N°. 83. 124® Jaargang. 1881, Yrijdag 8 April. Het Zilverschip. „Rook," zonder vuur. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- $n Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 4.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daiibb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Middelburg, 7 April. FEUILLETON. ft Uit het Deensch HOLDER DRUCHMANN. IDDELBIIRGSCHE Door den heer De Jonge, afgevaardigde voor Middelburg, is in de tweede kamer eene inter pellatie aangekondigd over de toepassing van art. 33 der schoolwet vjm 1878. Dit art. is het bekende, waarbij het schoolonderwijs be stemd wordt tot de opleiding van de kinderen tot„alle christelijke en maatschappelijke deugden" en den onderwijzer verboden wordt „iets te leeren, te doen, of toe te laten wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden." Het artikel is, zooals men weet, overgeno men uit de wet van '57. De redewisseling erover dunrt dus reeds van voor het tijdstip der geboorte van die wet en is bij de jongste wetsherziening met vernieuwde leven digheid gevoerd. Ziehier de aanleiding waarom de heer De Jonge er nog eens van voren af aan medé wil beginnen. Door den heer De Roock, oud-schoolopziener te Bergen op Zoom, doch bij de invoering der nieuwe wet niet herbenoemd, is in De Wekker van 9 Maart jl. medegedeeld, dat in eene openbare school der gemeente Wouw, vóór het begin der lessen: „de hoofdonderwijzer, hulponderwijzer en kinderen het teeken des kruises maakten, daar bij de gewone R. C. formulierwoorden uitspre kend, waarna de hoofdonderwijzer met luider stem het Onze Vader en Wees gegroet Maria! uitsprak en deze gebeden weer met het kruis- teeken sloot." De schoolopziener vroeg den minister Kap- peijne inlichting hoe hij ten aanzien dezer wets overtreding te handelen haddoch ontving geen antwoord. Daarna werd hem door den minister Six en den referendaris Yan Vollenho ven mondeling eeDe inlichting gegeven, welke hierop neerkwam dat men het best deed deze zaak, even als het gebruik van den staten bijbel op sommige scholen in de Veluwe en elders, door de vingers te zien. Bij de be noeming der nieuwe rijks-ambtenaren voor het schooltoezicht werd vervolgens de heer De Roock niet herbenoemd. Had dit geval aanleiding gegeven tot het van a't Lijkt wel alsof gij aan bet kibbelen gaat I" zei Marie lachende. Zij kruiste de armen over de borst, boog zich een weinig voorover en keek met haar eigenaardigeo, half scbalkschen, half onverschilligen glimlach recht voor zich nit. Kurt boog achterover met het grashalmpje in de handenen daar hij waarschijnlijk vond dat de hals van het mooie meisje in een al te verleide lijke nabijheid was, kittelde hij haar met het strootje onder de lichte haarvlecht, zoodat zjj een gilletje gaf en met de hand achter haar oor tastte, Niels was onbewegelijk op zijn plaats blijven zitten en had haar onafgebroken aangestaard, met zulk een diep ontzag en zulk een aandoenlijke toegenegenheid in den blik, die uit zijn donkere bogen op haar rustte, dat de winkelbediende, die haar van zijn kant ook aangekeken had, zich genoopt voelde om met een zucht de oogen van haar af te wenden. Bij den gil van het meisje sprong Niels over doen van eene interpellatie door een van hen, die men gewoon is, in ongunstigen zin, „school wetmannen" te noemen, het ware begrijpelijk geweest. Er heeft toch onbetwistbaar, in de hier bedoelde gevallen, overtreding der wet plaats. Men moge beweren dat de wet be doelt eerbiediging van de godsdienstige be grippen der kinderen, of liever van hunne ouders, die zich in de school bevinden en er dus geen wetsovertreding gelegen kan zijn in eene handeling, welke niemand krenkt, meer dan eene uitvlucht is dit niet. Het beginsel der wet is, dat het onderwijs op de openbare school zoodanig zij, dat ieder oogenblik kinderen van andere gezindten eraan kunnen deel nemen zonder dat hun godsdienstige begrippen, of die hunner ouders, gekrenkt kunnen worden. Dat dit zeer wel mogelijk is zonder aan het onderwijs zijne opvoedende en ontwikkelende kracht te ontnemen, zal door niemand ontkend worden die ooit ondervonden heeft dat deugd en kerkgeloof twee zeer verschillende, maar al te dikwijls van elkander gescheiden zaken zijn. Een Prinzipienreiter op het standpunt der schoolwet kan dus den minister met de mede- deeling van den heer De Roock zeer in't nauw jagen, gelijk dan ook het orgaan van Volks onderwijs erbij aangeteekend heeft„dat men het verhaal voor een boosaardig verzinsel houden zou indien de waarheidszin van den verhaler niet boren twijfel verheven was, doch dat het op de regeerkracht onzer bewindvoer ders in zake onderwijs een schitterend