WILLI. BUITENLAND. MIDDELBURGSCHE COURANT De Kunstboter-industrie in New-York. BIJVOEGSEL. Maandag 18 April 1881. N° 91. Personeele belasting en Patentrecht. Middelburg 16 April. Staten-Generaal. Belgische brieven. YAK DE VAN De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien de circulaire van den commissaris des konings in Zeeland van den 9 April 11. (Provin ciaal blad no. 50), betrekkelijk de personeele be lasting en het patentrecht voor het dienstjaar 1881/82 5 maken bekend: 1» dat met het primitief beschavingswerk van de belasting op het personeel, vastgesteld bij de wetten van den 29en Maart 1838 (Stbl. no. 43) en van den 24en April 1843 (Stbl. no. 15), in deze gemeente een aanvang zal worden gemaakt op Zaterdag den 7 Mei a., en alzoo de aan de ingezetenen uit te reiken beschrijvingsbiljetten, met den achtsten dag daarna, vanwege den ont vanger der directe belastingen, zullen worden op gehaald 2° dat door het gemeentebestuur om, ingeval eener herziening van het aangegeven bedrag der huurwaarde of van het aantal deuren, vensters en haardsteden, als tegenschatters van de zijde der belastingschuldigen te dienen, zijn benoemd G. Jeras, C L. van Sorge, J. F. M. v.d. Heil en J. P. Akkerman; 3° dat, wat het patentrecht betreft, bepaald is, dat, met uitzondering van patentplichtigen vermeld onder no. 47 tot 40 van tabel XIV, zijnde de slijters, tappers, kroeghouders en koffiehuishouders, die niet in de gewone beschrijving zullen worden begrepen, maar aan wier huizen, zoodra mogelijk na den ingang van het dienstjaar en zonder de gewone beschrijving af te wachten, een declaratoir zal moeten worden bezorgd, hetwelk na verloop van drie dagen weder zal worden opgehaald, voor zooveel aangaat alle overige patentplichtigen, bedoeld in de eerste vijftien tabellen der wet van den 21 Mei 1819 (Stbl. no. 34) 0 de aangiften of verklaringen ter verkrijging van patent, zullen worden uitgegeven van den 7 tot en met 14 Ai ei; 1 die verklaringen, behoorlijk ingevuld, zullen moeten zijn ingezonden op den 31 Mei e het register van gemelde patentplichtigen zal worden gestoten op den 23 Juni, terwijl, ofschoon na dien tyd de aanneming van aanvragen om patent de gewone algcmeene beschrijving betref fende, niet zal worden geweigerd, in alle gevallen, de mogelijke gevolgen, die uit een minder tijdige aangifte voortvloeien, altijd voor rekening der nalatige patentplichtigen blijven. Tevens worden de pafentplichtige slijters, tap pers, kroeghouders en koffiehuishouders, onder mededeeling dat hunne patenten van af den len Juni a. ter hunner beschikking op de gemeente secretarie verkrijgbaar zijn, opmerkzaam gemaakt, dat het patent niet zal mogen worden afgegeven en het daarbij uitgedrukt bedrijf niet zal mogen worden uitgeoefend dan nadat het verschuldigde over het voorafgaande jaar ten volle zal zynaan gezuiverd. Eindelijk wordt ieder aandachtig gemaakt op de wijziging welke eene der vrijstellingen van vrouwelijke bedienden bij art. 5 der wet van den 9 April 1839 (Stbl. no. 59) heeft ondergaan, op die welke in de twee eerste paragrafen van art. 27 der wet van den 29 Maart 1833 (Stbl. no. 4) bij art. 7 dei zelf de wet van 1869 zijn gebracht, alsmede op de verplichting om bij de bezwaar schriften, ingevolge art. 1 der wet van den 4 April 1870 (Stbl. no. 60), over te leggen een du plicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van vijf cent bij den rijks-ontvanger verkrijgbaar gesteld. Middelburg, den 14 April 1881. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKÉ. