N°. 118, 124® Jaargang^ 1881. Vrijdag 20 Mei. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5|m. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte^-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité (i. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Middelburg, 19 Mei. 3PBXJH-.UBT03ST- De groote Murillo della Merced. door H. CARL. S. lUlDDËLBlIROSCHË COURANT. Onze Nederlandsche visschers klagen steen en been over mishandeling welke zij van de Engel- schen te verduren hebben; de Duitsche regeering laat op de Oostfriesche kust kanonneerbooten kruisen om hare visschers te beschermen, en in Engeland heeit men reeds in Januari van het vorige jaar een ambtenaar belast om onderzoek in te stellen naar de klachten der Engelsche vis schers, over vernieling van hun vischtnig door Franschen, Belgen en Nederlanders. Aangezien dus de klachten zoo van alle zijden tegelijk worden aangeheven, gaat het niet aan de visschers eener bepaalde natie met de schuld van dezen zeeoorlog te beladen, maar moet men veeleer aannemen dat een groot gebrek aan rechtsgevoel onder de vis schers van alle natiën op de Noordzee heeracht, waaraan de wetgeving der betrokken landen zooveel mogelijk perk moet stellen. De heer Higgin, die door den Engelschen minister van binnenlandsche zaken in Januari 1880 met een onderzoek naar deze zaken werd belast, beeft een rapport ingeleverd dat gisteren is openbaar gemaakt. Hij komt tot de volgende conclusiën: dat groote schade is toegebracht aan de sleep netten en ander vischwant van Engelsche visschers in de Noordzee, door vischsloepen thuis behoorende in Frankrijk, België en Nederland; dat er tnsschen Engeland en de genoemde landen geene internationale overeenkomst bestaat betref fende de visscherij in de Noordzee; dat eene overeenkomst, zooals men bij parle- mentsakte van 1868 heeft willen maken tusschen Engeland en Frankrijk, een uitnemende grondslag zon zijn voor internationale wetgeving of tracta- ten tusschen de vier bovengenoemde natiën; dat het totdat zulk eene internationale wetge ving zal zijn tot stand gekomen niet anders kan of de misdrijven moeten blijven voorkomen, zonder dat men er een einde aan kan maken; dat internationale wetgeving, hoe ook ingericht, op de visscherij in de Noordzee dringend noodig is dat zulk eene wet zou moeten worden uitge voerd door de aanwezigheid op de vischgronden van kruisers van ieder der vier genoemde rijken dat er middelen moeten worden beraamd om den door coopers of bumboats gedreven handel Deze uitdrukkingen zijn ons niet bekend. Wij vermoeden dat de verderfelijke handel wordt bedoeld, waarbij op zee de gevangen visch wordt ingeruild tegen sterken drank. 8 HOOFDSTUK II. Ik bevind mij te Home en er liggen tien jaar tusschen hetgeen ik hierboven verteld heb en wat ik nu zal gaan verhalen. Gedurende dien tijd mocht ik stap voor stap, eerst heel langzaam, doch later wat vlugger in de algemeene gunst stijgen en ik ben na voor een kunstenaar een rijk man. Oogenschijnlijk heb ik niets dan geluk en voorspoed gekend; maar mijn innerlijk leven is sen hopeloos smachten gebleven; want nooit heeft de bloedige spookgestalte van zijn slachtoffer een moordenaar jarenlang hardnekkiger vervolgd, dan mij de gedaante van dat hemelsch schoone wezen, dat ik geschilderd had. De onmogelijkheid van hqar te bezitten folterde mijn verbeelding en mijn hart onophoudelijk. Ik bleef echter niet al dien tijd werkeloos- integendeel, ik stelde alle middelen, die ik maar kon bedenken herhaaldelijk in het werk, om het geheim te doorgronden, waarin ik gewikkeld was geweest, maar steeds te vergeefs. Ik bad niets te weren van de Noordzee, als strijdig met de openbare orde; dat alle vissehersbooten, van welke natie ook, moeten worden gemerkt op den boeg en in het groote zeil met lettors of teekens