N*. 134,
124e Jaargang]
188L'
Yrijdag
10 Juni.
Werklieden-pensioen.
De groote Pinksterslag.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.; van 1-7 regels f 1.50
iedere regel meer 0,20o
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland; de Compagnie générale de Publicité 0. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 9 Juni.
FBUILLBTOIT.
HOLGER DRACHMANN.
De landbouwtentoonstelling te Goes.
V.
Door de commissie, belast met het uitbrengen
van een rapport over de oprichting van een
pensioenfonds van werklieden, is thans eene
circulaire verzonden, met het doel de vereischte
geldelijke ondersteuning te verkrijgen.
De commissie is, zooals wij reeds medegedeeld
hebben [M. Ct 2 Juni) samengesteld uit deheeren
mr. H. B. Greven, hoogleeraar te Leiden, J.
C. van Marken jr., fabrikant te Delft, hekend
door zijne met uitnemend gevolg bekroonde
bemoeiingen in het belang zijner werklieden,
B. H. Heldt, voorzitter van het Alg. Ned.
Werkliedenverbonden H. Boers, secretaris der
Ned. Centraal Spoorwegmij.
Het doel, dat de commissie zich voorstelt te
bereiken, is het bijeenbrengen van een kapitaal
van f 20,000 in eens, of van toezeggingen tot een
bedrag van 3000 aan jaarlijksehe bijdragen,
ter bestrijding van de kosten van oprichting
en administratie. Aldus zullen de door prof.
Van Geer berekende netto-tarieven, zonder
eenige verhooging voor onkosten of winst, als
grondslag voor het op te richten „genootschap
van onderlinge verzekering" kunnen wor
den gevolgd.
Na al hetgeen wij in vroegere opstellen reeds
over dit onderwerp aangevoerd hebben, mogen
wij het onnoodig achten, tot ondersteuning van
de circulaire der commissie iets te zeggen en
geven wij haar zelve thans het woord:
»Wij zijn vast overtuigd, dat wij in dit geval niet te
vergeefs een beroep zullen doen op de medewerking van
mannen van aanzien en fortuin, van vereenigingen voor
algemeen nut, van werkgevers en van die breede rij van
meergegoeden, die in ons land nooit het oor gesloten
houden, waar steun gevraagd wordt voor een goed doel.
«Wij achten de taak, door ons ondernomen, een werk
der philanthropie, zoo men wil, maar van eene philanthro
pic, gezond hij uitnemendheid. Wij vragen geen almoezen
voor armen, ongelukkig huiten of misschien door eigen
schuld. Ween, wij vragen steun voor den minder
gegoeden, maar heren medeburger, die van zijne geringe
inkomsten bezuinigen wil, om op den ouden dag niet
afhankelijk te worden van algemeene liefdadigheid, maar
die door eigen inspanning zijn toekomst wil verzekeren.
«Wat in andere landen van staatswege wordt gegeven
of van den staat wordt geeischt, wenschen wij door
Uit het Deemch
VAN
Het was doodstil om hem heen geworden. De
belhamels der beide partijen keken voor zich en
de jongeren hadden zich half afgewend. De oude
Beer keek recht voor zich uit.
De schoolmeester nam zijn hoed af. De koele
wind speelde met zijn haar, dat hier en daar dnn
en vóór den tijd grgs was, door de huiselijke
zorgen en hij sprak met eenigszins bevende
Stem:
„Hoort mij mannen! Al behoor ik niet tot
de ondsten onder n, ik ken u toch allen en gij
kent mij. Niemand uwer heeft zich ooit over mij be
klaagd, zoover ik weet; en ik heb u ook nooit
bij iemand aangeklaagd, zelfs toen ik met u op
de schoolbanken te doen had. Heden klaagt dit
kind u voor n zei ven aan, en ziet maarge staat
daar met beschaamde kaken, als waart gij allen
Stoute kinderen. Hebt gij nn moed om te
vechten op een dag als dezen, terwijl gij zoo
even uit de kerk komt, ga dan uw gang wat mij
particuliere krachten tot stand te brengen. Maar dan
moeten er ook velen gevonden worden, die ons, ieder
naar zijn vermogen, steunen.
