N». 84.
124e Jaargang. 1884.
9 April.
2^terdag
Het ZilverscMp.
Dit blad verschijnt dagelijks^
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 5/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7regels 1.50
iedere regel meer 0,20„
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 8 April,
FETJILIiBTON.
HOLGER DRUCHMANN.
Uit Limburg schrijft men aan de Arnh. Cf.
„De zes Limbnrgsche representanten in den
ban! „Oh, maar in den ban van de Tijd/" zegt
bet Venloosch Weekilad met minachting. De Maas-
en Roerbode (het orgaan van den heer Brouwers)
is gemoedelijker en zegt: „Wij hebben steeds
eene hooge achting gehad voor de uitspraken
van ons hoofdorgaan de Tijdmaar het recht van
excommunicatie kunnen wij aan geene courant
toekennen."
„Natnuilijk, nu de Tijd de heeren Nijst, Ruijs,
Amoldta, Lambrecbts, Haffmans en Brouwers
uitsluit van de katholieke leden, nu wordt dit
een „liefdeloos en onrechtvaardig bejegenen" ge
noemd. Maar toen couranten als de Maas- en
Roerbode en het Venbosch if eekblad de heeren
Van der Maesen, Cornelis, Van Meeuwen en an
deren buiten het katholiek verband sloten, toen
was er van „liefdeloos en onrechtvaardig bijege
nen" geen sprake.
Eodie mihi, eras tibimijne heerenDe leugen)
vroeger geëxploiteerd tegen de heeren Van der
Maesen, Cornelis enz., dat wapen wordt heden
tegen u gekeerd. De Tijd en consorten blijven
zich consequent in den leugen, en uw niet-aanvaar-
ding van de consequentiën uwer handelingen is
een stilzwijgende erkentenis van schuld.
„Morgen gij, geloofreddersE6n „stilzwijgende
erkenning"; maar daarmede wordt het Kiönsteeken
van uw voorhoofd niet weggenomen. Erkent eerst
openlijk schuld eu zuivert uwe politiek van den
vatachen nimbus, die ze ontsierd heeft, sedert gij,
om uw eigen succes te verzeaeren, den godsdienst
gebruikt hebt als loopplank om uw zetel in het
parlement te bereiken Zoudt gij ertoe in staat
zijn weêr het oude Limburgsche standpunt in te
nemen, toen ieder het zich een eer rekende libe
raal te heeten? Uw, verkeer in de ultramontaan-
sche atmosfeer heeft uw bloed bedorven, den
bodem van uw politiek geweten tot een zeef
gemaakt. Wij zien vooreerst geen regeneratie
mogelijk.
„Gisteren zij, heden gij!
„De Nederl. Univers zegt bij monde van zijn
Yeuillot
«De Limburgsche leden hebben zich afgescheiden, niet
alleen van hunne katholieke medeaigevaardigden, maar
van de katholieken in al de andere provinciën. Zij weten,
dat hier bij deze wet groote belangen, groote katholieke
belangen in het spel zijn. Zij hebben zich dus niet wil
len bekommeren, en hun vermeend of voorgewend pro
vinciaal belang boven het algemeen katholiek belang
gesteld. Dat is een feit. Wie er zich op beroemen wil
moge het doen. Wjj betreuren het diep,maar accep
teeren het ook."
o
Uit het Deensch
van
Harald was zöo gewoon om voor zijn overwicht
ië zwichten, dat hij half vernietigd, met een vra-
genden, sngstigen blik naar zijn kameraad opzag,
wiens stilzwijgen hem onaangenamer was dan zijn
lach.
„Ja zeker, zeker," prevelde Kurt „zij is het
liefste meisje van allemaal en het mooiste dat ik
ergens gezien heb en als zelfs zoo'n boterspaan
als gij verliefd op haar kan worden, dan
„Hoor eens, Harald!" riep hij uiten sprong op,
„wij zullen op haar gezondheid drinken 1 Daar
hebt gij nw gekrabbel; kom mee naar de gelag
kamer."
Hij wierp de papieren op tafel en wilde Harald
meetrekken; maar deze verweerde zich dapper.
„Neen, ik ga daar niet heen; zij zouden mij
maar uitlachen!"
