N°. 124.
124e Jaargang!
1881.
Zaterdag
28 Mei.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité 0. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 27 Mei.
FBUILiIiETOISr.
De groote Murillo della Merced.
MIDDELBURGSCH
COURANT.
De statuten der Vereeniging tot oprichting en
instandhouding van de ambachtsschool te Middelburg
van welke wij reeds vroeger den hoofdinhoud
hebben medegedeeld, zijn heden rondgezonden,
met eene circulaire van het comité van oprichting,
in hoofdzaak luidende als volgt:
«Reeds meermalen was op de departements-vergadering
der Ned. mij. tot lev. van nijverheid het denkbeeld
geopperd, om eene inrichting, als hierboven vermeld, te
dezer stede tot stand te brengen, voor dat het besluit
genomen werd, te trachten aan dat plan gevolg te geven.
«Hiertoe in eene harer vergaderingen besloten zijnde,
werd overeengekomendat het departement eene oproe
ping zou richten tot de ambachtslieden hier ter stede,
namelijk, de timmerlieden, smeden en schildersmet
verzoek eene vergadering van het departement met hunne
tegenwoordigheid te willen vereeren, waarin de oprichting
eener ambachtsschool onderling zou worden besproken,
opdat van die zijde mocht blijken of eene dergelijke in
richting gewenscht werd.
«Velen hebben aan die uitnoodiging gehoor gegeven.
De zaak werd door vele deskundigen gewikt en
gewogen, en het bleek dat men algemeen van gevoelen
was, dat de opleiding van onze toekomstige werklieden
veel te wenschen overlieten de oprichting eener am
bachtsschool alhier van een groot nut zou kunnen zijn.
«Jongelieden toch, op werkplaatsen geplaatst, nemen
licht door den omgang met minder geschikte en onbe
kwame ambachtslieden, feilen en hebbelijkheden over, die
van zeer nadeeligen invloed zijn op geheel hun volgend
leven en op het ambacht, hetwelk zij uitoefenen.
«Verder de wenschelijkheid der oprichting eener dergelijke
school te betoogen, is, gelooft het comité, overbodig,
overtuigd als het is; dat men zal toestemmen dat de op
leiding der ambachtslieden, en dientengevolge hunne
bekwaamheden, dikwijls onvolledig zijn.
Uit de inzage der statuten zal blijken, dat de vereeni
ging zich voorstelt, eene inrichting in het leven te roepen,
alwaar jongelieden, die onderwijs aan de burgeravondschool
ontvangenpractisch in het door hen te kiezen vak
kunnen worden opgeleid.
«De oprichting en instandhouding eener dergelijke
inrichting vereischt echter algemeene geldelijke ondersteu
ning.
«Het comité van oprichting wendt zich met vertrouwen
tot de ingezetenen van Middelburg, terwijl het met de
meeste bescheidenheid, maar tevens met al den aandrang
die het groot belang der zaak met zich brengt, die hulp
en ondersteuning verzoekt, welke zoo zeer noodzakelijk
zijn, niet alleen om haar tot stand te brengen, maar
tevens om haar zooveel mogelijk aan haar doel te doen
beantwoorden."
Bij al hetgeen door ons vroeger reeds is aan
gevoerd tot aantooning der wenschelijkheid en
noodzakelijkheid van ambachta-onderwijs in 't
algemeen en van een ambachtsschool te Middelburg
13
dooe
H. CARL. S.
HOOFDSTUK III.
Als, als het maar Gott! een millioen!
een millioen zou het waard zijnl Ik, ik vraag
ti versehooning, mijnheer", sprak hg, zich herstel
lende en verward rondziende toen de knecht hem
een vouwbeen en een kom met warm water
bracht. „Vergeef mij; ik vergat alles daardoor;
wat denkt gij dat ik mij verbeeld te zullen
vinden?"
„Dat kan ik natuurlijk niet raden."
„Ik geloof dat dit een schilderij in tempera
is, over een ander heen geschilderd, zeker een
mooi, om het te bedekken. Het is meer gedaan,
vooral in Spanje. Als het eens? Maar het is
onzinik dnrf het niet hopen maar wij
znllen spoedig zien."
„Hij zette zich schrap, evenals een chirurgijn,
die eene moeielijke operatie zal gaan doen en daar
had hij wel wat van toen hij zijne mouwen op
stroopte en heel voorzichtig het vouwbeen onder
in 't bijzonder, hebben wij niets meer te voegen
nu door de oprichting dier school op onze wen
schen de kroon wordt gezet.
