N®. 51.
124e Jaargang.
1881.
2 Maart.
Woensdag
Rijks-belastingen.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 5,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels 1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 1 Maart.
Dé uitbreiding van bet post
wezen.
1UIDDELBURGSGHE COURANT.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der dir. belastingen ter invordering zijn verzonden
de door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Miüdeibnrg, den 23Febr. 188i,
invorderbaar verklaarde kohieren no. 8, 9 en
10 der peraoneele belasting voor het dienst
jaar 1880/81, met uitnoodiging aan ieder wien
zulks aangaat, om, na bekomen kennisgeving
van zijnen aanslag, ten spoedigste het door
hem verschuldigde te kwijten, met heiinne
ring tevens, dat de bezwaren, we.ke dienaan
gaande mochten bestaan, binnen drie maanden
na heden behooren te worden ingediend.
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars eeu peiceel verlaten,
zonder daarin eenige roerende goederen of iemand
in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt
op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op
de personeele belasting van den 9 April 1869
(iS'tbl. no. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 2Sen Februari 1881.
De burgemeester voornoemd,
P I C K
ii.
Het kost thans eenige moeite ons voor te
stellen dat er een tijd geweest is, waarin een
brief ettelijke dagen noodig had eu verschei
dene stuivers kostte, om van 't eene einde
van ons kleine land naar 't andere te komen
een tijd waarin het cijfer der jaarlijks gewis
selde brieven, dat nu ruim 14 per hoofd der
bevolking bedraagt, Dog geen 2,5 was. Toch
is dat pas een 30 jaren geleden. Een kort
overzicht van de wetgeving op het postwezen,
waarbij wij ons bepalen tot de belangrijkste-
wij zigingen en tot de verzending der brieven en
geldswaarden, zonder bij het vervoer van druk
werken en monsters stil te staan, kan ons
die verandering op den voet doen volgen.
Engeland was sedert tien jaren in 't bezit
van zijn percny-post, eene schepping van Row
land Hill, toen Van Bosse, in 't eerste minis
terie Thorbecke, aan de hervorming van het
Nederlandsche postwezen de hand sloeg. De
wet van 12 April 1850 'Stilno. 15) bevatte
in hoofdzaak de volgende bepalingenport
voor brieven van niet meer dan 15 wichtjes
gewicht, 5, 10 of 15 cent, naarmate van den
afstand; invoering van postzegels, zonder dat
echter het frankeeren verplicht wasgeldver-
zending met postwissels tegen een recht van
2 pet., wat vóór dien lijd 5 pet. bedragen
had. Ingrijpend als deze wijzigingen waren,
vormden ze nog slechts een eersten stap in
het stelsel van den minister Van Bosse. Her
ziening der wet werd daarom binnen vier
jaren voorgeschreven.
Zij kwam tot stand in de wet van 5 Juli
1855 (Stil. no. 61). Het port werd terugge
bracht tot 5 cent voor afstanden beneden, 10
cent voor die boven de 30 mijlen. Het op
klimmend tarief voor brieven, zwaarder dan
15 wichtjes, werd verlaagd, evenals dat voor
aangeteekende brieven, terwijl het postwissel-
recht op 1 pet. werd gesteld. De termijn van
herziening werd nu bepaald op 31 Dec. 1860,
Het duurde echter tot in 1870, nadat ook
het Duitsche rjjk ons was voorgegaan met het
Uniformport van éen Silbergroschen, alvorens
de beide kamers onzer staten-generaal tot die
hervorming gezind waren. De wet van 22 Juli
1870 (StbL no. 138) draagt weder Van Bosse's
handteekening. Zij voerde ineen port van
5 cent voor 't geheel© land; gedwongen
frankeering met postzegelsbriefkaarten, eene
uitvinding van dr. Stephan, in Oostenrijk het
eerst ingevoerd, doch in den Fransch Duit-
schen oorlog, bij het onderhouden der schrif
telijke gemeenschap tusschen 600,000 Duitschers
in Frankrijk en hun betrekkingen in 't vader
land, voorgoed tot waardeering gekomen.
Voorts werd het aanteekengeld voor brieven
met opgegeven geldswaarde tot 5 cent per
50, het postwisselreeht tot 5 cent per
12 '/j verminderd. Eene bepaling welke
onze aandacht verdient, dewijl zij de werk
zaamheid van het postwezen over een tot dien
tijd onbetreden gebied uitstrekt, was de invor
dering van quitantiën, tegen vooruitbetaling
van 1 pet. van haar bedrag.