„Zooals gij wilt, mijn jongen dan moeten
Wij haar gezondheid hier bij u drinkenvoor den
„Ons dunkt dat dit duidelijk is. En, vergissen wij
ons niet, dan begrijpt ook het Venloosch Weekblad
den zin dezer woorden, die blaken, niet van een
katholiek, maarvaneen ultramontaansch
vuur, dat de Limburgsche leden dreigt te ver
schroeien. Hebben wij wèl gelezen, dan slaat
het Venloosch if eekblad reeds de schrik om bet
hart. Waarom anders het volgende geschreven:
„Er wordt hier een vonnis gestreken op den
s c h ij n af en ter zake van een feit, dat nog
niet gepleegd is, maar gevreesd wordt
„Is het niet of men het kloppen hoort van het
hazenhart der tegenwooi dige Limburgsche leden,
van vrees voor den ultramontaanschen draak, die
uit de kolommen van de Tijd hen tegengrijnst
„O neen, wij hebben nog niet voor de wet ge
stemd!" schijnen zij afwerend te roepen. Zeiven
ontsteld over hun getoonde onafhankelijkheid tot
hiertoe, van de ren te belasting te willen aannemen
in weerwil van de gefronste wenkbraauwen van
Jupiter-Tqnnana-Schaepman, verschieten zii reeds,
nu de puntjes van de bliksemschichten even voor
deo dag komen. Misschien ook willen de heeren
Hafimans, Brouwer, Arnoldts, Lambrechts, Nyst
en Ruys zich nog beroepen op hunne vrijheid
van handelen iu alles, wat buiten kerk en zede-
leer staat. De onnoozelen 1 dat zij dit nog moge
lijk achten, die zich eenmaal in een kerkelijke
partij hebben laten inlijven
„Wij beginnen te gelooven, dat het uur der
wrake nadert. Eens waren, volgens het Venloosch
Weekblad en de Maas- en Roerbode, de heeren Van
der Maesen, Cornelis, Van Meeuweu enz. niet
katholiek meernu dienen, volgens de Tijd en
consorten, de heeren Haffmans, Brouweis, Ar
noldts, Lambrechts enz. niet meer de katholieke
belangen. Straks zal het wachtwoord weêrklin-
ken door wt-lke mammelukken zij in 1881 ver
vangen moeten worden.
„En de kiezers, die al zoo dikwijls aan deu
draak hebben geofferd, zullen zij terugkeereu tot
leurs premiers amours, of zullen zij, als de kies-
kapelaans voor uen zoo- eu zoo veel sten keer de
religie weer in gevaar verklaard hebben, toe
stemmen dat zjj niet anders gered kan worden
dan door achtereenvolgens de heeren Haffmans,
Brouwers, Arnoldts, Lambrechts enz. te vervan
gen door nieuwe ultramontaansche mammelukken,
van nog zuiverder ras, wier namen nader zullen
bekend gemaakt worden
„Hodie mihieras tibi!"
Vlisslngen, 8 April. Heden voormiddag
te 10 uren wtrd alhier ter aarde besteld het lijk
van den heer Fiorentiuus Wibaut, een onzer
meest geachte ingezetenen, door een on verwachten
dood plotseling aan zijn uitgebreiden werkkring
en zijne vele vrienden ontrukt.
Van zijne jeugd af met onvermoeiden ijver
dag met de fleschGij hebt zeker hier of daar
iu het kromhout nog wel wat staan om haar mee
te laten leven I"
„Ik heb daar in de kast een flesch port
wijn 1" zei Harald aarzelend.
„Zie je wei", laente Kart. „Gij hebt er een
gekaapt! dat verheugt mij jongenlief. Gij zgt
toch in staat om mettertijd een menflbh te worden."
Harald werd vuurrood en zei:
„Gij Vergist u. De nieuwe dokter xei ver
leden dat het goed voor mij was óm een glas
wijn te drinkendaar ik zooveel in den winkel
sta en altijd koude voeten heb van de vochtig
heid en daardoor hoest. Ik legde zeif het geld
voor de flesch in de lade terwijl de baas het zag
en zei dat de wijn voor den dominé was, opdat
hij hem my niet weer af zon nemen."
„Ja, gij blijft uzelven gelijk riep Kart,
die zich reeds had ingeschonken.
- „Gij zijt een eerlijke jongen, maar gij be
hoort niet op deze wereld. Misschien wordt gij
in de andere nog eens koopman en kroeghouder.
Hier beneden moit dat heel anders aangelegd
worden. Gezondheid Marie, gezondheid
Harald nam een klein blikken busje, waarin
koffie boonen waren, schudde er de boenen voor
zichtig uit en liet zich het busje halt volschenken.
Daarna stiet bij schuchter met zijn beker, tegen
het glas van Kurt, bloosde en dronk.