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Dezer dagen wordt weder de inteekeningslijst 4 Novelle van August Beclcer. „Verbaasd keek ik in den donkeren, vochtigen gang, waaruit my een vunzige, bedorven lucht tegenwoei. „Wat moeten wij hier uitvoeren, oude jongen?" vroeg ik knorrig; maar de oude jongen zei kalm „Geduld maar! Vertrouw op mij,per aspera ad ostra, per angusta, ad, augusta. Wij stijgen omhoog 1" „En wij beklommen een rechte, steile trap, terwijl ik mij aan hem vast hield. „Naast ons, achter de muren, vernamen wij een sterk gedruisch en een geregeld herhaald geroep, terwijl de vochtige, warme damp en de vunzige lucht nog sterker werden. „Wat is dat voor een leven en voor een lucht? Dat is al heel vreemd 1" „Om het even. Laat mij maar begaanzei Tappes. Gij ruikt mout en gist." In éen woord, wy bevonden ons boven een brouwery en toen ik myn verbazing hierover uitsprak zei myn gids weer verspreid tot het verkrijgen der benoodigde bij dragen voor den vierden tocht der Willem Barents naar het Noorden. De kosten worden geraamd, even als over vorige jaren, op 14 a 15000 gulden, terwijl bovendien 3600 besteed is moeten worden tot herstelling der op de derde reis geleden averij. De behoefte is dus, met vroeger vergeleken, dit jaar nog grooter. Dat het geld er echter komen zal, daaraan mag ditmaal niet getwijfeld worden. Het ligt niet in den Nederlandschen aard, eene eenmaal aangevatte zaak te laten steken. Men is thans gewend geraakt aan het denkbeeld, dat onze vlag zich jaarlijks te midden der ijsvelden en der be sneeuwde kruinen van het Noorden vertoont, als een teeken dat Nederland nog leeft, en men zal niet willen dat dit ophoudt. Vooral nu het plan der reis eer uitgebreid dan ingekrompen wordt, nu het voornemen is, zoo mogelijk, een weinig vroeger te vertrekken, eerst Spitsbergen ar.n te doen en daarna in de Kara-Zee tot aan den Jenis- seï-mond door te dringen, zal de medewerking tot den tocht eer toe- dan afnemen. „Mogen grootere natiën, zoo schreef het hoofd-comité in December jl., nu en dan be- langryke ontdekkingsreizen met stoomschepen doen, Nederland toone door het telken jare uitzenden van zijn Poolschip, den ouden geest van volharding te hebben behouden. Deze jaarlijksche tochten, eene uitnemende oefenschool voor onze zeelieden en ook uit een wetenschappelijk oogpunt met zoo groot succes bekroond, zijn van groot belang voor de kennis der yabe wegingen in de Noordelijke zeeën, die op hare beurt, behalve aan de wetenschap, ook ten nutte komt aan grootere Pooltochten, de Willem Barents heeft reeds nu aan de Eira den weg naar Frans-Josepbland ge wezen, en licht verspreidt ten dienste van den handel op de Siberische rivieren." Rivierdijken. Het waterstaatsbestuur is meerendeels niet ge schikt voor regeling by de wet, het meerendeel behoort tot de uitvoeringniettemin blijft voor een belangrijk gedeelte eenige regelen te stellen door den wetgever, en d.e reg. heeft nu een wets ontwerp ingediend tot „verdediging van de rivier dijken ingeval van ijsgang en hoog opperwater," houdende eenige regelen betreffende: lo de verplichting van de dyksbesturen tot bewaking en verdediging van de waterkeeringen bij ijsgang enz.; 2o hun verhouding in dat geval tot de amb tenaren van den rijkswaterstaat; 3o bevoegdheid van den waterstaat om zelf handelend op te treden. De zorg voor sommige dijkvakken is aan de ge meentebesturen opgedragenin Limburg bestaan dienaangaande geen bepalingenook elders bestaan vaak geen vaste regelen. De wet moet %nn zorgen voor de noodige eenheid in tijden van gevaardit wetsontwerp beoogt dat, doch zonder in de bestaande verplichtingen verandering te brengen; slechts de grondslagen regelende, maar zonder in détails te treden omtrent dijkleger enz., hetgeen aan de besturen blijft overgelaten. Of schoon de besturen gewoon zyn, hun taak in tijden van gevaar met grooten ijver en waakzaamheid te vervullen, wordt voorts de bevoegdheid van het algemeen waterstaatsbestuur geregeld om op te treden als de besturen,waarom dan ook niet handelen, evenwel met waarborgen, tegen willekeur of onnoodige maatregelen. Grondslag is, dat de waterstaatsbesturen ty- dingen zullen mededeelen