Ingezonden Stukken.
finanoieele-plaiinen in Turkije.
Belgische brieven.
De prediking van het Christendom
in onze koloniën.
De krijgsverrichtingen werden goed geleid en
slaagden uitstekend.
„1879. In Zoeloeland werden wij in den aan
vang geslagen, maar het gelukte ons een
aantal dorpen en vee-kralen te vernielenwij
overwonnen bij Ulundi, en trokken weer terug.
„In 1880- hebben wij na heel wat wederwaar
digheden en het verlies van vele menschenlevens
Kaboel bezet en de zege behaald voor Kandahar,
ten koste van 17 of 18 millioen pond. Wij hebben
Kaboel ontruimd, gaan Kandahar verlaten en
dan weer terug.
„Wij vechten nu met onze vroegere goede bond-
genooten, de Basuto, welke wij, als een bewijs
van onze dankbaarheid en goed vertrouwen, wil
den ontwapenen dadelijk na hunne goede diensten
in den Zoeloe-oorlog bewezen Deze stroop
tocht is verbonden met een inval in de Transvaal,
welke wij den Boeren ontfutseld hebben om hen
te redden van hunne vijanden en hun de moeite
van het regeeren te besparenjuist zooals een dief
uw horloge zou stelen, met de verzekering dat
bij u wel zeggen zal hoe laat het is en u de
moeite besparen om erop te kijken. Nu vechten
de Boeren. Recht of onrecht, nu de strijd be
gonnen is, moeten wij het winnen tegen alle
recht en rechtvaardigheid en wij zullen ons
een Dieuw Ierland in het midden van Zuid-Afrika
scheppen. Dat is een onrechtmatige strooptocht,
welke onze wapenen geen eer kan aandoen, al
worden er heldhaftige daden gedaan en vele
menschenlevens geofferd."
Sir Samnel zet deze schets der Engelsche kolo
niale politiek van deze dagen nog verder voort
te lang om hem hier te volgen. Hij besluit zijn
stnk met het volgende advies:
„Ik pleit niet voor eene aanvallende of annexa
tie-politiek. Engeland heeft reeds zooveel bezit
tingen dat geen enkel minister van koloniën
ervan op de hoogte kan zijn. Doch ten sterkste
raad ik af die moeial-politiek, welke de nood
zakelijkheid medebrengt van de toevlucht tot de
wapenen te nemen, later gevolgd door den raad
der besohroomden dat men moet terugtrekken als
de zege is behaald. Groot-Brittannië regeert zijne
bijna ontelbare millioenen door de kracht van zijn
prestige. Die reputatie is verkregen, door den
vasten wil, in onze geheele geschiedenis te vinden,
om slechts op éene voorwaarde een einde aan
onze oorlogen te maken: na de zegepraal. Wij
zullen blijven heerschen, als ons prestige onge
schonden blijft. Een aanval blijft altijd nog eene
voortzetting onzer oude staatkunde, doch met
iederen aftocht taant onze glorie."
Dit is nu reeds een feit. Sir S. Baker schreef
dit den 8en Maart, in Japan.
In den strijd om het bestaan, door de Porte
gevoerd tegen de langzame uitvoering van hst
over haar, ab Europeeschen staat, gevelde vonnis,
bekleeden de financieele onderhandelingen geene
geringe plaats. Na den laatsten oorlog had de
Turksche regeering groote voorschotten te regelen
met verschillende bankiers in Galata. Van dade
lijke atbetaling kon geen sprake wezen, en in de
laatste dagen van 1879 sloot men met de tot een
syndicaat vereenigde bankiers eene overeenkomst,
waarbij de administratie der zes indirecte belas
tingen aan het syndicaat werd overgegeven,
waartegen dit zich verbond aan zijne leden, tot
afbetaling der voorschotten, jaarlijks 12 millioen
gulden uit te betalen, terwijl de meerdere op
brengst tot 30 millioen ten goede zou komen aan
de houders van Turkscbe obligaties. In 1880
brachten de bedoelde middelen ongeveer 17.400.000
op, zoodat er vijf en een half millioen overbleef
voor de obligatiehouders. Dit jaar belooft de
opbrengst nog hooger te worden, zegt men.
■kan vragen te ontwijken die wij over hem losge
laten zouden hebben. Wij reden een half unr in
gestrekten draf voort totdat wij te Mergellina,
aan den voet van Posüipo kwamen, waar Pinto
afstapte, en vroeg of wij eruit wilden komen,
zeggendei
„Weest zoo goed een eindje met mij te
wandelen, Signori."