„Nog een» 1" m deze en echonk weer in, J
werkzaam, wist hij zijne zaken zoodanig uit te
breiden, dat hij zich het hoofd kon noemen van
de belangrijkste handelszaak onzer stad. Onder
nemend als hij was, beperkte hij zijne bedrijvig
heid niet tot het oord zijner inwoning, maar
breidde hij die uit tot elke plaats waar zijn
scherpe blik de gelegenheid open zag om met
gunstig gevolg op te treden, en bond hij meer
malen den strijd aan tegen concurrenten, wier
handelspositie en relattën elke poging om hen
te verdringen, als 't ware wanhopend deden schij
nen. Wat hij was, had hij alleen zichzelf te
danken. Bij wa3 in den volsten zin des woords
een self made man, een echt koopman, in het bezit
van buitengewone begaafdheden.
Bovendien was hij een goed burger. Steeds
bereid om bij te dragen tot bevordering van al-
gemeene en bijzondere belangensteeds gereed
om ieder met zijn invloed, zijn raad en zijn daad
by te staan; krachtig elke onderneming steunende
die hg meende dat tot de welvaart onzer stad kon
bgdrageu.
Geen wonder dat deze hoedanigheden op prijs
werden gestelddat men in elke vereeniging hem
riep tot medewerking. Onvermoeid nam hij de
bemoeienissen, aan zgne verschillende betrekkingen
verbonden, op zich. Zoo zag men hem achter
eenvolgens geroepen in het bestuur van armen-
en weezeu-inrichting, als lid en later als voorzitter
van de kamer van koophandel, als lid van den
gemeenteraad, als commissaris van de maatschappij
de Schelde en van de stoomvaartmaatschappij
Zeeland, als voorzitter van de commissie voor de
landverhuizers, behalve zgn deelgenootschap in
andere ondeinemingen van verschillenden aard.
Zgn dood wordt algemeen gevoeld, hetgeen
bleek uit de belangstelling by zijne begrafenis
betoond, waarbp alle vereenigingen vertegenwoor
digd waren om eene laatste hulde te brengen aan
den man, die hu a allen eeu vriend was.
Nadat de lykkist in de groeve was nedergelaten,
nam de heer Th. van Uije Pieterse het woord
en bracht in hartelijke bewoordingen, namens
Vlissingen's burgerij, den gemeenteraad en het
dagelgksch bestuur, den wakkeren medeburger
en vriend, wiens stoffelijk overschot men aan ue
aarde ging toevertrouwen, de hulde van zgn
laatst vaarwel.
Vervolgeus sprak de heer Pot namens deleden
der kamer van koophaudel en werd het woord
gevoerd door den heer Van Woelüeren, directeur
der Maatschappij Zeeland, oie in herinnering bracht
het aandeel dat de heer Wibaut gehad heelt in
het tot stand komen van den maildienst Vlissin-
geuQueeuboro en voorts hem schetste als een
braaf man, een goed stadgenooten een goed
Nederlander. Eindelijk deed de heer Dyserinck
in treilende bewoordingen den overledene kennen
in zijn huiselgk leven en ziju bijzonderen omgang.
„Gij gaat met die dingen om, alsof het Chineesch
porselein ware. Men moet heel wat meer courage
hebben, als men indruk wil maken op de meisjes
- en vooral op Marie. Haar gezoudheid I"
Hy bieef zgn mond roeren en inscuenken, zoo
lang er nog iets in de flesch was. Harald zat stil
op zijn stoei voor de waggelende tafel, met de
handen in den schoot eu het hoofd op zijde.
Alleen zijne lichte, fletse oogen, die nu en dan
met een flikkerenden glans op de zelfbewuste
gestalte van ziju makker vielen, getuigden hoe het
onderwerp vaa het gesprek hem ter harte ging.
„Zijt gij van plan, haar dit geschrijf te
zenden l" vroeg Kurt, met roode wangen, terwijl
hij naar de lade der tafel wees waar de papferen
inderhaast ingestopt waren.
„Neen," zei Harald verschrikt en bloosde nog
sterker dan te voren. „Dat zen ik nooit durven.
„Ha, ha, ha," lachte Kurt.
Hij zag dat zijn lach den ander hinderde en
hij was goedhartig genoeg om de hand uit te
steken en die van den winkelbediende te drukken.
„Ik meen het niet zoo kwaad, Harald. Wij
zijn immers Oude vrienden en ik kan het u niet
kwaiyk nemen dat gg om het meisje denkt. Er
zyn er meer die dat doen!"
Harald sloeg de oogen neer en trok verlegen
eerst aan zijn boordje en toen aau zijn bakkebaard.
„Hebt gij hebt gij haar ooit geschreven,
Kurt?"