Wij twijfelen niet aan den ernstigen wil van
vele onzer ingezetenen, om persoonlijk tot de op
lossing van het maatschappelijk vraagstuk onzer
dagen mede te werken. Onder de vele middelen,
welke tot dusver daartoe voorgesteld zijn, is er
slechts éen waar niemands belang zioh tegen
verzet en waardoor ieders toestand verbeterd,
ieders geluk bevorderd zal worden. Het is: de
ontwikkeling van den ambachtsman. Zij alleen
is in staat, zijn kans om een eerlijk stuk brood
te verdienen en in de wereld vooruit te komen,
te verhoogen, zonder de belangen van anderen te
schaden. Wie medewerkt tot de oprichting
en de in stand houding eener goede ambachts
school, zooals wij hopen dat Middelburg er eene
krijgen zal, toont zich niet alleen een menschen-
vriend en een goed burger, maar is tevens werk
zaam in zijn eigen, welbegrepen belang. Er kan
dus geen enkele beweegreden aangevoerd worden
om deze op zichzelf reeds zoo nuttige zaak niette
ondersteunen en wij vertrouwen dan ook dat zij
den noodigen steun zal vinden in alle kringen,
dewijl alle even nauw in haar welslagen betrok
ken zijn.
De motie, door den heer Van Houten voorge
steld, om de tweede kamer te doen verklaren: „dat
's lands belang verbiedt de herziening van het
kiesrecht nog langer te verschuiven," hebben wij
in ons vorig nommer onbeteekenend genoemd,
omdat ieder onder „herziening van het kies
recht" wat anders verstaat.
Zij heeft zich echter opgelost in eene motie van
de heeren Van Delden, Van Bees en Idzerda,
waarin plechtig verklaard is„dat herziening van
het kiesrecht wenschelijk is."
Dit is zoo'n waarheid als een molensteen, zulk
een vérité a, la monsieur de la Palisse, dat de
geheele kamer, de heer Van Houten incluis, zich
ermede heelt kunnen vereenigen.
Er zou vermoedelijk in heel Nederland geen
vergadering bijeen te brengen zijn, waarin die
nitspraak niet eenparig beaamd zou worden.
De minister van buitenlandsche zaken zal baar
vermoedelijk naast zich nederleggen, en voorts
afwachten wat de verkiezingen brengen zullen.
Eén groot voordeel heeft de motie-Van Delden,
nl. dat zij in eens een einde gemaakt heeft aan
alle verder, hoog-politiek debat. Er blijft nu
voor de kamer nog een dag of acht over om wat at
te doen. En daar zij, met on verflauwden werklust,
besloten heeft de volgende week een uur vroeger
te beginnen, bestaat er kans, als alles meeloopt,
dat wij nog den postpaketten-dienst en eenige
andere nuttige en gewensohte zaken „erdoor"
zullen krijgen.
De kamerleden zullen dan, zoo niet alle met
de afgebrokkelde verflaag stak. Zij viel er by
kleine stukjes af en daarna nam hg de spons en
wiesch het doek af, en daar verrezen de
prachtigste kleuren voor onze oogen. Hij kon
zich niet langer bedwingen, maar slaakte den
eenen triomfkreet na den anderen. Opnieuw
begon hij, met op elkaar geklemde tanden, met
mes en spons te werken, terwijl ik hem in de
grootste spanning gadesloeg en ademloos de
vorderingen volgde die hij maakte, totdat eindelijk
de geheele bovenste laag in kleine schilfertjes op
den grond lag en de grootsche, weêrgalooze
Murillo in al haar pracht en heerlijkheid voor
ons stond
„Heeriyk, heerlgk!" riep ik uit, „en is die
thans in uw bezit?"
„Ja. Maar heeft het lang geduurd eer ik
Mordechai kon bewegen om er van te scheiden.
Eindelijk kreeg ik haar als gunst, voor dertien
duizend guinjes. Hg stond haar met weerzin af
en wilde haar drie maanden later voor vijftien
duizend terug hebben. Ik weigerde en bij bood
tot twintig duizend toe; want hij moest haar
naar Petersburg zenden. Maar zij was natuurlijk
niet voor geld te koop. Wanneer komt gij haar
zien?"
„Gij zyt wel goed, wanneer komt het u
gelegen
„Mij. wanneer gij wilt. Morgen. Laat
ons zeggen, 's morgens vroeg, dan hebben wg
volkomen gerustheid voor hun persoon, toch met
een geruster geweten den 14en Juni te gemoet
kunnen gaan, dan wanneer men. over de motie
van den heer Van Houten nog een dag of wat
gedisputeerd had.