Hij schudde stilzwijgend het hoofd tot antwoord
öp Charter's snelle vragen en ging ons voor in
sen smalle laan, aan weerszijden ingesloten door
ingevallen, opgelapte huizendie echter alte-
maal prachtige tuinen hadden. Ik zal niets zeggen
van de gevoelens die mij bezielden toen ik meende
de oplossing van dat groote geheim mijns levens
te naderen, behalve dat ik zeer verbaasd was
haar in deze buurt te moeten vinden. Mijn hart
klopte zoo hevig dat ik onder het klimmen twee
maal moest stilstaan, op Conway lennen en een
slok nemen uit de flesch die hij in zijn zak had.
Wij bereikten een aanmerkelijke hoogte, waar de
laan veranderde in een half aangeduid pad. De
woningen lagen meer verspreid, waren kleiner en
onoogelijker en al de menschen die wij zagen
behoorden tot den stand der marinari of lazza-
roni. Hoe ik ook rond keek, naar alle kanten,
nergens zag ik een verblijf dat mijn ongeëvenaarde
schoonheid kon bevatten. Aan den voet van een
steile helling, vlak voor ons, waar boven wij aan
den eenen kant het dak van een hut zagen uit
steken, stond ik weer ademloos en verbijsterd
Uit hetgeen men gedurende de werking van
dit contract aangaande de Turksche financiën
heeft geleerd, is een nieuw plan geboren. Men wil
de tabaksbelasting afscheiden van de indirecte
belastingen, en de vijf overige belastingen met de
schattiDg welke Cyprus en Oost-Rumeiiö jaarlijks
aan Turkije moeten betalen, geheel ten bate der
obligatiehouders doen komen. De tabaksbelasting
zou dan omgezet worden in een tabaksmonopolie.
Een groote maatschappij, met een kapitaal van
48 millioen gulden, half te storten, zou eene
concessie van dertig jaren krijgen om dit mono
polie te exploiteeren.
De maatschappij geeft aan het syndicaat vijf
percents geprivilegieerde schuldbrieven, tot een
bedrag van 81.6 millioen, in veertien jaren af te
lossen, zoodat het syndicaat, het pand der be
lastingen verliezende, in deze schuldbrieven dade
lijk te realiseeren waarde zal terugkrijgen. De
Turksche regeering hoopt dat de zoo terugbetaal
de bankiers weder genegen zullen zijn haar cre-
dieten te openen. Bovendien zou de staat voor
het tabaksmonopolie f 4.800.000 ineens ontvangen
en een aandeel in de winsten der maatschappij
genieten, de eerste vyf jaren van 20 percent, de
volgende vijf jaren van dertig percent en de ove
rige twintig jaren van 50 percent. De oprichters
dezer maatschappij moeten veel goeden moed
hebben op het slagen hunner pogingen, indien zij
rekenen, bij de 8 millioen die de schuldbrieven
van het syndicaat haar veertien jaren lang znllen
kosten, nog zooveel van de winsten te bunnen
missen.
Het syndicaat van Galata, de Turksche staat,
de oprichters der maatschappij, deze allen stellen
zich uit deze operatie winsten voor. Maar de
houders van Turksche obligatiën Ook zij zouden
erbij wiunen, zegt men, zoodat ten slotte nie
mand meer verliest. De overeenkomst met het
syndicaat, zooals die verleden jaar werkte, liet
vijf en een half millioen voor deze schuldeischers
over. Maar als de groote tabaksmonopolie-maat
schappij is tot stand gekomen, zal voor den dienst
der schuld bestemd zijn de opbrengst van de overige
vijf belastingen met de schatting van Cyprus en
Oost-Rumelië, alles te zamen op ongeveer negen
millioen geschat. En bij goede administratie, zegt
men dat de opbrengst dier belastingen nog zeer
kan vermeerderen. Na veertien jaren komen dan
de 8 millioen, welke aan het syndicaat worden
betaald, vrijterwijl altijd nog een deel der
Turksche schuld moet worden overgenomen door
Griekenland, Rumenië, Servië, Montenegro en
Oostenrijk, welke Turksch grondgebied hebben
geannexeerd. Vóór echter deze plannen tot vol
komen ontwikkeling zijn gekomen, kan er veel
gebeuren in het Oosten. Het is geen gunstig
terrein voor zaken, die erop berekend zijn, dat
de staat 30 jaren zijne verplichtingen nakomt.
