m 88.
Ï24e JaargangJ
1881
Donderdag
14 April.
WILLI.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel. -
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité O. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 13 April.
IDDELBIIRG
De heer B. H. Heldt deelt thans in het Han
delsblad het verzoekschrift mede, dat door de
schrijvers der marinewerf te Amsterdam aan den
minister van marine is ingediend. Het daarop
betrekking hebbende adres van het Werklieden
verbond aan de tweede kamer hebben wij in ons
nr. van den li» dezer (Bijvoegsel) vermeld.
Het verzoekschrift der schrijvers luidt, volgens
den heer Heldt, aldus:
Aan Zijne Excellentie den minister van marine.
Excellentie
Geven met verschuldigde eerbied te kennen, de onder-
geteekenden, allen schrijvers aan 's Eijks marinewerf
te Amsterdam,
dat ofschoon zij in de laatste jaren wel blijken van
waardeering verkregen hebben, door in den rang gesteld
te worden van mindere geëmployeerden 2de klasse, zij
echter wat hunne stoffelijke belangen aangaan, niet voor
uit gekomen zijn;
dat, nu zij den titel van mindere geëmployeerden ver
kregen hebben, zij ook vatbaar schijnen om 's Eijks en
stadslasten te dragen, waar een werkman, met veel hooger
daggeld dan zij, over het hoofd gezien wordt
dat zij als minder geëmployeerden voor hun kinderen
geen toegang kunnen verkrijgen op de kostelooze school,
waar de werkman met veel grooter verdiensten zijn kin
deren ziet toegelaten;
dat er tusschen het minimum en maximum hunner
daggelden geen ruimte is, hetgeen loopt van 1 tot 2
dat de verhouding der traetementen hij andere departe
menten voor de schrijvers veel gunstiger is, waar het
maximum 800 a f 1000 's jaars bedraagt;
dat in vakken op 's Eijks-marinewerf de mindere
geëmployeerden 2e kl. ook vatbaar zijn om mindere geëm
ployeerde le kl. te worden, hetgeen hij de schrijvers niet
het geval is;
dat, wat hunne werkzaamheden aangaat, zij zich ten
volle gerechtigd achten zich tot Uwe Exell. te wenden
daar zij toch degenen zijn, die moeten zorgen voor gere
gelde opgave van werkzaamheden en tijd, en het dus van
hun ijver en oplettendheid afhangt, of de administratie
op waarheid gegrond is.
Zoo wenden zij zich tot Uwe Exellentie met nederig
verzoek, verbetering in hnn lot te willeu brengen, opdat zij
voortaan niet alleen deelen in den naam van minder
geëmployeerden, maar alle voordeelen, die hun rangge-
nooten op 's Eijks Werf genieten, ook deelachtig mogen
worden.
't Welk doende,
(volgen handteeJeeningen).
Is deze tekst juist, en daaraan valt niet te
twijfelen, dan is het, naar onze meening, duidelijk
dat aan de adressanten niets onbehoorlijks te
laste gelegd kan worden en de kun opgelegde
straf van 3 maanden inhouding van 50 cent
Novelle van August Becker.
Een gure avondwind joeg de wolken voorbij de
maan en rukte de reeds geel geworden bladeren
van de boomen in den tuin, zoo dat zij over de
paden en grasperken heendwarrelden.
Daar binnen in de verlichte zaal van het Casino
eener Duitsche stad van middelbare grootte was
het balavond.
Eigenlijk was het slechts een „balletje," zoo
als men daar alle danspartijen noemde waar men
niet in groot tenue behoeft te verschijnen, maar
daar het orkest volgens het algemeen gevoelen
in die stad althans zeer goed, zelfs uitstekend
was, verzamelden zich ook oudere heeren, die al
lang niet meer dansten en ook gewoonlijk geen
lust gevoelden om de dansende jeugd te zien aan
de deur der zaal om naar de muziek te luisteren.
Slechts drie of vier heeren van meer gevorder
den leeftijd hadden zich geheel afgezonderd, in
een eenigszins afgelegen rookkamertje, ten einde
naar hartelust te kunnen dampen, drinken en
praten. Daar zij anders geen kniesooren of spel
brekers waren en steeds bereid om in de alge-
daags, niet zonder reden een „gruwelijk onrecht"
genoemd is.