De heer H. B. van Daalen, gewezen redacteur
van den Javabode, heeft in het Batav. Hbl. eene
beschrijving gegeven, van hetgeen te Atjeh
voorgevallen is tusschen generaal Van der Hegden
en den regeeringscommissaris mr. Der Kinderen.
Uit die beschrijving zou voortvloeien dat de
heer Der Kinderen aanvankelgk erin geslaagd was
den generaal te overtuigen, dat het belang van
het veroverd gewest de invoering van het
burgerlgk bestuur en de vervanging van den
militairen door een burgerlijken gouverneur
wenschelijk maakte; terwyi de toestand van
Atjeh de voortduring van het militair gezag niet
vorderde. De generaal zou dan ook in 't aanvragen
van zijn ontslag toegestemd en den commissaris
verzocht hebben daartoe een concept-brief voor
hem op te stellen. Den volgenden dag zou de
generaal echter, door zijne omgeving tot andere
gedachten gebracht, op dit voornemen terugge
komen zijn.
Wg kunnen niet beoordeelen in hoeverre deze
voorstelling overeenkomstig de waarheid is.
Alleen willen wg opmerken dat zg de onderstel
ling, als zou de heer Der Kinderen eene oneerlijke
of verraderlijke rol te Atjeh gespeeld hebben,
onmogelijk maakt. Dit hebben wij van dezen
eervol bekenden Indiachen hoofdambtenaar ook
nooit kunnen aannemen.
Nabg London, eene stad in Canada, aan de
rivier Ontario, niet ver van den Niagara-waterval,
heeft Dinsdag een verschrikkelijk ongeluk plaats
gehad. Eene stoomboot, met 600 pleizierreizigers
beladen, of liever overladen, is op de terugreis
van Springbank, eene plaats van uitspanning,
omgeslagen. Meer dan 200 lgken zijn reeds uit
het water opgehaald.
Het ongeluk is alleen het gevolg geweest van
onvoorzichtigheid en gebrek aan toezicht. De
boot was veel te vol; de passagiers drongen in
hun ontsteltenis alle naar éene zijde van het
schip, en eindelijk werden er, tengevolge van den
panischen schrik, veel minder drenk elingen gered
dan, in het niet zeer diepe waterhet geval had
kunnen zijn.
Tegen den angst en zijne gevolgen valt niet
veel te doen. Maar tegen het roekeloos overladen
van vaartuigen is deze ramp weder een nieuwe,
lang niet overbodige waarschuwing. Want zelfs
waar wetten bestaan tot verzekering der veiligheid
in dit opzicht, worden ze niet altijd nageleefd.
Men schrijft ons uit den Haag
De minister van financiën zal dan toch aftre-
tgd om op ons gemak te praten. En mevrouw,"
vervolgde hij, zich tot mijn schoonmoeder wen
dende, „misschien doet gij dan met al de uwen
mij de- eer aan van tegen het tweede ontbijt te
komen
Dit werd dus afgesproken.
Ik vond hem den volgenden morgen reeds op
het terras op en nederstappende, in afwachting
van mijn komst en hg bracht mij regelrecht naar
de galerij. Er zijn weinig dingen die ik liever
doe dan een verzameling schilderijen door te
wandelen, hier te blijven staan, daar eens te
kijken; de manier van werken van den eenen
meester te bewonderen, zelf zoekende naar een
goed standpunt. Maar begrijp mg wel, geheel alleen,
want ik ken niets vervelender dan dat men mg
brengt voor een meesterstuk, precies daar neer zet
om een tweede te zien; of „meeneemt" om mijn
opinie te zeggen over een derde, of noopt om uit
te weiden over de grootsche opvatting van een
vierde, vooral wanneer die cicerone een dilettant
eigenaar is. En nu was ik uren achtereen aan
die marteling onderworpen. Niet dat de verza
meling niet mooi was; maar ik voelde bg elk
stuk dat hij de monarch van het geheel was en
dat het van zelf sprak dat ik alles moest bewon
deren.
Toen wg de groote galerij rond geweest waren,
was ik zoo uitgeput dat ik met groot verlangen
de komst vaa het gezelschap uit de pastorie te
den. Er bestaat geen twijfel aau, ook na
afloop van het hem voor drie weken verleend
verlof, zal de heer Yissering niet bereid gevonden
worden om zgn gezondheid aan een nieuwe
proefneming te onderwerpen.
