compagnie (voormalige 22e compagnie)
van genoemd regementvan 5 Augustus tot 12
September, die van de le, 3e, 6e, 8e en 10e com
pagnie (voormalige 9e, 11e, 14e, 34e en 36e com
pagnie) van het 2e regement vesting-artillerie;
van 14 September tot 22 October, die van de 2e, 4e,
5e, 7e en 9e compagnie (voormalige 10e, 12e, 13e,
33e en 35e compagnie) van vorengenoemd rege
ment; van 5 Augustus tot 12 September, die van
de le, 4e, 6e, 8e en 9e compagnie (voormalige
15e, 18e, 20e, 38e en 39e compagnie) van het 3e
regement vesting-artillerie; van 14 September tot
22 October, die van de 2e, 3e, 5e, 7e en 10e com
pagnie (voormalige 16e, 17e, 19e, 37e en 40e
compagnie) van vorengenoemd regement; van 5
Augustus tot 12 September, die van de 2e, 3e,
5e 7e en 9e compagnie (voormalige 24e, 25e, 27e,
29e en 31e compagnie) van het 4e regement
vesting-artillerie; van 14 September tot 22 October
die van de le, 4e, 6e, 8e en 10e compagnie) van
vorengenoemd regement.
DÓOE
HOOFDSTUK III
EET ZUIDEN VAN HET CHEBIOTGEBEBGTE.
Op zekeren nacht, nadat ik eenige uren geslapen
had, ontwaakte ik plotseling en meende dat ik
geroepen werd en dat er getikt werd tegen den
muur, die mijn kamer van die van tante scheidde,
tiet klinkt misschien vreemd bij onze eenvoudige
manier van leven, maar ik was nog nooit in de
slaapkamer van tante geweest. Behalve dien
korten tijd aan mijn ziekbed en dien eenen keer
toen zij blootshoofds naar buiten liep, had ik haar
hooit zonder dat monsterachtige hoofddeksel, dien
grooten hoed altijd naar hetzelfde model ge
maakt gezien. Zelfs nu tikte ik aan de deur
en wachtte tot dat zij op zwakken toon riep:
„Kom binnen mijn jongen."
Het wa3 een warme zomernacht en het raam
stond wyd open onder den vooruitspringenden
dakrand. De geur der bloeiende jasmijnen die aan
deze zgde tegen het oude huis aangroeiden, ver»
Korps-genie troepen.
voormalige battaljon mineurs en sappeurs.)
Van 30 Augustus tot 8 October, de verlofgan
gers der lichting 1878; van 17 Augustus tot
8 September, de miliciens-telegrafisten der ge
noemde lichting.
van 4 Juli tot 12 Augustus, de verlofgangers der
lichtiDg 1879; van 15 Juli tot 24 Juli de miliciens
telegrafisten der genoemde lichting.
Compagnien Hospitaal-Soldaten.
Van 9 Augustus tot 8 September, de verlof
gangers der lichting 1878, behoorende tot de le,
2e en 3e compagnie hospitaal-soldaten.
Gezien de daartoe betrekkelijke circulaire van
deu commissaris der konings in deze provincie
van den 28 Mei 1881, A no 1860, 3e afdeeling
(Provinciaal blad no 62).
Roept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien-verlofgangers der lichtingen 1878 en 1879
hierboven vermeld, om overeenkomstig het daarbij
bepaalde, op den tijd en plaats als in de aan hen
uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te.
zijn, voorzien van al de voorwerpen van kleeding
en uitrusting door hen bij hun vertrek met groot
verlof medegenomen, benevens van hun verlofpas,
teneinde rechtstreeks naar hun korps te vertrekken.
