N°. 117. 124e Jaargani 188L Donderdag 19 Mei. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco f 5,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enzvan 1-7 regels 150 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubk Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlin Weenen, Zurich enz. Middelburg, 18 Mei. Een Indisch Ambtenaar op Reis. FEUILLETON. De groote Murillo della Merced. dook H» CARL. S. „Denk aan uw woord.Eer. Ter- geet alles. Zwijg Eenigen tijd geleden zijn reeds enkele zin sneden medegedeeld uit een rapport over eene reis, door den controleur le klasse J. van Wijk in het zuidelijk gedeelte van Atjeh ge daan. Nu dat verslag, uit de Indische bladen, voor ons ligt, blijkt het een belangwekkend stuk te zijn, eene leerzame bijdrage tot onze kennis van het kolonisatie-proces in onze O. I. bezittingen en niet minder van de eischen van kennis en karakter, bij dat proces aan onze Indische ambtenaren, de pioniers van het ont- ginnings werk, gesteld. De Indische ambtenaar, reeds op jeugdigen leeftijd vertegenwoordiger van ons machtig gou rernement tegenover onderdanen, die in de eerste plaats aan uiterlijk vertoon van deftig heid en betamelijkheid hechten, moet met de zeden, de gewoonten en de taal van het land op het nauwkeurigst bekend zijn. Yooral is dit het geval in een pas veroverd gewest als Atjeh. Iedere inbreuk op de door den Ooster ling zoo angstvallig in acht genomen étiquette, elke minder juiste of ongewone uitdrukking, zal opgenomen worden als een bewijs van zwakheid, als eene beleediging, of als iets waar heel wat achter steekt. Van den anderen kant moet hij weder ge makkelijk te naderen zijn, minzaam, joviaal zelfs, bij al zijn deftigheid. Met de hoofden bezoekt hij een volksfeest op de markt, tot viering van Mahomet's geboortedag. Met hen beraadslaagt hij op vergaderingen over al de belangen van hun land. Met hen zit hij aan een feestmaal, waar de beste stukjes voor hem af gezonderd worden, en ofschoon,schrijft de heer Van Wijk, „de zindelijkheid, de wijze van toebereiding en de soort der spijzen voor een Europeeschen smaak minder aanlokkend waren, liet ik mij zooveel mogelijk van alles bedienen en bemerkte dat dit door hoofden en bevolking met blijkbaar welgevallen werd aangezien." Zelfs in het verre Oosten worden er dus, als in het liedje van Béranger, en dinant, „zaken" gedaan en landen gekoloniseerd. t HOOFDSTUK I. Ik had vreeselijken dorst en trachtte mij op te richten, om den versterkenden drank te nemen dien hij gereed maakte, maar ik kon mijn hoofd niet van het kussen oplichten. Ik behoei niet over mijn toestand nit te wijden. Dank zij de kunde van Blake en de goedheid Gods, was ik de crisis van een hersenkoorts te bovenmaar nog moest de grootste zorg en vooral rust inachtgeoomen worden om mij geheel te doen herstellen. Blake zou met mij naar buiten gaan, zoodra ik de reis kon verdragen en hij weigerde hardnekkig mijne vragen te beantwoorden, ot mij toe te staan over iets anders dan allèdaag- ache dingen te spreken. „Wees nn verstandig, Charley", zei hij op Sijn grappige manier. „Later zullen wij genoeg gebrek aan discours hebben als we samen buiten zijn en ik met tabak en punch voor den dag kom. Dan moogt gij doorslaan als in een deba ting club." Wij waren echter reeds bijna een maand aan den yoet vaa Box Bill in de liefelijke vallei van Maar er is meer te doen dan aan tafel zitten en de „beste stukjes", met onderdrukten af keer, tot zich nemen. De opmerking is reeds vroeger gemaakt, dat het volk van Sumatra een geheel ander karakter bezit dan andere stammen in het zoo uiteenloopend gebied on zer O.