«Waar eene inrichting ,uit haren aard bestemd is voor
een zeer langdurig bestaan, en verbintenissen aangaat
voor eene verre toekomst, behoort zij van den aanvang
af groot vertrouwen in te boezemen. Wij gelooven dat
de bepalingen der ontwerp-statuten voor de soliditeit van
bet pensioenfonds den meest volledigen waarborg verschaf
fen. Toch blijkt het ten hoogste wenschelijk, dat wij,
ook voor de administratiekosten, zoo spoedig mogelijk
onafhankelijk worden van altijd wisselvallige jaarlijksehe
bijdragen, en voor een steeds grooter deel die kosten
kunnen bestrijden uit de renten van het administratiefonds.
«Volgens art. 48 onzer statuten kan het fonds niet in
werking treden alvorens bijdragen in eens tot een bedrag
van 20.000, of jaarlijksehe tot 3000 zijn verkregen.
Om deze gelden bijeen te brengen roepen wij met
vertrouwen Uwe medewerking in.
Wanneer gij met ons overtuigd zijt, dat een pensi
oenfonds op den aangegeven grondslag een zegen kan
worden voor de arbeidende klasse, bijdragen kan tot
vervanging van armverzorging door eigen zorg voor den
ouden dag; dat het helpen grondvesten van zulk eene
inrichting de beste vorm is, waarin de meer bevoorrechten
hunne belangstelling in de minder bezittende klasse kunnen
toonen, dan twijfelen wij niet, of gij zult bereid zijn,
ons door uwe bijdragen te steunen.
«Het zal ons aangenaam zijn, indien u een inschrij
vingsbiljet aan een onzer voor of uiterlijk op den lOn
Juni a. zoudt willen terugzenden."
Goes, 8 Juni.
II.
Tot aanvulling van het in ons vorig nummer
aangevangen verslag der algemeene vergadering,
diene allereerst het volgende.
Naar aanleiding van hetgeen door den heer
Gerlach omtrent het rundvee-stamboek was ge
zegd, maakten de heeren G. J. van den Bosch
en Van der Have de opmerking, dat in het stam
boek geen plaats is voor shorthom-vee, wat naar
hnnne meening eene reden kan zijn voor sommige
landbouwers om niet toe te treden. Eerstgenoemde
wees op het voorbeeld, door Duitsehland gegeven,
waar alle rassen worden opgenomen.
Na eenige gedachtenwisseling werd door den
voorzitter voorgesteld en door de vergadering
goedgevonden den heer Gerlach uit te noodigen
in de vergadering van commissarissen van het
Bundvee Stamboek mededeeling te doen van het
hier verhandelde.
Het tweede punt, de vraag of margarine-boter-
fabrieken nuttig of schadelijk zijn voor den land
bouwer, werd iDgeleid door den heer J. de Kroo.
Deze deed als zijn meening kennen dat zij
schadelijk zijn, ten minste op Walcheren. Hij
betreft. Ik geloof niet dat gij dien moed hebt.
„Ik geloof dat de oorzaak uwer oneenigheid
hierin gezocht moet worden, dat gij niet aandach
tiger in de kerk zrjt geweest. Dat is nu mijn
geloof; maar ieder kan bij zijn eigen geloof
blijven. Gij weet hoe ik met n deed op school,
als gij uwe lessen niet kendet. Ik schold niet en
ik sloeg niet. Ik deed de lessen met u over.
Willen wij nn het gebed nog eens overdoen,
waarnaar gij van morgen in de kerk niet goed
geluisterd hebt Ieder die het mij wil nazeggen,
neme zijn hoed af zooals ik gedaan heb!"
Alle hoeden gingen af; sommige wel schoor
voetend, maar zij gingen toch af. De meester
zei hun op duidelijken toon het eenvoudigste,
bevattelijkste en meest bevredigende gebed, het
Onze Vader, voor.
De visschers en strandbewoners prevelden dat
met óntbloote hoofden na. Alleen de onde Sivert
keek recht voor zich uit.
Eindelijk hoorde men: Amen! en daarna ging
de meester weer het hek door, met zijn dochtertje
aan de hand.
Er is een woord, dat heet „afdruipen". Dat is
een goed, oud, veelbeteekenend woord. Toen die
mannen daar buiten het tuinhek de hoofden weer
opgeheven en de hoeden en petten opgezet had
den, stonden zij een oogenblik stil en zagen
elkander aan. Indien op dat oogenblik een
photograaf die twee groote roeriooze groepen had
behandelde echter de zaak slechts zeer oppervlak
kig, want, zeide hij, „al zijn die fabrieken scha
delijk, er is niets aan te doen, men kan de op
richting ervan toch niet beletten."