licht werpt." Op dit thema kan men voortborduren en de aanneming eener motie, waarin van „diep gevoelde teleurstelling" sprake zou zijn over de manier waarop art. 33 der schoolwet door de regeering wordt uitgelegd, zou mogelijk geacht kunnen worden, indien niet ook het gezond verstand eenig recht van meepraten had en eene politieke partij, die haar hoofddoel bereikt ziet, niet het recht en de verplichting aanvaardde van zich over sommige dingen van ondergeschikt belang heen te zetten. De interpellatie gaat echter, zooals wij gezien hebben, uit vau een van de bestrijders der wet van '78. De partij welke voortdurend klaagt dat de openbare school niet „Christelijk" is, ont dekt nauwelijks dat er nog iets „Christelijks" aan haar kleeft, of zij gaat de regeering te lijf eind en maakte een gebaar alsof hij Kurt te lijf wilde. Deze was ook schielijk opgestaan. —„Ik raad u om dia apenkiiren te laten varen' riep Niels met gebalde vuisten. „Pas op je zelf antwoordde Kurt en zette den voet vooruit. Marie stond tnsschen hen in, zag nu den een, dan den ander aan en sprak: „Maar schaamt gij u dan giet!" Zij ging een paar stappen vooruit, keerde zich om en lachte. „Nu wil ik alleen gaan, of ik laat mij door fiarald vergezellenuie is niet zoo driftig ais gij beiden 1" De winkelbediende stond besluiteloos of hij met haar zou gaan, of bij zijne makkers blijven. „Vaartwel dus, tot weerziens van avond op het bal!" zei zij en ging haastig het duin op waar haar huisje achter Jag. Toen zij op den top gekomen was keerde zij zich nog eens om, groette en laohtte in den zonneschijn en ging in huis. „Dat is goed gezegd: tot weerziens! maar als men nu niet danst mompelde Niels. „Dan kijkt men er naar 1" zei Kurt en draaide op zijn hielen rond, zoodat zij een diepen indruk in het zand maakten. „Kom Harald, laat ons beiden naar huis gaan!" zei Niels. omdat deze dit niet te vuur en te zwaard uit roeit. Even als de heer De Jonge bij de be handeling der wet voorstelde de „Christelijke" deugden uit het artikel te laten vervallen, zoo wil hij nu dat er geen „Christelijke" handeling hoegenaamd op eenige openbare school verricht worde. Zoo on-christelijk mogelijk moet de school zijn, opdat hij en zijne geestverwanten er naar hartelust tegen uitvaren en den af schuw tegen het openbaar onderwijs, die anders slijten zou, kunstmatig onderhouden kunnen. Niet duidelijker dan door deze interpellatie kan het aan 't licht komen, hoezeer de school- quaestie voor de antirevolutionaire partij eene levensquaestie is. De eene moet levendig ge houden worden om de andere in 't leven te houden. Buiten de schoolquaestie valt zij uiteen, of vloeit zij zoodanig met de andere anti-liberale partijen samen, dat het niet moge lijk is zelfs dep eenvoudigste te doen gelooven dat er een onderscheid bestaat. Daarom de schoolstrijd for ever! Als er geen aanleiding bestaat om te klagen over het onchristelijk karakter der openbare school, dan maar storm geloopen tegen hetgeen er nog Christelijks aan haar overgebleven mocht zijn. Wordt de strijd tegen de school zonder den bijbel zoo een tonig en afgezaagd dat de belangstelling erin dreigt te verflauwen, dan hem afgewisseld door een kabaal tegen eene openbare school met den bijbel, die men toevallig ontdekt heeft. Doch laat ons de zaak niet anders voorstel len dan zij is. Niet tegen een school met den bijbel, maar tegen een met het kruisteeken en een Ave Maria is de interpellatie gericht. Niettegenstaande het gebruik vau den staten bijbel op enkele plattelandsscholen den heer De Jonge ongetwijfeld sinds lang bekend is, heëft hij daarin nooit aanleiding gevonden om de regeering lastig te vallen. Maar dat een onderwijzer met zijne leerlingen een kruis slaat, dat is natuurlijk heel wat anders. Hoe ongezocht komt hier de bittere anti pathie, welke den antirevolutionair tegen den katholiek bezielt, weder aan het licht! Zelfs bij het verrichten eener handeling, welke in de lijn van beider politieke richting ligt, in het doen van een aanval op de regeering die de door beiden gehate schoolwet uitvoert, ver loochent zich de dieper liggende geloofshaat niet. Een neutraal minister te slaan en te gelijk een katholiek te knijpen, die verzoeking In een klein hokje, dat achter den winkel lag en eigenlijk niet meer was dan een gangetje, dat den winkel van het woon - en slaapvertrek van den koopman en herbergier scheidde, zat Harald laat in den nacht druk te schrijven. Hij kon zich precies met zijn tafeltje, zijn lampje, zijn boeken plankje en zijn eigen schraal persoontje in het hoekje wringen, dat er voor hem overschoot, nadat de overige ruimte was ingenomen door touwwerk, lèege vaten, kisten en