-I. bezittingen; dat er veel van te maken, maar ook veel aan te bederven is. Een amb tenaar, aan de minder te vertrouwen pluimstrij kerij der Javanen gewend, zou hier geheel verkeerd staan. i Het karakter van de bevolking, zoo lezen wij in Het rapport, stemt merkwaardig overeen met dat der Maleiers van het gouvernement Sumatra's Westkust. Dezelfde vrijmoedige omgang van Hoofden en minderen» dezelfde zucht tot redeneeren en tot het voeren van diseus- siën, dezelfde nieuwsgierigheid en zucht tot onderzoeken. Op de meest vrijmoedige wijze werd ik door mindere hoofden en geestelijken geinterviewd over zaken, betref fende het bestuur, de staatsinrichtingen, de maatschappe lijke toestanden van het rijk in Europa en de overige Nederlandsche bezittingen in dezen archipel, terwijl weer anderen erop uit waren mij over onze godsdienstige Kitats t e ondervragen, waarbij het steeds mijn streven was hen te wijzen op dezelfde bron, waaruit de hoeken der heide godsdiensten voortkwamen en op het weinige verschil, dat er in het essentieels gedeelte tusschen onze heide gods diensten bestaat. Geheele avonden heb ik zoo in discours en vreedzame discussie met de hoofden doorgebracht, waarbij het mij vooral trof, dat sommige hoofden, die nauwelijks een derde van het gesprek konden verstaan, met aandacht de gesprekken volgden en somtijds de woorden in het Atjehsch lieten herhalen. Van fanatisme heb ik nergens een spoor ontdekt. Dit neemt echter niet weg dat er zeker, zoo als hij elk volk, ook fanatieken zullen schuilen onder de Mo hammedanen dezer streken en deze komen uit den aard der zaak minder met den ambtenaar, die het land bezoekt, in aanraking; doch dit is zeker dat de godsdienst, hoewel zuiverder nagevolgd, minder stipt wordt nageleefd dan "in het gouvernement Sumatra's West kust het geval is. Van de hoofden die mij vergezelden, volgden er geene de dagelijksche gebeden op, niettegen staande ik hen meermalen daaraan herinnerde, dat zij die niet om mij behoefden te verzuimen, en hoezeer de Mo- hammedaansche godsdienst in staats- en rechtsvorm diep is doorgedrongen, zooals misschien in geen ander land van den archipel, behooren de rrome Moslims tot de zeldzame uitzonderingen. Deze houding van clen gouvernements-reizi- ger zal ongetwijfeld weder niet in den smaak vallen van hen, die verlangen zouden dat het geheele werk der Nederlandsche kolonisatie dienstbaar werd gemaakt aan de prediking van het Christendom. Een controleur, die aan de Atjehers den indruk zoekt te geven dat de gods- Dorking geweest, eer Blake bovengenoemde heer lijkheden voor zichzelf voor den dag haalde; maar terwijl hij ze mij nog streng verbood, be haagde het hem toch alle belemmeringen voor een vrij gesprek op te heffen. „Nadat gij in twaalf uur tijds drie pond lamsvleesch en zeven glazen bier verorberd hebt, Charley, gij slokop en tot tweemaal toe den berg opgeklommen zgt, als een jeugdige gems die iets in zijn oor heeft dat hem hindert, mag ik n, geloof ik, doen deelen in elk aangenaam ge sprek waar wij lust in hebben. Wat voor soort van drinken had men n toch gegeven dien avond toen gij thuis gebracht zijt?" Het kostte mij heel veel moeite om mij de omstandigheden voor den geest te halen en ik antwoordde: „Drinken, Morris! ik dronk niets dan wijn en water." „Herinnert gij u dan niet dat gij dronken geweest zijt?" „Ik dronken „Ja, dronken." „Neen", betuigde ik verontwaardigd, „dron ken, hoe komt gij eraan! Ik was heel ziek, maar ik had niets gedronken o, nn herinner ik mij „Ha, ha, wat herinnert gij u Charley?" „Toen ik flanw viel gaf men mij een likeur glaasje met iets sterks." „Ik