De toon van het adres toch, is zakelijk, duidelijk,
op den man af, vrij van stadhuiswoorden of
onverstaanbare uitdrukkingen; maar bevat niets
waarom men het „zeer ongepast en aanmatigend"
zou inogen noemen, zooals blijkens de Amst. Ct.y
„het eenstemmig oordeel van alle superieuren"
geweest is. (M. Ct. van 12 dezer). Een werk
man drukt zich anders uit dan een notarisklerk,
en iemand die vermeerdering van loon verzoekt,
is in het oog van sommige „superieuren" alleen
daarom reeds een „aanmatigend" wezen. Maar
dat kan geen reden wezen om hem te straffen,
dewijl hij van een recht gebruik maakt dat hem
overigens onbetwistbaar toekomt.
De heer Heldt tracht ook in het Hbl. de vraag
toe te lichten of de inzending van het adres al
dan niet na afkeuring van den hoofdingenieur,
den onmiddeliijken chef der schrijvers, heeft
plaats gehad. Dit punt schijnt echter niet vol
komen opgehelderd te kunnen worden. Volgens
het stuk in de Amst. Ct. zou de" hoofdingenieur
hun de inzending afgeraden, doch er bijgevoegd
hebben dat zij natuurlijk, als staatsburgers, vrij
waren om het te doenmits langs den
legalen weg, dat wil zeggen door tusschen-
komst hunner chefs. Volgens den heer Heldt,
zou de ingenieur er dit laatste niet bjjgevoegd
hebben en zijn juist daardoor de schrijvers in
hun voornemen gesterkt.
Ons komt het voor, dat dit een punt van
ondergeschikt belang is. De schrijvers moeten,
als oude gedienden, gelijk verscheidene hunner
waren, geweten hebben dat de „legale" weg om
den minister hun belangen voor te dragen, vol
gens de reglementen wasinzending van een
request door de handen hunner chefs. Dit is de
regel aan alle militaire instellingen. In dit
opzicht hebben zij, hetzij dan met hetzij zonder
de schuld van den hoofdingenieur, de reglementen
overtreden.
Is het echter waar, wat de heer Heldt verze
kert, dat hnn loonen inderdaad lager waren dan
die der andere geëmployeerden van hun rang, en
dat om die reden door de schrijvers der marine
werven te Hellevoetsluis en te Nieuwediep reeds
adressen aan den minister waren ingezonden met
medewerking hunner chefs, dan heeft de minister,
naar onze meening, eene groote haidheid gepleegd
door de Amsterdamsche schrijvers te straffen
wegens dit verzuim van weinig beteekenis in den
vorm. Het was hem dan toeh bekend, dat hun
klacht niet ongegrond was. Door zich tot den
minister te wenden buiten den legalen weg om,
stelden zjj er zich natuurlijk aan bloot dat op
hun klacht geen acht geslagen zou worden. Hen
bovendien nog te straffen met eene voor loon
bedienden, vaders van huisgezinnen, aanzienlijke
meene vreugde te deelen, moest hnn ontwijken
van het overige gezelschap wel een bepaalde
reden hebben. En dat was ook het geval. Zij
deden het terwille van een vriend, die sedert
eenige jaren bij het gerechtshof geplaatst was en
een opvallenden afkeer van dansen aan den dag
legde, ja zelfs z§n weerzin van elke gelegenheid
daartoe openlijk uitsprak en met opzet iedere
party vermeed, waar misschien nog nagedanst zon
worden.
Men had hem zien verbleeken en schielijk het
huis verlaten, toen op een avond op een vroolijke
soirée de jongelui onverwachts een „dansje" be
gonnen en hij zou zeker op dien herfstavond het
Casino niet bezocht hebben als hij van het „bal
letje" geweten had. Hu was hij ook alleen in het
gebouw te houden door het zelfopofferende voor
stel zijner vrienden om zich met hem af te zon
deren.
De raadsheer Ramm zoo zullen wij dezen
vijand van Terpsichore noemen was een man
met een ineengedrongen, doch krachtig figuur,
steil, reeds merkbaar grijs wordend haar, een
donkeren, kort geknipten knevel en een zware, bij
het lachen en spreken sterk trillende stem. Hij
was een degelijk jurist met een helder hoofd, en
gold eenigszins voor een droog, nuchter verstand-
mensch, die weinig ophad met een ideale levens
opvatting, en zich niet alleen in het rechterlijke
aan het positieve hield.
en drukkende korting op hun loon, gelijk staande
met eene geldboete van f 45, was eene onnoodige
ea onverdiende hardheid.
Op die manier, maakt men van klagers en
ontevredenen, oproerlingen.