Voorts wordt ter hnnner kennis gebracht, dat
zij, die in gebreke blijven op den bepaalden dag
onder de wapenen te komen, bij hunne latere
opkomst zooveel langer in dienst zullen worden
gehouden, en die niet aan de oproeping voldoen,
volgens art. 145 der militiewet, als deserteur
zullen worden behandeld, terwijl zij, die wegens
ziekte niet op den bepaalden tijd onder de wapenen
komen, verplicht zijn over te leggen een gelega
liseerd op zegel geschreven geneeskundig getuig
schrift en zullen die, zoowel in het algemeen
belang van den dienst als om misbruik tegen te
gaan, te dier zake niet voor diligent worden ge
houden, maar in den regel verplicht zyn zich na
hunne herstelling by hun korps te vervoegen,
teneinde gedurende zes weken in den wapenhandel
geoefend te worden.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort te Middelburg, den 21en Juni 1881.
De burgemeester voornoemd.
PICKÉ.
De Standaard zoekt zich uit de ongelukkige
figuur, waarin zij door haar brieven aan de heeren
Inainger en Van Rijckevorael geraakt is, zoo goed
mogelijk te redden. Het gelukt haar echter
slecht.
Omtrent Almelo zegt zij dat, aangezien de heer
Insinger geantwoord heeft„Ik heb u niets te
zeggen", en zyne verwijzing naar de twaalf
deelen van het Bijblad niet aan het doel beant
woordt waarmede de vraag gedaan was, zij
ook niets te zeggen heeft omtrent den heer Insinger.
En dan volgt:
«Wij hebben den beer Insinger willen steunen.
«Het beeft hem goed gedacht, ons dit onmogelijk te
maken."
vulde de kamer, terwijl er midden op de tafel
een porseleinen vaasje met rozen stond. De zwarte
hoed stond op een standaardje op een latafel en
loste het vraagstuk op, dat my als kind altijd
vervuld had, namelijk of tante ook met dien
hoed zou slapen.
Er brandde licht in de kamer en op haar kussen
lag een opengeslagen by bel; maar tante las er niet
in. Zij hield hare oogeu met een matte, peinzende
uitdrukking op de berken gericht, die door den
nachtwind tegenover het open venster heen en
weer gezwiept werden. Daarachter glinsterde af
en toe de maan. Nu eens werden hare stralen
verduisterd, dan vielen zij weer in de kamer; maar
welken kant de takken ook uitgingen, altijd viel
er een lichten streep op het water in de rivier.
In een ver verschiet verrezen de flauwe omtrekken
van het Cheriotgebergte. Een groote grijze steen,
waarachter ik vaak geschuild had, wierp een dni-
delijke schaduw over de door de maan verlichte
vlakte.
Dit alles zag ik met één blik en ik heb nooit
een enkele bijzonderheid van dat droeve tooneel
vergeten. Toen ik de kamer inkwam en de oogen
van tante met dien strakken blik op dat open
raam gevestigd zag, met een soort van droomerigen,
dwalenden blik, niet vry van angst meende ik
dat iets daar buiten, een uil of een vleermuis haar
verschrikt had en ik wilde het venster sluiten;
maar zij wenkte mij om het open te laten. Toen
»Het doet ons leed
•Te laten het thans over aan de kiezers!"
Betreffende deu heer Van Rijckevorsel wordt
gezegd
"Dat de antirevolutionaire party van '71 af volhardend
en standvastig eiken voorslag heeft gewezen van de band,
om op den voet van de Triple alliantie een antiliberaal
allegaartje te vormendat ze op dit standpunt nu ook,
in 1881, onverbiddelijk staan bleefen dat dus elke
eisch, dat we »uit wederdienst voor bewezen dienst" den
Roomseben candidaat zouden steunen, gelyk staat met te
vergen, dat we onze nu tien jaren lang beleden overtuiging
zullen prijsgeven."
Voorts verklaart de Standaard;
»dat wij voor ons, zeer gaarne zelfs, de proef eens
hadden genomen, of bet gelukken wilde, een candidaat,
niettegenstaande bij Roomsch was, op grond van zijn
duidelijk uitgesproken politieke overtuiging, door de onzen
te doen kiezen. Daartoe hadden we beleefdelijk verklaring
verzocht op die punten, die ons volk het warmst maken
en bet meest in staat zijn om te bezielen.
