No. 76. 124e Jaargang. 1881. Donderdag 31 Maart. Direct en Indirect. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Middelburg, 30 Maart. III. De uitkomst van het debat in de tweede kamer is, zooals wij gezien hebben, geweest dat óf geen indirecte belastingen tot vervan ging der voorgestelde directe zijn aangewezen, óf de enkele, die aangewezen was, door hare verdedigers, na de wederlegging van den minis ter, in den steek gelaten werd, óf de geraamde opbrengst van diegene, aan welke vastgehouden werd, onvoldoende zou zijn voor de tegenwoor dige behoefte der schatkist. Wanneer desniettemin de tegenstand onver zwakt is gebleven, dan moet de oorzaak daarin gelegen zij n dat men, zonder eenig ander practisch middel tot het scheppen van nieuwe inkomsten te kunnen aanwijzen, tegen het voorgestelde gekant blijft uithoofde van den ieder mensch ingeschapen afkeer van nieuwe belastingen. Uit dien afkeer spruiten allerlei détailbezwaren voortbezwaren tegen den aanslag, tegen de bekendheid der kapitalen in portefeuille, tegen de eigen aangifte onder verband van den eed enz.; bezwaren zooals bij iedere belasting, zonder eenig onderscheid, voorkomen en over welke men zich alleen kan heenzetten indien men overtuigd is van de noodzakelijkheid eener nieuwe, en van de rechtvaardigheid, in be ginsel, der voorgestelde belasting. Over deze twee punten, noodzakelijkheid en recht vaardigheid, heeft, naar 't ons voorkomt, ieder lid der tweede kamer uitspraak moeten doen toen hij zijn stem uitbracht over art. 1 der wetsvoordracht, waarin gedecreteerd wordt: „Er wordt van de ingezetenen des rijks, onder den naam van rentebelasting, eene directe belasting geheven naar hun inkomen uit: lo effecten, 2o geldschietingen, 3o rentegevende schuldvorderingen, 4o lijfrenten." Deze ver klaring is een wetsartikel, geen stelling op een wetenschappelijk congres ot in een deba ting club voorgesteld, waar 't te doen is om over algemeene beginselen van gedachten te wisse len. Als volksvertegenwoordiger, met het prac- tische doel om het eerste artikel eener in haar geheel bekende en rijpelijk overwogen wet te helpen samenstellen, heeft ieder lid der kamer vóór of tegen deze bepaling zijne stem uitge bracht en er behoort eene handigheid in de casuïstiek toe, welke niet tot de ons geschon ken verstandsgaven behoort, om te kunnen aannemen dat men, na aldus het hoofdbeginsel, in verband tot de voorgestelde wet, als nood zakelijk en rechtvaardig te hebben gehuldigd, vrij zou zijn om het weder prijs te geven op grond van detailbezwaren, met welke men op het oogenblik der stemming over art. 1 bekend was. Is het overigens juist, wat door de tegen standers dezer wet in en buiten de kamer be weerd wordt, dat de rentebelasting op een onoverwinbaren afkeer bij de natie stuiten zal? De minister van financiën heeft, met de bekwaamheid van een geoefend debater, tot bestrijding van dit beweren gebruik gemaakt van een negatief bewijsde afwezigheid van adres sen tegen de rentebelasting. «Door de welwillendheid van uw bureau, mijnheer de voorzitter, zeide de minister, ben ik in de gelegen heid gesteld kennis te nemen van alle adressen met be trekking tot dit wetsontwerp bjj de kamer ingekomen, Want bjj mij is er geen enkel adre3 ontvangen. Onder al die adressen is er niet een tegen de belasting, niet een dat vraagt: hef die belasting niet, want zij zal voor ons te drukkend zijn. Wel zijn er 7 h 8 adressen van ka mers van koophandel, de vertegenwoordigers van den nij- veren burgerstand, die u vragen: keurt deze belastingwet goed! Js, er zijn 20 I 30 adreseen betreffende éen bij zonder punt, die bezwaar opperen. Met loffelijken ijver hebben armverzorgers en beheerders van kerkelijke go ede- ren zich verklaard tegen de uitbreiding van belasting op die soort van goederen. Maar dit betreft dan slechts eene bijzondere bepaling