zou wel eens willen weten in welk ge selschap gij geweest waait met uwe zwarte dienst van Jezus en die van Mahomet, wathnn beginselen betreft, veel met elkaar overeen ko men, wijkt zeker even ver af van het ideaal van den heer Keuehenius, als een resident, die aan een zendeling te kennen geeft dat hij geen gemoedsbezwaren tegen de van regeeringswege aanbevolen inenting behoort te doen ontstaan, of als een gouverneur-generaal, die de katho lieke geestelijken zoekt te beduiden dat er in den Indischen archipel streken genoeg zijn, waar zij zonder mededinging werkzaam kunnen zijn, om niet bij voorkeur de reeds tot het protestantisme bekeerde bevolking van de Mi- nahassa te doen zien welk een tweedracht er onder de verschillende belijders van den gods dienst der liefde bestaat. Maar aan deze ge dragslijn, aan deze onpartijdigheid, wil men 't onverschilligheid noemen, 't is ons ook wel, tegenover de godsdienstige denkbeelden dei- onderworpen volken heeft ons kleine Neder land het te danken, dat het sedert drie eeuwen eene groote koloniale mogendheid is, en dat in ons gebied het doen ontbranden van godsdienst oorlogen wel vaak door dwepers en oproer makers beproefd, maar onder de bevolking nooit gelukt is. De controleur Van Wijk heeft echter meer gedaan dan gezellige gesprekken gehouden over godsdienst, staat en maatschappij. Het nut der inenting heeft hij aan.de Atjehsche hoofden hekend gemaakt en van hen de op merking vernomen, dat het huD reeds opge vallen was: „hoe weinig Europeanen en Ja vanen kenteekenen van de pokziekte hadden." De pepertuinen heeft hij bezocht, waarvan vele tengevolge van den oorlog in een staat van verwaarloozing verkeeren. De aangevan gen koffieteelt heeft hij bezichtigd en den in druk verkregen dat de grond, in dit gedeelte van Atjeh, daarvoor niet bijzonder geschikt lijkt, niettegenstaande een vorig gouvernements reiziger, de controleur De Jaager, aan de hoofden reeds middelen tot verbetering aan de hand heeft gedaan. Naar de vogelnesten-in zameling heeft hij onderzoek gedaan en bevonden dat dit gevaarlijk bedrijf, dat op de rotsen aan Java's Zuidkust een belangrijke pachtsom op brengt, hier niet meer dan 3 4000 gulden doet verdienen. -Van aardappelen heeft hij gemerkt dat de Atjehers zulke liefhebbers zijn, dat zijne bezoekers niet konden nalaten, als zij er kans toe zagen, nit zijn eigen voorraad een vrouwen en prinsessen want die hebben u betooverd, Charley." „Goede hemel, Blake! Wat meent gij?" „Wat ik zeide. De mannen die u thuis brachten en in uw bed stopten, zeiden dat gij aan tafel te diep in het glaaBje gekeken hadt die schelmen? Hadden zij u bestolen?" „Bestolen wat een idéé!" „Zoo! Ik dacht dat wij u geheel uitge plunderd zouden vinden, totdat wij zagen dat gij uw geld en uw horloge nog bjj u hadt. Hier is een pakje dat zij afgegeven hebben. Ik zou het u wei eerder gegeven hebben, maar er staat iets zóo geheimzinnigs op, dat gij er hersenkoorts van zondt kunnen krijgen als gij er nog geen gehad hadt Blake kreeg een klein, zwaar pakje, in dik bruin papier gewikkeld en stevig vastgebonden met een tonw; maar eer hij het mij overreikte las hij de volgende woorden, die er met rooden inkt, in 'drukletters, op een wit papiertje, op zijde opge plakt waren: Ik maakte bevende het pakje open; het bevatte twee rollen, ieder van vijf en zeventig blinkende, nieuwe souvereinen. Ik kon niet nalaten aan mijn zwart gesluierde lastgeefster te denken en te mompelen. „Gij ziet dat wij ons aan onze a/acftpraak houden." „Ja, dan moet er wel een echte koninklijke prinws ia het spel zijn!" riep Morris nit. paar stuks in hun zak