De heer Kakebeeke was van een andere meening
en geloofde integendeel te mogen stellen, dat
margarine-boterlabrieken voor den in de nabijheid
wonenden landbouwer weldadig werken.
De heer Boeke trachtte aan te toonen dat alleen
boter van minder goede qualiteit door de concur
rentie der fabrieken lijden zal, doch dat goede
boter er volstrekt niet door kan worden gedrukt.
Het derde vraagpunt luidde: of op de in de
„vogelenwet" vastgestelde lijst van dieren er geen
worden gevonden wier vervolging, en gemist wier
bescherming in het belang van landbouw of hout teelt
zou ziju.
De heer J. M. Kakebeeke leidde dit punt in
en sprak de wenschelijkheid nit om de kraaien
en de musschen, die z. i. veel schade veroorzaken,
te doen vervallen en de zeevogels erin op te nemen.
De heer De Vos tot Neder veen Cappel merkte
op dat dit niet wel mogelijk is met het oog op
de jachtwet en die dus eerst gewijzigd zou moeten
worden.
Na Dog eenige discussie over het al of niet
schadelijke van genoemde vogels, waarbij ook het
nut, dat vele voor den landbouwer hebben, ter
sprake kwam, merkte de voorzitter op dat de
lijst bij kon. besluit geregeld eu wijziging
ervan dus mogelijk is. Op de wenschelijkheid
van wijziging is hier weder gewezen en bet doel
der vraag dus bereikt.
Eindelijk vestigde de heer G. J. van den Bosch
de aandacht van de vergadering op een voor den
landbouw allergewichtigst belang, ui. het tijdstip
waarop de milicien-verlofgangers opgeroepen wor
den tot deelneming aan de groote manoeuvres.
Die oproeping geschiedt steeds in Augustus, dus
in den oogsttijd en spreker gelooft, dat eveneens
als in het militaire Duitsehland en als in Frank
rijk, die oproeping zonder schade wat later zon
kunnen geschieden. Hij stelde voor het hoofd
bestuur uit te noodigen zich tot de regeering, des
noods tot de wetgevende macht, te wenden, met
een daartoe strekkend verzoek.
De voorzitter zegt dat de minister van oorlog
reeds het advies van het hoofdbestuur te dezer
zake heeft gevraagd. Een kazernewet is een van
de plannen des ministers en eene geheele reorga
nisatie staat mogelijk te wachten. Intnsschen zal
de aandacht van het hoofdbestuur op dit gewichtig
belang gevestigd big ven.
Met een woord van dank aan de afdeeling
Heinkenszand en aan de ingezetenen van Goes
voor de hartelijke ontvangst, sloot vervolgens de
voorzitter de vergadering.
Zooals in ons nommer reeds is aangestipt, werd
kunnen opnemen, dan zon men door dat portret
het duidelijkste bewijs gekregen hebben, dat er
inderdaad voor die beide legerkorpsen niets anders
overbleef dan „af te druipen."
Er kon niets anders gezegd, er kon niets
anders gedaan worden.
Men keerde zich om en trok terug, ieder naar
zijn kant; maar vóór dat de Vischbekers weer
stilzwijgend over de schutting geklommen waren
en zich op hun voorstrand bevonden, waarvan zij
het bezit onder zooveel tijdsomstandigheden be
waard hadden, verhief Lars Scheeloog zijn schelle
Btem, die hij nu eenigszins trachtte te verzachten,
door een eigenaardigen nadruk op de eindletter
grepen te leggen, en riep:
„Wanneer Niels Sivertsen onder ons terug
keert, zal hij een even goed en eerlijk man zijn
als hij altijd geweest is. En dat zal ik ginder
by ons verder bekend maken."
Er werden enkele pogingen tot een hoera! in
'twerk gesteld, die echter onderdrukt werden
door het bewustzijn van den ernst van het geval.
Maar die woorden ook zonder hoera had
den dengeue getroffen, voor wien zij bestemd
waren. De oude Sivert, die jüist met behulp
van den grooten Beer over do schutting zou
klimmen, keerde zich plotseling om en zgne
oogen werden buitengemeen groot. Hij scheen
naar adem te hijgen, kneep onderwijl met zgne
magere vingers de hand van zijn zoon en werd
de boterbereiding volgens het Deensche systeem
door een talrgk publiek bggewoond.