«Maar zie, terwijl wij vragen: "Verschaf ons de
middelen, om u, in weerwil van uw behooren tot de
Roomsche kerk, aan te bevelenontvangen we ten
antwoord"Ik ben goed Roomsobdaarom heeft de
Roomsche kiesvereeniging mij aanbevolenen dat moet
u genoeg zijn 1"
"Wij zouden den beer Van Rijckevorsel dus alleen
hebben aan te bevelen, omdat bij goed Roomsch is, op
recommandatie van een kiesvereeniging die volstrekt niet
naar zijn politieke gevoelens gevraagd beeft.
"En dat; we zeggen het met leedwezen, omdat we
vermoeden dat de liberalisten erin juichen zullen dat
kunnen we nietdat mogen we nietdat doen we
niet I"
En op deze besliste woorden volgt weer
"Kan een ander onze kiezers voor zulk
een candidatuurwarm maken, ons zal het
wel zijn."
In alle twee de gevallen houdt de Standaard
zich schijnbaar ferm, maar zoekt zy inderdaad
weer naar achterdeuren en uitvluchten. Zeif ver
klaart zij zich van het „antiliberaal allegaartje"
beslist afkeerig en op die beslistheid zal zij zich
in 't vervolg met grooten trots beroepen. Maar
intusschen laat zij het in 't eene geval „over aan
de kiezers" en verklaart zij in 't andere, dat als
iemand kans ziet haar geestverwanten voor de
Roomsche candidatuur warm te maken, het haar
wèl zal zijn.
Dat wil zeggen dat het Zuiden, dat van den
eersten dag af op het nakomen van den plicht der
wederkeerigheid tegenover de Roomsche hulp
troepen heeft aangedrongen, hiermede ongestoord
mag voortgaan zonder met de Standaard in bot
sing te komen. Zelfs zal deze het goedkeuren.
Wat een eenheid van stuk Wat een karakter
En om de achterdeur nog wijder open te zetten,
verklaart de Standaard nog eens dat zy volstrekt niet
bedoeld heeft dat de candidaten omtrent de gevraag
de punten volledig met haar moesten instemmen.
zag ik haar weer aan en terstond wist ik, zonder
dat er een woord gesproken werd, dat zij ster
vende was.
Toen die vreeseiyke gedachte in my opkwam
was het als of mijn hart zou breken. Ik liep
naar het bed, knielde neder en snikte als een kind.
Tante legde haar hand op myn hoofd en zei
zacht:
„De Hee»:, die hemel en aarde gemaakt heeft,
en zaad en oogst geeft, zij u genadig, Harry!"
Toen het my duidelyk werd dat de dood door
de kamer zweefde, dat ik de volgende keer, als
de koekoek zijn deurtje opende en met die wel
luidende stem, waarnaar ik gedurende zoovele
gelukkige jaren geluisterd had, het uur verkon
digde, alleen op de wereld zou zijn, alleen met
myn geliefde doode, voelde ik den grond onder
mijne voeten wegzinken.
De omtrekken der heuvels zwommen in het
maanlicht voor mijne oogen; de blaadjes der
berken dwarrelden verward dooreen en de lucht
der jasmijnen maakte mij duizelig. Vriendelijk
tot haar laatste oogenblik toe, zag tante hoe het
met mij gesteld was en hield den zakdoek, waar
mede zy haar voorhoofd gebet had, voor zy mij
riep, tegen het mijne. De geur van het vocht
bracht de zachte aanraking der jonge dame in
het rijtuig in mijn geheugen terug; maar die
oogenblikkelyke indruk werd terstond verdrongen
door het besef van al de liefde en zorgen die ik
Ontvangt zij tot op het laatste oogenblik, vóór
dat baar blad van Maandag ter perse gaat, (dat
is Zaterdag middag) nog de gewenschte inlich
tingen, dan zal zij de beide candidaten nog
steunen. Onwillig is zij niet, maar zij kan „niet
blindelings" aanbevelen. „Steunen" wil ze, maar
„blindemannetje spelen" niet.
't Is roerend om te zien, die bereidwilligheid.