van zoodanige afmeting, dat zij op matigen afstand duidelijk zichtbaar zijn. (Deze laatste voorwaarde is, wat de Nederland sche visschers betreft, door bet pas aangenomen wetsontwerp tot regeling der zeevisscherij reeds vervuld). Volgens het Maandblad togen de Kwakzalverij is de arrondissements-schoolopziener te Bergen op Zoom, dr. J. van Tnerenhout (plattelands heel- en vroedmeester te Dinteloord, doch in 't bezit eener buitenlandsche doctors-bul) chef der kwakzalvers firma te Princeland, die de befaamde „Italiaansche Urbanus-pillen" aan den man brengt. Het Maand blad deelt eene advertentie mede van genoemde firma, die de schoolopziener Van Tnerenhout ge voegelijk als cacographie aan de aspiranten voor onderwijzers-examens zon kunnen opgeven. Is deze mededeeling juist, dan zon het voor de eer van het schooltoezicht wenschelijk zijn dat de heer Van Tnerenhout daar niet langer deel van bleef uitmaken. Onderwijs en kwakzalverij zijn zaken die zooveel mogelijk van elkander dienen gescheiden te blijven. Het bestuur der Vereeniging tot wering van schoolverzuim alhier toont in zijn verslag met cijfers aan, hoe het kwaad nog wel niet geheel, maar toch met voortdurend beter gevolg bestreden wordt. Die cijfer» zijn door ons reeds vroeger opgegeven. Werd in het vorige jaarverslag gewaagd van ouders die metterdaad soms toonen de pogingen der vereeniging weinig te waardeeren, er zijn ook aangename voorbeelden van het tegendeel. Het jaar in jaar uit steeds voortdurend huisbezoek bij willekeurig schoolverzuim, bewerkt allengs dat de ouders er zich over gaan schamen. Toen onlangs een der bezoekers door eene vergissing met het huisnommer eene verkeerde woning bin nentrad, toonde daar de moeder zich zeer gekrenkt bij de vooronderstelling, dat op het schoolgaan van hare kinderen iets zon zijn aan te merken. Daar moet het heen! Bij ouders en kinderen moet het opgewekte bewustzijn van eer en plicht medewerken met het verlangen naar eene beloo ning of een prettigen middag aan het strand. Tegen den inbreker Zweers, den schrik der Ingezetenen van Amsterdam en Arnhem, die door zijn zeldzame behendigheid getoond heeft de lessen aan de „hoogeschool der misdaad," dat is de gemeenschappelijke gevangenis te Leeuwarden, met schitterenden uitslag te hebben bijgewoond, is door den adv.-generaai bij het gerechtshof te knnnen ontdekken wat eenig licht verspreidde. Gelukkig had ik een onweerstaanbare behoefte om te werken en ik geloof dat dit mijn behoud is geweest: zij bewaarde mij voor een alles ver terenden hartstocht, voor een doodelijke wan hoop; zij gaf mij een doel waarvoor ik gaarne wilde leven, terwijl ik anders liefst gestorven zon zijn. Een heviger aanval dan gewoonlijk van mijn oudé zenuwkwaal noopte mij tegen het einde van '32 den winter in een zachter klimaat te gaan door brengen. Ik bleef eenige maanden in het Zuiden van Frankrijk en te Nizza en begaf mij kort voor de vasten naar Bome. Het was volstrekt niet mijn eerste bezoek aan de Heilige stad en behalve het nooit verzadigd genot van de grootste kunstwerken, smaakte ik hier ook het genoegen om onde vrienden terug te zien. Bij elke vorige gelegenheid was ik naar Rome gegaan om te werken; maar nu Was ik met opzet lni, ten minste wat hoofd en handen aangingwant het was de eenige vacantietijd dien ik mij gunde. Het heerlijke klimaat van Frankrijk en Italië, de afwisseling, de aanblik van die grootsche, ten deele verwoeste kunstwerken, de kalmte, het werken zonder gehaast te zijn, dat alles had mijn gestel zooveel goed gedaan, dat ik mg sterker en gelukkiger gevoelde dan ik ooit sedert mijn zonderling avontuur geweest was. Een van de uitwerkselen van mijn ziekelijken Amsterdam, mr. Jolles, 12 jaren tuchthuisstraf geëischt. 