der wet. Zelfs de groote kooplieden en kapitalisten, voor wie men zegt dat deze belasting en de wijze waarop zij werken zal, zoo bezwarend zal zijn, hebben gezwegen. Tegen dit wetsontwerp is slechts éen adres ingekomen van de Vereeniging voor den effectenhan del, maar waarbij niet anders gevraagd wordt dan om de regeling in art. 6 omtrent het patent der bankiers zoo danig te veranderen al3 nu weder i9 geschied. Tegen de belasting zelve geen enkel bezwaar. «Is nu de Nederlander zoo apathisch geworden dat, waar het betreft een diepen greep in zijne beurs, bij het niet meer waagt zich daartegen te verzetten Men zegt wel eens, dat er twee groote quaestien zijn, die den Nederlan der in beweging en zijn bloed aan het koken brengen: de kerk en de beurs; men noemt zelfs wel eens de beurs voorop. En nu is het bloed zoo kalm gebleven, het heeft zich volstrekt niet bewogen. Er is volkomen berust in betgeen voorgesteld en behandeld wordt. Zou het ook daarin zijn grond hebben, dat de algemeene volksovertui ging zich bewust is dat de belasting èn noodig èn in zieb zelve rechtvaardig is Wij willen de waarde van dit negatief bewijs volstrekt niet verkleinen en vooral het feit, dat de tegenstand onzer financiers, welke zich tegen het ontwerp Gleichman nog krachtig heeft doen gelden, thans tot zwijgen is gebracht, doet ons vermoeden dat het ontwerp-Yissering in derdaad voor hen meer aannemelijk is. Maar toch houden wij 't ervoor dat er in de „alge meene volksovertuiging", welke de minister heeft doen optreden, eene illusie verscholen ligt. De rentebelasting zal, naar onze meening, wel degelijk impopulair blijken, wanneer ze er eenmaal zijn zal. Duizenden renteniers en kleine kapitalisten leven thans rustig daarheen, zonder eraan te denken dat zij bevoorrecht worden hoven den grondeigenaar, die grondbelasting betaalt, of laat betalen, en den koopman of industrieel, die zijn patent heeft op te brengen. Deze lieden bemoeien zich in 't algemeen weinig met politiek; zij weten niet wat er in de Kamers omgaat. Dat er van hen geen adressen in komen, bewijst slechts dat zij van de kranten niet veel anders lezen dan de advertentiën in de Opregte Raarlemsche of het „gemengd nieuws" in het schandaalblaadje hunner buurt. Maar aan hen zal bewaarheid worden wat Guizot eens aan een geleerd man voorspelde, die betuigde dat hij zich nooit met politiek inliet: Je vous plains monsieur, car un jour la politique s'occupera de vous. Zoo zal het ook onzen couponknippers gaan. Als het aan slagbiljet, de nieuwe en ongenoode gast, voor 't eerst hun woning binnentreedt, dan zullen zij schrikken, En als 't op betalen aankomt, dan zullen zij vermoedelijk zeer boos zijn, tegen welke gemoeds-aandoening echter, naar bekend is, geen ander middel bestaat dan weer goed te worden. Is echter de, naar onze meening, stellig te verwachten boosheid van kiezende of niet- kiezende effectenbezitters eene reden om de rentebelasting niet in te voeren Wil men wachten tot er eene belasting ge vonden is die populair zal zijn, dan geve men het wachten op. De man, die met een vroolijk gemoed een „waarschuwing" van den ontvan ger in zijn brievenbus vindt, of met een gevoel van blijdschap zich tot het invullen van een nieuw belastingbiljet zet, moet nog geboren wor den. Oude of nieuwe belastingen, het is al om het even, men wil er liefst niet aan. Wenscht men echter te weten hoe eene belas ting samen te stellen is, welke bijna algemeen in stemming vinden zal? Wij hebben dat dezer dagen ondekt. Niemand zal vermoedelijk aan de Nederl. Spectator als politiek orgaan eenige beteekenis hechten. Zijn veeltijds gees tige politieke platen zelfs, missen in den regel eene politieke tendenz. 