Het deed ons genoegen te zien dat onze boe
rinnen van de gelegenheid om de bereiding van
nabij te zien en zelve eraan deel te nemen, druk
gebruik maakten. Lang, te lang misschien, hebben
wij Nederlanders geteerd op onzen ouden roem
van de eerste zuivelbereiders ter wereld te zgn
en de ernstige mededinging der Denen was noodig
om ons op te schrikken nit den dommel waarin
wg waren geraakt. Doch zgn wg ook stil biy ven
staan, de beweging die in den laatsten tijd op
dit gebied heerscht en de belangstelling, die bij
de proefnemingen getoond wordt, doen hopen dat
wij wakker zullen blgven en, ons voordeel doende
met hetgeen van anderen te leeren valt, onzen
ouden naam zullen handhaven, wat wg, dank zy
onze uitstekende weilanden, kannen als wg maar
willen.
Het is hier de plaats niet en zou te veel van
onze ruimte vergen, de wijze van bereiding, die
trouwens thans niet onbekend meer is, mede te
deelen. Wg bepalen er ons toe de verbeteringen,
die door het Deensche systeem in de boterbereiding
worden gebracht, nog eens kortelijk samen te
vatten. Ze zyn: afkoeling der melk dadelgk
na het melken en vervolgens door gs, gedurende
den tgd dat de melk afroomt; het gebruik zoo
veel mogelgk van metalen zuivelgereedschappen
het karnen van zoete of slechts weinig gezuurde
roomhet gebruik van doelmatige boterkneed-
werktuigen en van den thermometer, bij alle
werkzaamheden waarbg eene regeling van de
temperatuur noodzakelgk is.
Ofschoon zich voor den wedstrgd van melk
koeien eu kalfvaarzeu ongeveer 80 inzenders hadden
aangemeld, is slechts door een gedeelte hunner aan
hun voornemen gevolg gegeven. De melk dezer
koeien wordt, na door de keuringscommissie on
der zocht te zijn, voor de zuivelbereiding gebezigd.
Het gs wordt aangevoerd uit een hoogst een-
voudigen gskelder die op de weide aan den Berg,
het tentoonstellingsterrein, geplaatst is. Het
resultaat der proefneming was allergunstigst. Van
108 kilo melk, die gedurende 17 uren in ijs is
afgekoeld, werd afgeschept 15 kilo room, die 3.75
kilo boter van de uitstekendste qualiteit beeft
opgeleverd. Het restant, 93 kilo magere melk,
leverde nog ongeveer 5 kilo kaas.
Morgen wordt de proef op nog grooter schaal
herhaald.
In de Wandelkerk is, dank zij de welwillend
heid van het Zeeuwsch genootschap der wetenschap
pen, eene zoo na mogelijk compleete verzameling
tentoongesteld van opgezette dieren, die voor
landbouw ot houtteelt voortdurend of tijdelijk
nuttig zijn verklaard. Aan eiken bezoeker werd
een naamlgst dier dieren uitgereikt.
Op de tentoonstelling van werktuigen hopen
meer naar huis gedragen dan geleid door het
zand been, omringd van al de jonge lieden, wier
oogen alle vochtig waren.
En zoo was het* grasveld met de kegelbaan
wederom ledig.
Ongeveer anderhalf uur later had een gedeelte
der Katten zich onder de bewegelijkste jonge
Vischbeekers gemengd.
Lars had Beer opgezocht en zij hadden elkaar
de hand geschud; maar niettemin hield de her
bergier zich met Beer nog een weinig op den
achtergrond en daar Lars en zgn garde niet de
„eerste lui" konden krijgen om zoo dikwijls als
zij wilden mede af te drinken, trok hg met zgn
bende later het dorp uit en het had er veel van
alsof de verzoening "toch nog niet van langen
duur zou zyn. Hetgeen, wel beschouwd, niet
zoo heel vreemd was.
Eenige Vischbeekers hadden de wegtrekkende
Katten een eindweegs vergezeld en in het bosch
ontmoetten zij een wagen, waarop Niels met
den houtvester zat. Die wagen werd omringd.
De kleine Beer was in een allervriendelijkste
stemming. Er werden van weerszijden ophelde
ringen gegeven en de houtvester zat met zijn
schoon, onbeduidend gelaat in een nieuwe uni
formjas en liet de paarden stapvoets voortgaan,
terwyi de heele troep naar het dorp terugtrok.
Een jonge, vlugge visscher kondigde het nieuws