zoutevisch. Al die verschillende voorwerpen verspreidden een eigenaardigen doordringenden geur en waarschijnlijk zou een lid der gezondheidscommissie, al ware hij nog zoo'n meegaand man, er zich tegen verzet hebben dat er in dat verblijf geslapen werd. Maar desalniettemin sliep de winkelbediende hier, in een daarvoor vervaardigde bedstede in den muur. Voor het oogenblik zat hij te werken. Af en toe drong het geluid van verwijderde dansmuziek, ais een stem uit een groote, onbe grensde, vroolijke wereld tot dit enge, bedompte vertrekje door. Wanneer de streken op de krassende violen nu en dan sterker werden dan gewoonlijk, kon de schrijvende zich niet weerhouden van eenige beweging te maken. Hij krabde zich met de pen aan het oor, schoof een weinig op zijn stoel heen en weer en wierp een blik ter zijde, die scheen te zeggen leid mij niet in verzoeking Daarna trok hij het hoofd geheel tusschen de schouders en begon weer waar hij gebleven was 5 maar bij scheen altijd op hetzelfde punt te blijven was den antirevolutionair te machtig om haar ongebruikt te laten. Hoe zou het volksonder wijs bloeien, als het niet aan den ingekanker- den haat dezer twee onttrokken werd Wat de interpellatie betreft, het is misschien goed dat zij plaats heeft, omdat bewezen moet worden, tot in 't ongerijmde des noods, dat de stem der tegenstanders van de schoolwet niet „gesmoord" wordt. Gevolgen zal zij ver moedelijk niet hebben. MisschieD zal de minister uitgenoodigd worden, aan de voorschriften der wet de hand te houden en hij zal daaraan vol doen, in zoo verre zulks bestaanbaar is met de politiek, welke, zooals ieder weet, eene kunst van transigeeren zoowel als van regeeren is. Daarmede zal de zaak uit zijn en de inter- pellant zijn doel bereikt hebben, dat geen ander is dan, bij gebrek aan nieuwe brandstof, door het maken van wat „rook" te doen ge looven dat het vuur nog altijd even lustig brandt. „Met het verst-reikend vergrootglas ziet nog niemand onzer iets, dat ook maar naar de toe passing onzer beginselen door ten eigen kabinet zweemt, in het gezicht". Aldus verzekert de Standaard. Dit verklaart de heftige bestrijding der daden van anderen: men weet nu, dat voor de antirevolutionairen er nog geen denken aan is om het bewijs te leveren, dat met eigen beginselen kan worden geregeerd. Wie morgen geroepen kan worden om te verbe teren wat hg heden zoo sterk afkeurt, is voor zichtiger in zijn oordeel. (Am. Ct Men schrijft ons nit Den Haag: De schorsing der beraadslagingen over de ren- tewet heelt opzien gebaard. Sommige tegenstandera uer wet meenen zelfs dat de wet zoo goed als ingetrokken is en de minister van financiën „het ..iet lang' meer maken zal." Toch meen ik u de verzekering te kunnen geven dat het den minister van financiën volkomen ernst is met zijn verlangen om de wets voordracht, naar aanleiding van de beslissingen der kamer, om te werken en dat hij er op dit oogenblik altera minst aan denkt heen te gaan. Trouwens, zijn ambtgenooten met wie hij de zaak, vóór den aanvang der zitting, besprak waren geheel van zijn gevoelen dat niet een in trekking, doch zoo mogelijk eeu wijziging van het wetsontwerp diende te volgen. Veieu meenen nu dat dit gewijzigd ontwerp bij de kamer zal inkomen, vergezeld van eeu ontwerp» bedryiabeiastiug. Onmogelijk is dat niet, doch steken. Hij had verscheiden beschreven stukken papier voor zich liggen, een heele reeks begonnen brieven en er kwamen er nog steeds meer by. Hij werd ongeduldig, greep een van de eersten en las „Aan de hooggeëerde juffr. Maria AndersdatteK „Zonder mij in bet minst iets te willen laten voorstaan op my ne geringe hoedanigheden, is mijn bedoeling toch zetr ernstig, wanneer ik by dezö de vrijheid neem u te vragen, mejuffrouw, wat gij eigenlijk meendet met mij heden uit te noodigen u te vergezellen? Want het kan toch zekeif niet uw bedoeling zyn, dat gij, die zoo goed en ook zoo schoon zyt, ja het schoonste meisje vati het geheeie dorp, mij voor den gek zoudt willen houden; daar gy toch Wel wèet dat ik n zoii volgen tot aan het einde der aarde, als gy het verlaugdet, ofschoon die twee anderen veel knap per zijn dan ik en u ook veel meer kunnen aan bied ;n Hij schudde het hoofd, legde het blad terzijde en greep het laatste. „Geachte Marie Andersdatter. „Myn lieve speelnoot en vriendin mijner kinds» heid. „Gij moet niet gelooven, lieve Marie, dat ik u complimentjes wilde maken, omdat gij my ver blind hebt, of met andere woorden, omdat ik verliefd ben. Waut toen gy van daag, nadat ik in zoolang geen groet van u gekregen hadt, dat zeidet van die deftige namen, die ik wel kon

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1