'Maar aan dit weekblad van een- clubje geleerden en letterkundigen danken wij nu toch onze vondst. Rentebelasting en successie in de rechte lijn vindt de Spectator „de schreeuwendst onbillijke" belastingen die er zijn. Er zijn slechts twee middelen om de eerstgenoemde „eenigszins minder onrechtvaardig" te maken. Dat zijn: „een opklimmende reeks en ruimere vrijstelling." Werden die toegepast, dan zou zelfs de Spectator er zich mede kunnen ver eenigen en dus mag men aannemen dat de berusting dan inderdaad vrij algemeen zou zijn. Welke fortuinen in effecten begrijpt de Spectator echter onder zijn „ruimere vrij stelling Natuurlijk de inkomens van 2000, want40 daar afgeperst, zijn J 40 afgeperst van de noodzakelijke voeding." Maar ook die van ƒ7000, want: „als men daarvan leven moet met een gezin en een vier-of vijf tal kinderen een behoorlijke opvoeding geven, dan kan daar geen ƒ100 af voor een nieuwe belasting of zij treft het noodige, niet het overvloedige." Aangezien nu 2 pet. van 7000 niet slechts 100, maar zelfs 140 bedragen zou en be lasting, volgens deze bewering, slechts afge zonderd mag worden van hetgeen men te veel heeft, moeten de „minimumlijders" van ƒ7000 's jaars, zoo niet tot de vrijgestelden, dan toch zeker tot de laag aangeslagenen in de renten- belasting naar des Spectators zin behooren. Wil men daarna uit de belasting nog de 3 4 miliioen halen die er noodig zijn, dan mag de „klimmende reeks" voor de volgende klas sen wel zevenmijlslaarzen aanschieten. Ze zal dan ongeveer neerkomen op onteigening, binnen eenige jaren, van prins Frederik en de enkele andere „archi-millionaiis," welke in ons land gevonden worden. Wij zijn inderdaad overtuigd dat de door den Spectator voorgeslagen wijziging de rente belasting bij bijna iedereen geliefd zal maken. Zij zou zeker op deze wijze slechts zeer weinigen deren. Zij ware dan echter in strijd met het be ginsel van recht, hetgeen vordert dat de lasten van den staat niet door enkelen, maar door de grootst mogelijke meerderheid gedragen worden. Daarom gelooren wij dat, ondanks hare onloo chenbare impopulariteit, welke slechts na ver loop van zekeren tijd zal wijken voor de macht der gewoonte en voor het besef, dat wat recht is ook recht gedaan moet worden, de belasting op het vermogen in portefeuille dit maal door de staten-generaal zal worden aan genomen. Evenals de stemming over art. 1 reeds gedaan heeft, zal de eindstemming be wijzen dat, naar art. 82 onzer grondwet, de leden der kamer stemmen „volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen die benoemen." In de heden namiddag gehouden zitting van deu gemeenteraad van Middelburg, werd in handen van burgemeester en wethouders gesteld een adres van den heer J. L. Gruber, te Utreedt, concessionaris van den stoomtram Middelbrug Vlissingen, waarbij deze verzoekt: lo hem voor den tramweg in bruikleen at te staan (gedurende de concessie) een stuk grond gelegen aan den Buitensingel tegenover de Langevielebuitenburg, ter grootte van pl. m. 300 M1. en 2o bij de concessie te voegen een additioneel artikel, inhondenda de vergunning om de concessie, onder goedkeuring van burg. en weth., aan anderen te mogen over dragen. Hierbij werd door den voorzitter mede gedeeld dat de concessionaris morgen met de werkzaamheden zal aanvangen. Eveueens werd om advies in handen van het dag. bestuur gesteld een adres van de Middel- burgsche Bouw- en Verhuur maatschappij om grond te verkrijgen op het Molenwater, teneinde daarop, nabij de muziektent een gebouw te stichten dar, tegen eene geringe jaarlijksche contributie, voor leden toegankelijk zal zijn. Aan den heer G. van DieSen werd, op zijn verzoek; wegens vertrek naar elders, eervol ont slag verleend, als lid der commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs. Het voorloopig vastgesteld kohier van de in komstenbelasting voor 1881 bedraagt ƒ71.992.20. De heffing is 2 88/100 pet, tegen 2 90/100 pet over 1880. De begrooting der gemeente-gasfabriek voor 1881, in ontvang en uitgaaf f 43353 bedragende, werd goedgekeurd en vastgesteld. Onder de ontvangsten is voor opbrengst van gas f 32621 en onder de uit gaven voor rente ad 4o/0 van 108.405.37 f 4607.20 en voor afschrijvingen 5700 gebracht. Ter voorziening in de vacature in de commissie van toezicht over de stads-manege werd benoemd de heer J. C. Lantsheer. 