's Mans verdediger heeft gepoogd aan to toonen dat hij niet toerekenbaar was, wegens krankzinnigheid of idiotisme Dat bleek, volgens den advokaat, ten duidelijkste uit zijn manier van stelen. Want hij liet soms zilverwerk (dat gemerkt is) en bankpapier liggen en stal allerlei kleinigheden. Daarenboven was hij onbegrijpelijk mild in 't uitdeelen van geschenken. 't Staat nog altijd niet deftig" en niet „solide", Multatuli anders dan als stylist of als dichter aan te halen. Maar als men zoo'n pleitrede leest, wordt men toch weder onwederstaanbaar herin nerd aan zeker hoofdstuk in zijn Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten, waarin hij ten slotte voorstelt „Eerbied voor billijkheid en gezond ver" stand te verheffen tot een „regel in rechten". Naar aanleiding van de verklaring, door den heer De Savornin Lobman bij de beraadslagingen in de tweede kamer over art. 33 der onderwijswet, dat op de openbare scholen in Zeeland de kinderen hunne bijbeltjes meebrengen, ze bij een bezoek van den inspecteur wegstoppen, om ze na zijn vertrek weer op tafel te leggen, vraagt een hol- landscbe collega in de Goesche Courant, aan de Zeeuwsche onderwijzers, of dit waarheid is? Zoo niet, dan wenscht hij dat er uit hun midden eene stem opga over den aangewreven smet dat zij zich aan wetsovertreding schuldig maken, en een huichelaarsrol in hunne scholen spelen. Hoe zonderling de strijd tegen de kwakzalverij, onvermoeid gevoerd door de heeren Bruinsma in hun Maandblad, soms werken kan, blijkt uit het volgende. Een apotheker, lid der vereeniging, had exemplaren van het Maandblad in koffiehuizen doen leggen en gaf aan een boer, die hem om een fleschje „stroop van moeder Seigel" kwam vragen, het laatste nommer van het blad te lezen, waarin dat wondermiddel aan de kaak werd gesteld. Wat kreeg hij tot antwoord „Det hek gusteren aovend al in 't koffiehuus elezen, 't is juust dnrum d'ek hier kum um zon fleske te haolen." De directeur der rijks postspaarbank, mr. As Kerdijk, bericht ons dat hem uit tal van brieven is gebleken, dat vele inleggers in de rijks-post spaarbank een verkeerde opvatting hebben van art. 8 van het koninklijk besluit van 10 Jan. 1881 {Stbl.no 2) en van hetgeen dienovereenkomstig op de binnenbladzijden van het spaarbankboekje vermeld staat. Zij meenen, dat de inleggers van den directeur der spaarbank een kennisgeving te ontvangen hebben, zoodra hun tegoed het bedrag van f 10 heeft bereikt. Dat is echter een dwa ling. De bedoelde kennisgeving wordt slechts toestand op mijn karakter, was een schrik voor nieuwe kennissen en vooral voor gemengde ge zelschappen. In den laatsten tijd had ik dit dwaze gevoel in zoover overwonnen, dat ik een trouwe bezoeker werd van het Café del Greeo (de verzamelplaats der artisten te Rome) en ook niet meer aarzelde gebruik te maken van de aan bevelingsbrieven, die mij door kunstbroeders en vrienden thuis gegeven waren. Het was een nieuw genot voor mij om de ateliers te bezoeken, zoo wel als de kerken en musea en ofschoon ik het zelf toen niet zoo merkte, begrijp ik nu heel goed welk een groote en schielijke verandering er in mij plaats had. Mijn geest herkreeg zijn veer kracht om aan de dwingelandij dor verbeelding weerstand te bieden, en zijn lang verbeurd recht te doen gelden om zijne eigen onderwerpen voor gedachte en fantasie te kiezen. Bij een vroeger bezoek te Rome had ik in het Café Greco kennis gemaakt met een Zwitserschen schilder, die mij veel belang inboezemde. Hij zag er uit gelijk hij was: „een man die door rampen ver volgd en den strijd tegen de fortuin moede was", iemand die van den beginne af zijn roeping gemist had en nu in de noodlottige dwaling ver keerde dat neiging en verlangen gelijk staan met macht en genie. Volstrekt niet misdeeld van verstand, volharding en talenten, bezat hij toch geen vonkje van het heilige vuur dat die edele gaven lontert in