en van raad en hulp zullen dienen, en omgekeerd dezelfde verplichtingen dier besturen jegens de ambtenaren. De riviercorrespondentie, de po3tenschakel van kondschap, werd meent de reg. in onzen tijd, door de telegrafen, bijna geheel overbodig; van daar dat het ontwerp nu alleen bepaalt, dat van rijkswege waarnemingen zullen worden ge daan, waarvan rapport wordt overgebracht. De ysopruiming en het verzekeren van een spoedigen afloop van overstroomingswater worden mede tot de bevoegdheid van het algemeen be stuur gebracht. Verschillende bijzonderheden blijven overigens buiten de wet, terwijl veel aan regeling bij alg. maatregel van inw. bestuur wordt voorbehouden. „Om het even Geduld maar 1" Hij gebruikte die woorden wel wat dikwijls, dat zult gy ook wel gemerkt hebben. „Ja, ja!" stemde de apotheker in, „men wend zich die stopwoorden zoo licht aan; gij, mijnheer de raadsheer, zegt bijv. telkens Genoeg! Goed 1" „Ik Niet dat ik weet." „Gij kunt erop aan; ik beroep mij op het gezelschap." „Doet niets ter zake," merkte de collega van den heer Ramm aan. „Ik verzoek om voort zetting van het verhaal." „Goedbegon de raadsheer weer, nadat hij zich mét een glaB punch versterkt had. „Boven aangeland, tastte ik naar de schel, waarop Tappes my echter by den arm greep en zelf op een koperen knop in de denrpost drukte. Weldra sprong de deur open en stonden wy op een goed verlicht portaal, waar my, terwyl de meid onze hoeden en jassen aannam, het geluid van violen met een eigenaardig gerammel en gekletter vermengd in de ooren droDg. Nieuwsgierig volgde ik mijn vriend in een groote, verlichte zaal, waar hij door allerlei jonge heeren en dames vriendelijk toegeknikt werd. Tappes was hier geen vreemdeling, dat was duidelyk. Ook de oudere dames, die langs den muur zaten, schenen hem te kennen. Juist begon weer een viool met begeleiding van guitaar een vreemdsoortig stuk, in een buitengewoon snel en Zoo zal zulk een besluit de in art. 1 bedoelde waterkeeringen (der groote rivieren) moeten aan wijzen. Art. 5 schrijft een jaarlijks in November te houden schouw over de noodmaterialen voor. Art. 7 constateert dat persoonlijke diensten kunnen worden gevorderd. Naar art. 10 zijn de waterstaatsambtenaren in het algemeen niet tot handelen op eigen gezag, buiten orders van mi nister of commissaris bevoegd, tenzij by oogen- blikkelijk gevaar. Er is in den staat New-York eene groote oppo sitie ontstaan tegen de vervaardiging van margari ne-olie en de daaruit gemaakte kunstboter, sedert enkele jaren een niet onbelangryk onderdeel der New-Yorksche nyverheid. De bestrijding dezer nyverheid gaat natuurlyk uit van de zuivelberei- ders, en om de juistheid van het standpnnt, waarop deze zich plaatsen, na te gaan, willen wij met een enkel woord ophalen wat margarine-olie en kunstboter zijn. In Amerika was men, toen de uitvinding van Mége Mauries. om uit ossenvet een surrogaat voor boter te bereiden, haren weg in de nijver heid had gevonden, vol tegenzin in het nieuwe product. Er werd met meer of minder recht beweerd dat de afval der slachthuizen voor deze boter werd gebruikt, en de hulp der wetgeving werd ingeroepen om beperkingen in het leven te roepen tegen het maken en verkoopen van het product. Juist deze wettelijke waarborgen zijn wellicht de groote oorzaak geweest van de op komst der kunstboter-industrie, wijl het product, naast de gewone boter, volkomen recht van bestaan heeft onder zijn eigen naam, oleomargarine of hoe men het noemen wil, en door de beperkingen der wetten niet meer bedriegelijk als zuivelproduct werd verkocht. De bewerking waardoor men de kunstboter, om den Nederlandschen naam te behouden, verkrijgt, is zeer eenvoudig. Eerst wordt de margarine-olie bereid uit zuiver ossenvet. Het vet van de ge slachte beesten wordt dadeiyk naar de fabriek vervoerd, waar het zorgvuldig gezuiverd wordt, opdat