4*oes, 29 Maart. De voordracht, die de voor zitter van de Alg. Ned. Werkliedenvereeniging, de heer B. H. Heldt, heden hield, werd door een talrijk publiek bijgewoond. De heer Heldt gaf als antwoord op de vraag: Wat de werklieden zei ven moeten doen om hun toestand te verbeteren en wat van audere zijde gedaan behoort te worden? dit antwoordde werklieden moeten zich vereenigen. Daar door zullen zij zedelijk zich verheffen en tevens hun stoffelijke omstandigheden verbeteren kunnen. De patroons moeten medewerken en mogen een voorbeeld nemen aan den heer Van Marken te Delft, die voor onderwijs, goede woningen en ge paste gelegenheid tot outspanniDg voor zijn werk lieden, zelfs voor speeltuinen van hunne kinderen zorgt. Ook het kapitaal werke mede. Wanneer eenige flinke werklui, die hun vak kennen, een zaak willen beginnen, verstrekke de kapitalist hun hulp. Spreker wees als voorbeeld van wat vereeniging van arbeid en kapitaal vermag, op de drukkerij van Rommerts te Leeuwarden. Het verenigingsleven van de werklieden is aanbevelenswaardig, omdat zij alleen daardoor invloed op de wetgeving knnnen uitoefenen. De staat heeft niet altijd het belang van eene klasse in de maatschappij, die het meest bescherming behoeft, behartigd. Wat kan er niet veel gedaan worden door de gemeente b. v. Deze riente ambachtsscholen op, waar practisch onderwijs hand aan hand gaat met theoretisch. De gemeente kan zorg dragen dat goede, gezonde woningen voor de werklieden gebouwd worden Het aanleggen van plautsoenen is uit een oogpunt van gezoudheid mede aan te bevelen. Maar niet abeen de gemeente, ook de rijkswet gever kan veel doen in het belang der werklieden en aan deze is het om door hunne vereenigiügen tot ijver in de behartiging hunner belangen aan te sporen. In de eerste plaats zorge men voor een rechtvaardig belastingstelsel. Thans laat dit veel te wenschen over. Kosteloos en verplicht onderwijs sta op ons piogramma. Men moet gratis middelbaar ouderwijs - dat zich aansluit bij het lager ouderwijs kunnen genieten. De wet op den kinderarbeid in fabrieken worde uitgebreid ook tot veldarbeid. De staat wake, opdat de inrichting der fabrieken en werkplaatsen niet schadelijk zij voor de gezondheid der werk lieden. Yerbodsbepalingen tegen het werken van vrouwen gedurende zekeren tijd vóór hare beval ling, zoowel als nadat zij bet kraambed verlaten hebben, zijn noodig. Het arbeiden van meisje# beueden 16 jaren in fabrieken moet niet toege laten worden. In den regel worden deze slacht* offers van de prostitutie, waarvan spreker tal van voorbeelden zou kuunen aanhalen. Qp'-_ jongens moeten niet vóór huu 14e jaar in een fabriek gebracht worden- Het tien uren-stelsel worde ingevoerd. Hoe kunnen de werklieden tot den hier aan® geduiden toestand geraken Door stemrecht te erlangen. Algemeen stemrecht zij ouze lens» Met warmte bepleitte de heer Heldt dit beginsel» Nadat de heer Frowein gevraagd had, of ef onder de aanwezigen waren, die een debat over het door den heer Heldt gesprokene wenschten te aanvaarden, deed de heer Sampon, voorzitter der Goesche werkliedenvereenigiug Eigen Hulp, nog eenige mededeeling omtrent een stukje door hem in de Goesche courant geplaatst dat door den heer Heldt aaugehaald was en hield de heer Stigter eene beschouwing over de sociale quaes tier Spreker wees erop dat deze vroeger bestond voor de werkgevers, die niet vrij maar in eeO nauw keurslijf geperst waren; doch thans bestast

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1