Wat de ambtgenooten des ministers ook gedaan
hebben om hem te weerhouden, het heeft niet
gebaat. Hg wilde „eruit". Het verlof, hem, op
advies van den ministerraad verleend, moet
dan ook slechts als een bewgs worden beschouwd
dat zgn ambtgenooten hem wilden houden.
Intusschen is nu gebleken dat wat ik u vroeger
meedeelde, dat de minister, na de verwerping der
rentewet, niet heeft opgehouden voort te werken
aan de voorbereiding der bedrijfsbelasting en dus,
dat hg, na die verwerping, geenszins terstond
plan had om heen te gaan, juist was. Bgkomende
omstandigheden hebben den minister in de laatste
dagen van April tot het vragen van zgn ontslag
bewogen.
De bewering dat de heer Van Tienhoven hem
zal opvolgen, is zeker zeer voorbarig. Daaren
boven meen ik reden te hebben om te betwijfelen
of de heer Van Tienhoven de portefeuille zou
aannemen. Veel waarschijnlijker is het dat een
ander, een oud-minister, de nalatenschap
aanvaardt. Doch waartoe reeds, op geruchten, over
waarschijnlijkheden afgaande, namen genoemd?
Met hetzelfde recht zon men reeds opvolgers
kunnen „zoeken" voor de heeren Six en Van
Goltstein, wier leven als minister ernstig wordt
bedreigd. Voor den eerste ligt een „échecje"
klaar by - het beruchte kohieren wetje, voor den
laatste een ondubbelzinnige lettre de congé in den
vorm van de conclusie over het koloniaal verslag.
Ik heb u vroeger reeds geschreven dat het con
versie-rapport het politieke lijkkleed van den heer
Van Goltstein zou worden. Welnu, zgn lot is
beslist; ik kan n verzekeren dat de meerderheid
der kamer het doodend votum, door de meerder
heid der commissie voor het koloniaal verslag
voorgesteld, onderschrijft. Er heeft op dit punt,
gelgk over de motie-Van Delden c. s. ter zake
van de kieswether vorming, voldoend overleg
pla%ts gehad om de eindstemming te kunnen
voorspellen.
De eerste uitvoering, die in dezen zomer door
het muziekkorps der dienstdoende schutterij gis
teren avond op het Molenwater alhier werd gege
ven, werd, dank zij het schoone weder, dooreen
buitengewoon talrijk publiek bijgewoond.
De uitvoering van het goed gekozen program
ma was loffelijk en zoowel den directeur als
executanten komt daarvoor een woord van dank
toe.
Met genoegen merkten wij op dat aan een
meermalen uitgesproken wensch om de bezoekers
in de gelegenheid te stellen in de nabgheid der
muziektent tegen betaling zitplaatsen te ver-
gemoet zag; maar ik moest nog meer zien, het
kabinet met kostbaarheden en de Muriilo.
„Hier is zy," sprak graaf Brikbrakmont,
voor een deur stilstaande en met den knop spelende-
„Dit vertrek heb ik er opzettelijk voor laten
bouwen. Ga binnen."
Ik trad binnen. Er hing slechts éen schilderij
en daar tegenover, c^> het beste pupt, stond een
fauteuil. De graaf volgde mij op dte hielen, toen
ik er voor ging staan en ik weet niet of hij ver
wachtte dat ik een kreet van verpakking zou slaken^
een uitbundig gejnich aanheffen, of eenig ander
blijk van opgetogenheid geven; maar hg was
blijkbaar zeer voldaan over de uitwerking welke
de eerste blik op die schilderij bij mij teweegbracht,
waardoor ik eenvoudig, geheel overweldigd, in deii
leuningstoel neerzonk, die daar zoo gelukkig
voor mij geplaatst was.
„Ha 1" riep hij in vervoering uit en tikte mij
op den schouder. Ik zie bet, ik zie heti Ik
verwachtte niets anders. Ik laat n aan u zeiven
over. Er is een soort van genot, waarbij dë
tegenwoordigheid van anderen lastig is, evenals
bij een zekere soort van droefheid. Gy vindt mij
in de galerij."
Ik vrees dat ik hem eenigszins verwilderd heb
nagekeken toen hy op de toonen naar de deur
sloop, en daarna staarde ik niet minder verwil
derd op het doek voor mg want
zoo waar ik leef, het was mgn eigen schilderij