Brussel20 Mei 1881.
li'ennui naquit un jour de l'aniformité.
Nimmer is deze stelling schitterender bevestigd
dan door de eindelooze debatten in onze kamer
over de begrooting van openbare werken. Reeds
drie weken wordt dat debat sieepende gehouden
in den slender der jaarlijks terugkeerende plaat
selijke eischenreeds drie weken lang presenteeren
de redenaars, of liever de procureurs, hunne re
kesten aan ledige banken; reeds drie weken lang
staat de minister Sainctelette hun te woord,
en eerst heden zijn de algemeene beraadslagingen
gesloten.
Het eenige wat in die woestijn van woorden
eene verkwikkende oase vormde, was de interpel
latie van den hear Goblet d'Alviella, die van
den heer Frère-Orban wilde weten of het waar
was dat het Vatikaan had getracht de diplo-
stil, mijn voorhoofd afkoelende met een straal van
het heldere water, dat naast ons uit de rots
zijpelde. Pinto had zich niet opgehouden, maar
nn hy den geheelen heuvel beklommen had, stond
hij, met zijn hand op een afgebrokkelden muur
en een uitdrukking van onmiskenbare zegepraal
op het gelaat, boven op den top, in een welge
vallige houding, alsof zijn portret gemaakt werd.
„Wat zou hij meenen?" riepen wij beiden
en snelden naar hem toe.
Eccola l" sprak hij en nam bedaard een
snuifje, terwijl hij op de hut wees; en zijn arm
in een rechte lijn naar denzelfden kant uitstrek
kende, herhaalde hij
Eccola princtpessa(ziedaar de prinses 1)
Ter zyde van het pad, op ongeveer twaalf el
afstands van de plek waar wij stonden, ontwaarde
ik, tegen een steenen wand, waarover een smal
beekje als een watervalletje heen bruischte, een
hutje van éen verdieping, uit hout en klei opge
trokken en met gebroken pannen bedekt. Een
laag muurtje of walletje van steen en aarde, bij
elkaar gehouden naar het scheen, door den
klimop die er zoo welig overheen groeide, om
sloot de eene zijde van een glasvlakte aan den
voorkant, terwijl de andere zijde begrensd was
door de rots waartegen het gebouwtje rustte,
blijkbaar een overblijfsel eener oude steengroeve,
waarvan de plek waar het hutje stond den bodem
vormde. Naderbij komende hoorden wij vroolijke
kinderstemmen, vermengd met een allerliefst,
matieke betrekkingen met België weder aan te
knoopen, op officieele of officieuze wijze, zooals
door zekere dagbladen, o. a. de Etoile Beigewas
verspreid. De heer Frère antwoordde dat noch
direct, noeh indirect, noch door een tusschenper-
soon, noch door iemand, hem voorstellen waren
gedaan om de betrekkingen met de Roomsche
curie op denzelfden voet te hervatten. Deze
laatste woorden zijn door den heer Frère in het
officieel verslag geschrapt, wijl ze zich tot twee
derlei opvatting leenen.
Het is vreemd genoeg dat niemand, zelfs niet
graaf Goblet, deze onzekere uitdrukking van den
minister heett opgemerkt. Nu kan de interpellatie,
ook zonder dat de interpeliant het bedoelde,
voor het Vatikaan aanleiding zijn om te geloo-
ven dat, zooal niet de oude betrekkingen kunnen
hersteld worden, er misschien middel zou bestaan
om tot een modus vivendi te geraken, en een legaat
te Brussel te plaatsen, die zich desnoods in offici
euze betrekking met den minister zou knnnen
stellen.
Wel is waar dat de heer Frére later aan een
aantal kamerleden, die hem buiten de zitting
opheldering vroegen gezegd heeft, dat er op geenerlei
wijze van deze zaak sprake was geweest, dat men
hem er met geen enkel woord over had gesproken.
Maar toch bestaan er zekere aanwijzingen die
wantrouwen wekken in het liberale kamp,
en bij de aanstaande discussie over de be
groeting van bnitenlandsche zaken, znlt gij zien dat
men op de zaak zat terugkomen om den heer Frère
meer formeele verklaringen af te dwingen, niet
alleen voor het tegenwoordige, maar ook voor de
toekomst.