er geen stukje weefsel of andere voor de bereiding hinderlijke zelfstandigheid in zou blijven. Dan wordt het gemalen en in groote ketels ge worpen die in kokend water staan en waarin het vet tot zekere temperatuur wordt gebracht en ontdaan van alle zelfstandigheden welke in die temperatuur niet oplosbaar zyn. Van deze laat ste wordt later talk gemaakt. Uit de ketels wordt het aldus verkregen gezuiverd yet in vaten overgegoten, waar het, wyl er nog stearine in is, spoedig hard wordt. Nog slechts éene bewerking is dan noodig om de olie te verkrygen. Het vet wordt in wit linnen zakken aaa zwaren bydraulischen druk onderworpen en de uitgeperste olie vloeit door buizen naar een ander gebouw, waar ze in vaten wordt getapt. Ze is dan geheel smakeloos en reukeloos, helder geel en volkomen zuiver. In dezen vorm wordt zy in groote hoe veelheden uitgevoerd; o. a. werden in het begin van Maart in éene stoomboot 3000 vaten, ongeveer een millioen Eng. ponden bevattende, naar Ne derland verscheept. Om boter te verklagen, karnt men deze olie, vermengd met versche melk. Het eenige wat er dan nog bijkomt, is wat zout en de bekende plantaardige kleurstof anatto- Nu zal men wel niet willen beweren dat tegen dit product eenig vooroordeel mag bestaan op grond van de gebruikte grondstof en de wyze van behandeling. Iets anders is het of men de kunst, boter moet verkiezen boven gewone boter, en het zal wel eene groote zeldzaamheid zyn als iemand gewone boter van den eersten rang laat staan voor het margarine-product. Het zijn twee han delsartikelen die men geheel van elkander moet afscheiden. De indisecte gevolgen van de margarine-fabri- catie in Amerika waren ook voor den landbouw niet te versmaden. Vóór de uitvinding van den Franscben scheikundige werd van het ossenvet enkel talk gemaakt, die f .15 het pond op bracht; nu echter maakt men er olie van voor 40 50 cent het pond, stearine die 20 ct. het pond opbrengt en buitendien nog talk. Alleen het te New-York geslachte vee brengt daardoor wekelijks f 100.000 meer op, en de bereiding houdt 500 a 600 man aan het werk. Drie of vier kuiperijen zijn alleen bezig om vaten te maken voor éene groote fabriek van margarine-olie en het vervoer van vet uit de slachthuizen staat des nachts niet stil. De staat heeft de fabrikanten door de wet ge dwongen en zeer terecht om de vaten waarin de boter gepakt wordt en het papier waarin kleinere hoeveelheden gewikkeld zyn, met een onderscheidingsmerk te voorzien, en om hunne waar oleomargarine te noemen. Niet- tsgeustaande dus is gezorgd dat het publiek weet wat het koopt, heeft de kunstboter-nij verheid zeer groote afmetingen aangenomen. De fabrikanten trachten in den regel de wet niet meer te ont duiken en adverteeren hun prodnct voor hetgeen het werkelijk is. Anders is het met de tweede hand. Een aantal kooplieden hebben margarine- boter naar Europa verscheept en ze daar voor gewone boter verkocht, na ze overgepakt te hebben. Dat is echter niet de zorg van de Amerikaansche regeering, maar van de landen waar het product onder valsehen naam wordt ingevoerd. In den staat New-York tracht men nu van de wetgeving eene groote beperking, zoo mogelijk vernietiging dezer bloeiende industrie te verkrijgen. Dit schijnt hoogst onbillijk. Her haaldelijk is door scheikundigen van den eersten rang getuigd dat de margarine-boter geen enkel voor de gezondheid schadelijk bestanddeel bevat en dat er geenerlei bezwaar bestaat tegen de wijze van bereiding, welke trouwens zoo eenvoudig mogelijk is. De fabrikanten willen de wet naleven, welke hen noodzaakt hun product niet voor iets anders uit te geven dan het is. Er schijnt dus tegen de fabricatie geen enkel bezwaar te bestaan. De tegenstand gaat dan ook niet uit van de bereiders van gewone boter der eerste qualiteit, maar van de lieden die uit onkunde of winzucht het walgelyke product