Wij hopen daarom dat de tweede kamer de
zaak grondig zal doen onderzoeken en het hare
doen zal om, indien er onrecht gepleegd is, dat
onrecht, gelijk het in de militaire wetboeken heet,
„behoorlijk te doen beteren."
Y lissin gen, 13 April. Aan den Konings
weg alhier is heden door een ploeg arbeiders een
begin gemaakt met het leggen der rails voorden
tramweg en het opruimen van in den weg
staand hakhout. Rnim 100.000 kilo ijzer zijn
reeds aangevoerd en een tweede gelijke hoeveel
heid wordt spoedig verwacht.
Cloes, 13 April. Een schrikbeeld, dat vooral
de eigenaars van woonhuizen alhier verontrustte,
toen de wet-Van Lijnden op de rechterlijke or
ganisatie haar beslag had gekregen, was, dat
voortaan het aanbod van woningen de vraag
naar deze verre zou overtreffen, m. a. w. dat tal
van huizen zouden blijven leegstaan.
In de vijf jaren, die sinds de opheffing van de
Groesche rechtbank verloopen zijn, is deze voor
spelling niet verwezenlijkt. Integendeel, thans
heerscht hier een ware woningnood. Ambtenaren,
die te hunnen huize een kantoor moeten houden,
hebben moeite onder dak te komen en siaan
zelfs den blik op gemeenten in den omtrek.
Te verwonderen is het, dat geen onzer timmer
bazen een blok huizen bouwt. Zulk een onder
neming, die voor een particulier niet rentegevead
is, kan door een man van -t vak, die zelf de ma
terialen aanschaft, het werk uitvoert en in het
onderhoud der gebouwen voorziet, inderdaad
voordeel opleveren.
Gelijk wij reeds gemeld hebben is de mailboot
Prinses Amalia, op hare reis naar Batavia, met
gebroken schroefas te Suez binnengesleept.
In verband tot een bericht, dat eenige passa
giers de reis per stoomschip Utrecht hebben ver
volgd, kan worden medegedeeld dat de Amalia
minstens drie of vier weken te Suez zal moeten
blijven. De passagiers zullen langzamerhand met
de stoomschepen der maatschappij, die Suez
passeeren, de reis voortzetten.
Te Arnhem is op 74jarigen ouderdom overleden
mr. G. W. baron van Zuylen van Nyevelt, sedert
1841 lid van gedeputeerde staten van Gelderland.
De heer mr. A. Kerdijk heeft zijn benoeming
tot alg. secretaris der Mij Tot Nut van H Algemeen
aangenomen en tevens eervol ontslag als directeur
der rijks-postspaarbank aangevraagd.
Hij bezat nochtans een zekere gnlhartigheid,
een eigenaardig talent voor gezelligheid en ma
nieren, waardoor men zich aangetrokken gevoelde.
Hij zong wel geen aria's en trad niet in liefheb-
berijcomedies op, - maar dat verlangde men ook
niet van hem. Ook nam hij sedert maanden geen
kaart meer ter hand en had zelfs het biljardspel
waarin hij een groote vaardigheid bezat, zonder
eenige bekende reden opgegeven en sedert geen
qnene meer aangeraakt. Maar hq sprak goed,
zijne gesprekken waren nooit onbeduidendzijne
mannelijke, flinke persoonlijkheid noopte tot luis
teren en bij kon altijd zeker zijn een kring om
zich heen te hebben van lieden, die in hem den
steunpilaar van een beschaafden omgang zagen,
om zoo te zeggen een middelpnnt waarombeen
men zich met een gevoel van veiligheid kon
scharen.
Zoo bleef dan ook dien avond de kleine kring
hem in het rookkamertje getrouw, ofschoon hij
niet in een opgewekte stemming verkeerde. Ter
wijl buiten de storm zich verhief en heele ladingen
afgevallen bladeren tegen de vensters zwiepte,
had men reeds over het een en ander gesproken,
zonder dat het gesprek nog recht wilde vlotten,
toen de raadsheer eensklaps vroeg.
„Is het vandaag niet Allerzielen Men ant
woordde toestemmend, daar het den dag te voren
1 November Allerheiligen was geweest
maar dit was ran weinig aanbelang, dewijl die
Inmiddels heeft het hoofdbestuur tot waarne
mend alg. secretaris benoemd zqn medelid den
heer M. A. Perk, die als zoodanig reeds gedurende
de ongesteldheid van den afgetreden alg. secretaris
opgetreden was.