De band die België aan het Vatikaan vast
snoerde, is gelukkig verbroken. Men dient ervoor
te waken dat hij niet weder worde vastgeknoopt.
Waarde Redacteur!
In het belangrijk artikel: „Een Indisch ambte
naar op reis", geplaatst in de M. Ct van 19 Mei,
waarin het aantrekkelijk beeld van een Indischen
ambtenaar in den persoon van den hrer Van Wijk
wordt geteekend, komen een paar zinsneden voor
over de prediking van het Christendom, die my
aanleiding geven u te verzoeken het volgende op
te nemen, in verband met eene zaak, die mij en,
naar ik meen te weten, ook u en velen ter harte
gaat.
Ik voor my behoor tot diegenen, die zouden
wenschen dat„geheel het werk der kolonisatie
werd dienstbaar gemaakt aan de prediking van
het Christendom" Het komt er echter op
aan te weten wat men door prediking van
het Christendom verstaat. Indien hieronder
zou moeten verstaan worden een blind en on-
menschkundig ijveren voor geloofsbegrippenen
uitwendige handelingen, waarin voor velen het
Christendom nog steeds opgaat, zoo zou ik ter
stond het gezegde moeten terugnemen; maar ik
ben overtuigd dat een zoodanig wanbedrijf, indien
het nu nog gepleegd wordt (my is dit niet
bekend) den naam van „prediking van het
Christendom" ten eenemale onwaardig is. Integen
deel ik zou meenen dat, waar de gedragslijn van
den heer Van Wijk wordt gevolgd, de Nederl.
kolonisatie wel degeiyk aan de prediking van
het Christendom wordt dienstbaar gemaakt.
Een man die, als hy bespeurt dat de hem
vergezellende Mahomedaansche hoofden hunne
gebeden nalatenhen „meermalen herinnert,
dat zij die om zynentwil niet behoeven te ver
zuimen", doet m. i. indirect reeds goed voor de
prediking van het ware Christendom. Hij toont
zacht gezongen wiegeliedje; doeh toen wij Pinto
ingehaald hadden was alles op eens doodstil. Da
kinderen twee stevige knapen van vier en zes
jaar, een klein meisje van drie en eeD van acht
of negen, dat een bambino naast baar op de bank
in slaap zong, schrikten hevig op het gezicht
van vreemdelingen en hielden ontzet midden in
hun spel op om ons met open oogen aan te staren.
Verderop, naast de deur, in de schaduw van een
met wyngaard begroeide poort, zat een vrouw,
met het gelaat van ons afgewend, druk bezig een
net te breien. Haar hooid en hals waren met een
eenvoudigen fa» stoletta bedekt en zij had een
kort rokje aan, zooals alle Napolitaansche vrouwen,
waardoor bij het zitten hare bloote voeten en
beenen te zien waren. Vreemd! noch het
ophouden van het luidruchtig spelen der kinde
ren, noch de luide uitroep van Pinto scheen haar
aandacht te trekkenwant zij bleef haar spoel
op- en nedertrekken en hield het hoofd over haar
werk gebogen. Terwijl ik sprakeloos stond te
kijken bijna nog meer verstoord dan verbaasd
zag Signor Pinto er zoo voldaan uit en zette
tegenover myn teleurstelling zulk een tevreden
gelaat, dat ik meer lust gevoelde hem een
slag om de ooren te geven, dan om een verkla
ring te vragen. Maar toen ik vooruittrad, teneinde
een laatsten zweem van twijfel weg te nemen, die
moest blijven bestaan zoolang ik het gelaat der
vrouw niet zien kon, vloog het jongste kind, dat
bang voor n>y werd, naar haar toe en greep baar
daarmede waardeering voor 'tgeen anderen heilig
is, in plaats van daaromtrent onverschillig te zijn
of ermede te spotten. Hij geeft bfijk van ver
draagzaamheid, ook waar het geldt godsdienst
vormen, waarvan hij de ernstige feeteekenis voor
anderen niet miskent, al drukken zy zijn eigen
geloofsovertuiging niet uit, en geeft alzoo doende
reeds duidelijk te kennen dat hij den godsdienst
in eere houdt. Is hy er ver vandaan zyne eigen
overtuigingen, al acht hij die hooger, aan anderen
op te dringen, reeds de wijze waarop hij handelt
moet den Mahomedaan eerbied voor zyn persoon
en zijn zedelijk karakter afdwingen.