te steken, om te pooten. Zoodra de heer Van Wijk dit gezien had, begon hij uit eigen beweging zijn aardappelenschat rond te deelen, waarbij hij raadgevingen voegde omtrent de teelt, welke met belangstelling werden aangehoord. De zijdeteelt heeft hij in verval bevonden, een gevolg naar 't schijnt daarvan, dat de tijgers in de laatste jaren zoo talrijk en brutaal zijn geworden, dat de inlan ders het voor de zijdewormen benoodigde voed sel (een kruid, daoen kertaniet meer op de bergen durven te gaan zoeken. Diezelfde oor zaak, te weeg gebracht door den verwilderden en ontvolkten staat des lands na den langdurigen oorlog, heeft in de pas aangelegde koffietuinen reeds aan vijftien menschen het leven gekost, zoodat ook deze door de bevolking verlaten worden. Tabak wordt geteeld, doch alleen voor in- landsch gebruik. Groote velden suikerriet werden aangetroffen, die er zeer goed uitzagen, doch waarvan de oogst op de zeer primitieve, ruwe wijze der inlanders wordt behandeld en hier door weinig waarde heeft. De staatkundige toestand eindelijk was, in dit gedeelte van Atjeh, dat geen gevolgtrekkingen wettigt omtrent den staat van zaken in andere deelen van het gewest, zeer bevredigend. Het altijd gewapend rondloopen der bevolking, een vruchtbare oorzaak van twist en vechtpartijen, begon in onbruik te raken en het hoofd van Lhoöng was voornemens het dragen- van kle wangs (hakmessen) in zijn gebied te verbieden, waartoe de controleur hem sterk aanmoedigde. Overal waar de reiziger zich vertoonde werd hij vriendelijk, zelfs voorkomend, ontvangen; van roofzucht had hij geen last, niettegenstaande alles wat hij bij zich had, voortdurend beke ken en betast werdmet kleine geschenken, onbeduidend van waarde doch niet van be- teekenis, vervolgde men hem en betaling nam men gewoonlijk niet, of alleen op zijn aandrang en naar zijn eigen schatting, aan. Zoo geeft ook dit rapport ons weder een beeld van den schoonen en zelfstandigen werk kring, waartoe de Nederlandsch-Indische amb tenaar geroepen wordt. Wordt ons koloniaal gezag in den regel gebouwd op de dapper heid onzer officieren en soldaten, vindt het zijn waarborg en zijne zekerheid in het ontzag voor onze wapenen, het kan slechts stevig worden en nut stichten door het voorzich- Zijn verbazing was nog grooter dan de mijne en hg werd zeer nieuwsgierig. Onder het gien had ik zooveel verraden, dat ik door hem de heelö geschiedenis te vertellen niets anders deed dan de verschillende tafereelen die hij kende, met elkaar in verband brengen. Ik kon het volste vertrouwen stellen in zijn stilzwijgen en in zijn gezond oor deel, terwgl bovendien zijn groote menschenkennis, zijn scherpzinnigheid en zQn groote vriendschap voor mij, hem juist geschikt maakten om mijn raadsman te zijn, nu ik zoo dringend behoefte had aan raad. Want het geheim van het hoofd van dien doode lag weer als een zware misdaad op mgn geweten en drukte mij te zwaarder, omdat ik mij herinnerde mgn woord gegeven te hebben, zonder in het minst te vermoeden dat het moest dienen om zulk een afschuwelijk, verdacht feit te verbloemen. Mgn besluit was spoedig genomen en ik vertelde hem het heele geval. Hg luisterde zonder mg in de rede te vallen; maar ik merkte aan de kracht waarmede hg zat té dampen dat hg niet weinig opgewonden werd. „En nu Morris" vroeg ik, toen mijn verhaal uit was. „Wat moet ik nu doen?" „Niets" antwoordde hij met nadruk „voor eerst Charley omdat, zooala die deftige zwarte vrouw" u gezegd heeft het u niet aangaat; en ten tweede omdat het toch tot niets zou leiden.'! (Wordt wmj^j

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1