Het jaarlijksch bezoek van Z. M. den koning
en de koningin aan Amsterdam, aanvankelijk
bepaald van 26 April tot 3 Mei, is, naar men
verneemt, thans vastgesteld van 3 tot 10 Mei.
Naar aanleiding der aanvraag tot ontginning
van gronden in Lohong, op Atjeh, waarmede
twee Franschen onze landgenooten vóór zijn ge
weest, schrijft de Javabode
„Gedurende den zevenjarigen strijd van onze
vestiging te Atjeh heeft nog niets in dit land
uitzicht gegeven over de wijze, waarop de ver»
goeding der aldaar gemaakte onkosten zal gevon
den worden.
„Ook de gronden te Atjeh hebben den naam
van zeer vruchtbaar te zijn, en indien genoemde
heeren, die gedurende een jaar daartoe onderzoe
kingen hebben ingesteld, het initiatief in deze te
Atjeh meenen te kunnen nemen, juichen wij hun
pogingen toe. De uitgestrektheid der concessie
is niet te groot voor een land, waar nog geen
enkele Europeesche onderneming bestaat, maar de
omvang doet toch vermoeden, dat er een groot
kapitaal noodig zal zijn om deze eerste zaak te
doen slagen. In de tegenwoordige omstandigheden
zon een goede uitslag van zulk een werk des
vredes zeer gewenscht zijn, en hopen wij mitsdien J
dat znlk een ernstige aanvrage als de onderhavige
ten spoedigste door het gouvernement zal goed
gekeurd worden.
„Zooals men weet, behoort Lohong tot Groot
Atjeh, en wel tot dat gedeelte, dat het minst te
lijden heeft gehad van den oorlog en waar de
bevolking het best gestemd schijnt."
De onlangs te Amsterdam opgerichte vereeni-
ging de Unie heeft een circulaire verspreid, waarin
zij „alle Ned. burgers, wien het waarachtig belang
van land en volk ter harte gaat," en vooral „hen die
door de wetten des lands als onmondigen worden be
schouwd", opwekt lid dezer vereeniging te wor
den. De Unie werkt in vrijzinnigen, vooruitstre-
venden geest, doch heeft geen afgerond programma.
Zij vertegenwoordigt geen partij dan die vatt
recht, eerlijkheid en gezond verstand en niemand,
die zich bij haar aansluit zegt de circulaire «ai
behoeft te vreezen öf dat hij ontrouw zal worden
aan zijn lenze, öf dat hij zich zal aansluiten by
een vereeniging, die in eenig opzicht geacht zofi
kunnen worden te kort te komen aan den eer<>
bied voor wet en recht.
Het bestuur der Unie bestaat nit de heeren 3.
A. Starcke, le voorz.D. J. H. Snijders; Joan
Nieuwenhuis, le secr.C. Orhaan, D. A. N. Mar-
dag wel in de katholieke landen gevierd wordt
maar niet in deze streek. Alleen Allerzielen stond
nog in den almanak.
Gedurende dc stilte, die nu volgde, rookten dè
raadsheer en dokter Tillisch hun sigaar, de laatste
uit een sierlijk pijpje, terwijl een collega van den
eerstgenoemde en de hofapothekor Hemling lange
pijpen rooktentotdat de kellner met eenigë
glazen binnenkwam en zich weer verwijderde;
Hij had zeker de deur niet goed dicht gedaan;
want eensklaps sprong zij wagenwijd open, zoodat
de volle stroom der tonen van het orkest naar
binnen drong.
„An der schonen blanen Donau!" hettriedë
de dokter, die met een opgewekt gelaat luisterde.
„Bij AescnlaapDie Weernelui verstaan de knnst
om te leven, te dansen en muziek erbij te schrijven."
Onderwijl was de raadsheer Ramm reeds van
zijn stoel opgestaan en sloeg de deur zoo hard
dicht dat zij met een dreun in het slot viel. Toen
hy weer ging zitten zagen de anderen elkaar
veelbeteekenend aan, doch zij zwegen allen.
Eindelijk begon de heer Hemling, achter zjjnë
brillenglazen listig met de oogen knippende
„Men zon bijna denken, mijnheer Ramm, dat
gij bevreesd zijt u door de betoovering dier
klanken te laten meesleepen."
„Waarom nietsprak de raadsheer een
weinig geraakt. „Het stemt mij het ont
stemt myvoegde bij er kortaf by.