En mij dunkt dat hij, zoo handelende, mede
werkt aan de bereiking van het groote doelhet
werk der Nederlandsche kolonisatie dienstbaar te
maken aan de prediking van het Christendom, of
beter, dat werk door den geest van het ware
Christendom, tot zegen ook voor hen die gekolo
niseerd worden, te doen strekken. Een controleur,
die aan de Atjehers den indruk zoekt te geven
dat de godsdienst van Jezns en die van Mahomet,
wat hun beginselen betreft, veel met elkaar over
eenkomen, moge ver afwijken van het ideaal van
den heer Keuchenius, ik wensch met bescheiden
heid hier te constateeren, dat het ideaal van den
heer KeucheniuB daarom nog niet als het ideaal
op 't gebied van den zendingsarbeid mag worden
beschouwd.
Die het voorrecht hadden met mij en velen
onder onze stadgeaooten kennis te maken met
persoonlijkheden als Krnyt, Wiersma, Teffer en
vooral met Graafland, mannen, die met even veel
tact als mensehen- en volkenkennis de groote
beginselen van het Christendom, door hun arbeid
en hun leven, in onze Oost-Indische bezittingen
aankweeken en bevorderen, zullen iets hebben
verstaan van de wijze waarop zij hun eenvoudig,
practiseh Christendom tot ryken zegen doen wor
den voor de volken, op welker godsdienstige en
zedelijke ontwikkeling ons gouvernement nit den
aard der zaak niet dan indirect invloed kan oefe
nen; maar die alleen dan bestand kannen zijn
tegen den voor hen vaak schadelijken invloed
onzer Europeesche beschaving, wanneer ook hunne
godsdienstige en zedelijke belangen door den ijver
van godsdienstige en zedelijke persoonlykheden
met ernst worden behartigd.
Eere daarom het werk van die zendelingen die,
zich aansluitende aan het goede dat zij vinden
onder de bevolking onzer overzeesche gewesten,
dat goede, met tact, menschenkennis en zelfver
loochenende liefde aankweeken, alzoo de rechte
wapenen vinden om bijgeloof, onkunde, ruwheid
te bestrijden en de volkeren, in wier midden zij
arbeiden, niet het minst door hunnen persoonlijken
invloed in waarheid te besehaven en te veredelen.
Maar eere niet minder aan mannen al3 Van Wijk,
die door waardeering van den godsdienst, door
oprechte verdraagzaamheid, door zedelyken ernst
en onvermoeide werkzaamheid eerbied afdwingen.
Zonder dat zij 't opzettelijk bedoelen, maken zij
het werk der kolonisatie dienstbaar aan de predi-
king van het Christendom, door dat hunne gods
dienstige en zedelijke beginselen medewerken tot
bevordering van het waarachtig welzyn van hen
die, onderworpen aan het Nederlandsche jak, recht
hebben op de belangstelling van allen die iets tot
hun welzyn kunnen bydragen.
Vergeten worde daarbij echter niet dat, terwijl
de controleur met milde hand door de gonver-
nementskas wordt gesalarieerd, de zendeling met
zyn gezin alleen voor gebrek kan worden gevrij
waard, wanneer zij, die op de godsdienstige en
zedelijke vorming van Nederland's overzeesche
onderdanen prijs stellen, uit eigen middelen krachtig
bijdragen om hun werk in gindsche gewesten te
steunen.
20 Mei '81.
E. J. W. KOCH.
bij den rok. Daarop wendde de moeder het hoofd
om en zag mij aan. Een blik van die heerlijke,
sprekende oogen was voldoende om mij te doen
zeggen ja, het is de prinsesAlles om mij
heen vergetende, vroeg ik
„Herkent gy mij
De sprekende oogen zagen dat ik sprak, maar
keerden zich van myn gelaat af naar dat van
haar oudste kind, dat bij haar was komen staan
en in haar Napoiitaansch dialect zeide:
„Mamma hoort niet en spreekt niet."
Waarom zou ik het niet bekenneD Ik gaf
Charters een wenk, vloog den heuvel af, totdat ik
geheel uit het gezicht was en weende, zooals
iemand weent, die bemint en voorgoed alle hoop
verloren heeft.
Wordt vervolgd.)
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS
TE MIDDELBURG.