Door "deu oudsten zoon des overledenen werd
een hartelijk woord van dank gebracht „voor de
vele bewijzen van belangstelling, in dit treffend
verlies aan den dag gelegd.
Hiermede was deze treurige plechtigheid afge-
loopen, die door een groot aantal belangstellenden
werd bijgewoond en begaf de stoet zieh, ernstig
gestemd onder den indruk dér volbrachte treurige
taak, huiswaarts.
Cloes, 8 April. De commissie voor da
feesten by de aanstaande landbouw-tentoonstelling
alhier heeft zich gisteren geconstitueerd en tot
haren voorzitter gekozen deD heer Z. D. van der
Bilt Lamotthe, tot ondervoorzitter Dr.Z. T. Diehl,
totsecretaris den heer I. D. Fransen van de Putte
en tot penningmeester den heer J. J. Ramondt.
Het hoofdbestuur van het Roode Kruis heeft
van den consul-generaal Mijburgh te Kaapstad
bericht ontvangen dat door het, comité aldaar de
dokters Dumas en Mengerhausen in dienst zyn
genomen en deze met een assistent naar het tooneel
van dtn oorlog vertrokken zijn; dat voorts een
assistent-arts, Baucber, met geneeskundige behoef
ten over Natal gezonden is, om zich bg de eerste
aan te sluitendat die hulp iu de oogenblikkelgke
behoeften zal kunnen voorzien en reeds zoovele
uitgaven vereiseht, als het met de ten dienste
staande middelen zal kunnen bestrgden. Aan elk
der dokters wordt betaald 4 guinjes (ruim f 50)
daags, en aan de assistenten elk 1 guinje (f 12)
daags, behalve reis- en verblijf kosten. Het Trans-
vaal-Pressfund heeft 450 p. st. (ƒ5400) bggedra-
gen en men vertrouwt dat het publiek te Kaapstad
ook ruim zal bijdragen.
Onmiddeilgk na ontvangst van een brief, van
22 Febr. is door het hoofdcomitê te 's Hage
weder f 6000 ter beschikking van den consul
gesteld.
De vereeniging Het Roode Kruis te Durban
heelt bericht dat tot het verleeneu van hulp aan
de gewonde Boeren onder weg waren drie artsen
met drie assistenten en de noodige hulpmiddelen.
Het comité had 100 p. st. aan de vereeniging
te Durban ter beschikking gesteld»
Diezelfde brief behelst nog het volgende:
„Aangezien de Boeren in de verschillende ont
moetingen, die tot dusverre met de troepen plaats
hauden, blijkbaar zeer weinig hebben geleden en
verscheidene geneeskundigen in hüane kampen
hebben, zoo sehijut de hulp, dia nu reeds onder
weg is, voor 't oogenblik ruimschoots in de be
hoeften te kunnen voorzien, eu mocht de wapen
stilstand leiden tot een volkomeu vrede, dan zal
het niet noodig ziju uwe artsen daarheen te zenden*
„Ik voeg hierbij de jongste oproeping, die Wij
hebben gedaan voor inschry vingen, tot het aan
vullen van uwe vrggevige bijdragen.' Ik vertrouw,
„Ik riep Kurt verbaasd. „Ik heb natuur-
lijk met haar gesproken, als ik haar iets te zeggen
had 1"
„Ja maar ik spreek zoo slechtP* zei
Harald.
Kurt lachte, maar bedwong zich Weer. Het
scheen dat er, ondanks zijn schijnbare vroolijk-
heid, iets in hem begon op te komen, waar hy
tegen zijn gewoonte geen baas over kon worden:
Harald zat ook onder eeu zekeren druk, naast
hem. Er was blijkbaar iets waarmede by niët
goed voor den dag durfde komen en hy Wilde het
toch zoo gaarne.
Eindelijk kwam het er uit. Zgn trots ais schrij
ver kreeg de overhand.
„Ik heb ik heb eenige verzen aan haaf
geschreven
„Verzen?"
„Ja, wilt gij ze hooren?" vroeg Harald m
greep in de lade.
Hg bedacht zieh nog een oogenblik, maar toen
Kurt zei„Lees op," begon hij met bevende stem,
op een toon alsot het eeu psaim was, zijn minnelied
voor te dragen. Kurt zat met de kin op de hand en
knikte op de maat van het gedicht. Toen het uit
wa-> vouwde Harald het papier weer dicht, streek het
uiet deu nagel van zyn duim glad eu wachtte af wat
ziju toehoorder *.ou zeggen. Het duurde een poos
eer Kurt het stilzwygen verbrak en zei
„Gij kunt dat voor mij afschrijven