Och, zouden wij -haast geneigd zijn, de heeren
Ryekevorsel en Insinger toe te roepen, help collega
Standaard toch uit den nood. Zend haar een
stukje papier, een boodschap desnoods, moeiiyk
zal zij niet zijn,met de „gewenschte inlichtingen."
Zij zou zoo gaarne willen, maar zij moet haar
fatsoen toch bewaren.
Toch, of de Standaard steune of niet, het zal
wel op hetzelfde neerkomen. Er zijn geestver
wanten genoeg om het werk van de Standaard
over te nemen. En deze zal er niemand hard
over vallen. Het zal haar immers alles w e 1 zijn
De Arnh. Ct. schrijft„Het doet er, dunkt ons,
heel weinig foe of de heer Kuyper zieke kiezers
laat rijden of niet: lakenswaardig zou zijne daad
in geen geval zijn. Wij zouden het zelfs veel
pry zen s waardiger vinden, zoo de heer Kuyper een
geregelden dienst van de ziekbedden naar de
stembus vice-versa instelde, dan brieven aan de
candidaten van de tweede kamer te schryven
gelijk in de Standaard zijn opgenomen.
„De heer Insinger heeft den vrager verwezen
naar het Bijbladen de heer Van Rijckevorsel
schrijft dat hij hem geen antwoord geeft en dat
de Standaard-yMÜ) hem kan steunen of tegen-
weiken naar goedvinden.
„Deze hooghartige antwoorden zyn alleszins
verdiend. Of de Standaard daardoor tot het besef
zal worden gebracht, dat haar aanmatigende hou
ding in de „vrije verkiezingen" niet betaamt,
betwijfelen we echter. Het blad heeft nu eenmaal
de taak van mentor zich toegekend en het Neder-
landsche volk ziet niet in waarheen het leiden
zal, wanneer het parlement wordt samengesteld
door rechtzinnige predikanten en katholieke gees
telijken."
Bij Prov. blad N° 71 is door den commissaris
des konings in Zeeland het volgende ter kennio
der gemeentebesturen gebracht.
„Een door my ontvangen schrijven van den
inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht
bevat het volgende:
„Bij de keuring van voedingsmiddelen te Am
sterdam zijn trichinen ontdekt in Araerikaansche
schouderhammen, afkomstig van eene groote party
uit Antwerpen aangevoerd. Van de 21 stuks
die bij den verkooper voorhanden waren, zijn 5
trichineus bevonden, waaronder 2 in zeer sterke
mate. Waar niet zooals te Amsterdam de keuring
van levensmiddelen voldoende is georganiseerd,
■s
ondervonden had van haar, die ik nu op het
punt stond te verliezen. Had ik hare krachten
overschat
Met het berouw dat iedereen, die oprecht heeft
lief gehad en trouw heeft gediend, moet gevoelen
bij het sterfbed eener dierbare bloedverwant
hoeveel te meer dus zulk een onervaren, eenvou-
digen buitenjongen als ik, vroeg ik haar ver
giffenis voor al mijne tekortkomingen en kreeg
die ten volle. Ik had nooit, zei tante, sedert
mijn kindsheid, toen zij voor mij was komeii
zorgen, met opzet kwaad gedaan; maar ik had
haar integendeel gehoorzaamd en geëerbiedigd
als een moeder en zij betreurde het als een
moeder dat zy my moest verlaten. Maar zy had
reeds- lang geweten dat haar gezondheid geschokt
was en nu moesten wij scheiden. Het hielp niets
of er al een dokter gehaald werd, zooals ik voor
stelde. Geen dokter, geen geneesmiddelen konden
haar helpenhaar uur was gekomen. Als zij
's morgens nog leefde mocht ik myn zin hebbeti
en „misschien" voegde zy er met een flauw lachje
bij, „duurt het dan nog een poosje."
Wacht even, mijn jongenik heb u nog
een geschiedenis te vertellen, gy hebt altyd zoo
veel van geschiedenissen gehouden. Ik heb de
beste voor het laatst bewaard,".