vormen, die den naam van hun verzonden na elke inlage van 10 of meer, d. i. zoo vaak éen inlage van zulk een bedrag wordt gedaan. Heden werd de tentoonstelling van kunst en nijverheid alhier door 253 personen bezocht. Heden is door het plaatselijk subcomité voor de noordelijke IJszeevaart te Middelburg aan het hoofdcomité te Amsterdam, als voorloopige bijdrage voor den vierden tocht naar het noorden van de Willem Barents, opgezonden. Aan inschrijvingen te Middelburg 453.70, van den heer P. L. Reepmaker uit Aardenburg 31.05, van den heer J. A. van Boven uit Ter Neuzen f 15,25 en van den heer J. H. C. Heyse te Zierikzee f 50, te zamen 550. Bij het subcomité voornoemd blijft de gelegen heid tot het inschrijven en het ontvangen van giften voor bovenbedoelden tocht opengesteld, waarvan wij niet twijfelen dat door velen nog gebruik zal worden gemaakt. Naar wij vernemen is de heer mr. C. de Witt Hamer, arrondissements-schoolopziener te Goes, belast met de waarneming der betrekking van districtsschoolopziener aldaar, opengevallen door het overlijden van den heer H. Q. Janssen. Zierikzee, 18 Mei. De Liberale kiesver- eeniging alhier vergaderde heden avond tot het stellen van een candidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer in ons district. Met algemeene stemmen koos zij het aftredend lid, den heer J. J. van Kerkwijk. Ofschoon al do aanwezigen, met het woord of onder goedkeuring van het gesprokene, zijne groote verdiensten erkenden, geschiedde en terecht de stemming niet zonder voorafgaand protest tegen zijn houding van den laatsten tijd, en in de hoop dat de gekozene want zijn herkiezing is zoo goed als zeker in het nieuwe tijdvak de vaan van het liberalisme, in 't midden van de troebele stroomen, die ons politiek leven beroeren, omhoog en onbesmet zal houden, en dat hij zal toonen een man te zijn uit éen stuk. Vóór het openen der vergadering hadden de bestuursleden tot voorzitter gekozen den heer mr. J. Moolenburgh, advocaat en notaris alhier, die, alvorens ze te sluiten, de aanwezigen uitnoo- digde om de bijeenkomsten trouw bij te wonen en de belangen der vereeniging, en daarna die onzer partij, te steunen en te bevorderen. Het is te hopen dat deze aansporing menig liberaal in ons district, die nu zit te dutten, tot betere dingen dan tot thuisblijven en werke loosheid zal opwekken. Laat ons toch toonen dat het onde vuur, dat ons eens zoo weldadig bezielde, slechts smeulde, niet uitgedoofd is. schepper eer aandoen. Toen ik hem leerde kennen was hij reeds bejaard en als iemand die met schrammen overdekt, den levensstrijd opgeeft die liever verder kalm berust dan met eerzucht te blijven worstelen met opgeruimdheid speelt, in plaats van te trachten de hoop levendig té houden. In den laatsten tijd waren wij groote vrienden geworden. Ik had hem leeren liefhebben en hij mocht mij ook lijden, geloot ik, en een van de gevolgen onzer vriendschap was een uitnoodiging om zijn atelier te bezoeken, in een der oude paleizen op de Piazzo del Popoio. Het kostte mij geen moeite om bet zijne te ontdekken, want erboven, ernaast en eronder waren ook ateliers van lieden die ik kende en den eersten morgen na mijn terugkeer van een uitstapje naar Albanië, bracht ik mijn beloofd bezoek. Tot mijn verba zing werd mijn tikken niet beantwoordmaar in de deur der naaste „woning" verscheen de huur der, mijn vriend Conway Charters. „Heila! zegl Hoe gaat bet?" riep hij en schudde mij op echt Engelsche manier de hand. „Gij zijt naar de Villa Hadriani geweest, zeggen zij. Heerlijk in de bergen om dezen tijd van het jaar, niet waar? Zoekt gij Stapfer „Ja, hij had mij gevraagd om zijne schilde ryen te komen zien." „Hij is in allerijl naar Zurich vertrokken, gij weet bij komt uit Zurich. Hij heeft tijding

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1