bereiden dat onder den naam van boter derde of vierde qualiteit bekend is en bij de aanraking den eigenaardigen in druk van pomade geeft. En daarmede kan de kunstboter concurrceren, wijl ze beter van smaak is, stijver blijft en niet zoo licht ranzig wordt. Als men daarenboven weet dat thans te New-York goede gewone boter per Eng. pond (4.53 kil.) betaald wordt met /la/ 1.25 en de oleo margarine met f 0.625, dan kan er voor den staat zeker geene reden bestaan, om de bereiding van dit product te dwarsboomen. Brussel, 15 April 1881. De politiek is met de heeren senatoren en kamerleden de stad uitgetrokken. Men spreekt voor het oogenblik noch van de benoeming van een burgemeester te Brussel, die thans zeker schijnt uitgesteld te zyn tot na de vernieuwing voor de helft van den gemeenteraad in October a. s., noch van het beruchte artikel acht van de middelbaar onderwijs-wet, dat, niettegenstaande de pogingen van de uiterste linkerzijde, in de wet behouden is. In de salons waar men in de stille week nog ontvangt, loopen de gesprekken hoofd- zakelyk over een echtscheidingsproces vol schan dalen van een echtpaar uit de groote wereld, hartstochtelijk tempo, met een zonderling rithmus Het klonk als Zigenner-muziek. Maar noch de dikke violist, noch de blonde, langharige guitaar- speler, hadden iets van Zigeuners. Toch waren aller oogen gevestigd op vier paren, die in qua drille orde gesteld waren en zich op de maat der muziek bewogen, en weldra zoo snel rond draaiden, en zoo hartstochtelijk stampten, dat de rokken zwierden en de sporen kletterden. Eenigszins ter zyde, op een open plek, stond een magere, eenigszins gebogen vrouw, met holle oogen, een bruinachtige gelaatskleur en een grooten mond, die met een vinger dien wilden dans als met een tooverstaf bestuurde. Da dan seressen onderscheiden zich van de overige jonge dames, alleen door hare iets hooger opgenomen rokken. De vier heeren droegen echter buisjes met tressen en nauwsluitende pantalons, eveneens met tressen bezet, en glimmende hooge laarzen, met zilveren sporen. „Zijn het geen Hongaren vroeg ik. „Ja, het zijn Magyaren, die hier studeeren." „Wat dansen zij eigenlijk „Den Csardas, hun volksdans," verklaarde Tappes. „En de dames, wie zijn dat „De dames Ja dat kan ik u zoo juist niet zeggen het zijn altemaal brave meisjes, die voortreffelijk dansen. Men vraagt hier niet veel naar stand of saam. Geduld maar, gjj kunt u hier niet compromifteerenwant gij bevindt u in het danslokaal van Fanny Miller en moogt het u tot een eer rekenen dat gy toegelaten wordt!" Dit zeggende bracht Tappes mij, toen de dans geëindigd was naar de vrouw met de holle oogen en stelde mjj voor. Ik werd tamelijk welwillend ontvangen, ook door haar Veel jongeren echtge noot, (den directeur en eenige violist van het orkest) die een zekere terughoudendheid jegens de dames aan den dag legde, doch met de heeren op een goeden voet wist te komen. Het waren stu denten, polytechnici, onderofficieren en luitenants, ook eenige jonge kooplieden, die allen de danslessen van madame Fanny Miller bezocht hadden en elkaar ook op deze avond-„oefeningen'' tamelijk goed verdroegen. Genoeg! Ik was dus voorgesteld en werd spoedig als een aanwinst beschouwd. Waarom ook niet Van klein kind af door myne zusters ge dresseerd, was ik op de bals in de kleine aoade- miestad steeds haantje de voorste geweest. Deze ervarenheid kwam mij hier bijzonder goed te pas, daar het er vooral op aan kwam, lieftalige danse ressen voort te helpen; ik heb mij dan ook bij menig verlegen, bedremmeld juffertje verdienstelijk gemaakt als zy aardig was ten minste anders deed ik het niet. Ik bezocht die oefenings avonden bij Fanny Miller bijna geregeld tweemaal in de week, nadat ik nog een les in de Csardas had bijgewooud. Het was een aangename gelegen-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 5