Na 1870 hadden er, behalve een paar wij
zigingen in het port van gedrukte stukken en
monsters, bij de wetten van 12 April '72 en
28 Juni '76 (Stbl. No 32 en 14! geen ver
anderingen meer plaats, behalve de, op het
voorbeeld van Engeland sedert 1870, trapsge
wijze ingevoerde vereeniging van sommige
post- en telegraafkantoren.
Eenige cijfers zullen de verandering, welke
gedeeltelijk onder den invloed dezer herziening
van de wetgeving, gedeeltelijk onder dien der
veranderde maatschappelijke omstandigheden,
inmiddels had plaats gehad, duidelijk maken.
Wij vergelijken daartoe het jaar 1850 met
1878, het laatste waarover wij de statistiek
van het postwezen hebben kunnen raadplegen.
1850 1878
Verzonden binnen- en buitenl.
brieven of briefkaarten 7.949.614 64.975.291
[benevens 5 millioen
dienstbrieven)
Aangeteekende brieven67.051 1.156.919
met
aangegeven geldswaarde 375 91.840
Bedrag daarvan. 314.822 ƒ50.408.743
Postwissels.. 25.738 409.167
Bedrag daarvan.88.007 ƒ15.665.042
Aantal postbeambten424 3681
(ibehalve de swrnumer.
en geagr. klerken)
Inkomsten van 't postwezenƒ1.294.137 3.501.790
Uitgaven 541.272 2.514.517
Overschot 752.864 9S7.273
Bovendien werden in 1878 verzonden
45 199.748 gedrukte stukken; werd van de
sedert 1870 geopende gelegenheid tot verzending
van postwissels naar en van het buitenland
gebruik gemaakt voor 110.420 wissels, tot
eeu bedrag van 3.470.297 werden 307.803
quitantiën ad 1.354.784 per post ontvangen
en eindelijk nog voor 295,312 aan telegra
fische postwissels overgemaakt.
De toeneming is verbazend en geeft, wanneer
wij een oogenblik nadenken over de geestelijke
en stoffelijke beweging, welke van eene der
gelijke uitbreiding van het schriftelijk verkeer
oorzaak moet zijn, het beeld eener geheele
maatschappelijke hervorming te zien.
In navolging van bijna alle landen van Eu
ropa werd bij de wet van 25 Mei 1880 (Stbl.
no. 88) de Nederlandsche post-spaarbank op
gericht. Deze is de gewichtigste, tot dusver
in practijk gebrachte toepassing van het beginsel
dat de post, door haar alomtegenwoordigheid,
haar bijna dagelijksche aanraking met alle
klassen van ingezetenen, haar talrijk personeel
van vertrouwde, aan stiptheid en ijver gebonden
beambten, tot uitgebreider diensten in staat is
dan het bezorgen van brieven, drukwerken en
monsters. Zoo lang hare taak beperkt was tot
de bescheiden behoeften onzer voorvaders, kon
haar geschiktheid voor een uitgebreider werk
kring zoo niet aan 't licht treden. In het druk
bewogen leven onzer tegenwoordige maatschappij
schijnt zjj echter de van nature aangewezen
middelaarster en bezorgster eener menigte be
langen, waarvan de post-spaarbank er een
vertegenwoordigt, waarvan andere aan te wijzen
niet onze taak kan zijn, doch waarvan het een
Bowland Hill, een Stephan, der toekomst voor
behouden kan wezen er nieuwe op te sporen.
Met Nederlandsche bedaardheid en voorzich
tigheid volgt" ons land tot dusver het spoor,
hierbij door andere volken gewezen. Langzaam,
tien of meer jaren practijk latende gaan over
de uitvindingen, door anderen bedacht en in
gevoerd, brengen wij die, naar de ervaring en
naar onze behoeften gewijzigd, in toepassing.
Tot de pakketpost zouden wij misschien zelfs
nimmer gekomen zijn, indien geen Concert Eu-
ropeëndat van ons gelukkig geen Dulcigno of
Epirus vorderde, maar slechts een nieuwigheid
waar wij zeiven gemak van zullen hebben, er
ons zedelijk toe genoodzaakt had. Schikken wij
ons dan daarin en gaan wij de vreemdelinge
met goed vertrouwen te gemoet.
Het vervoer van pakketten per post zal,
volgens het laatstelijk ingediend gewijzigd
wetsontwerp, binnen twee jaren na het in
werking treden der wet over het geheele land
plaats hebben, voor alle pakjes tot een gewicht
van hoogstens 5 kilo. Het port, binnenslands,
door het opplakken van postzegels te vol
doen, bedraagt, onafhankelijk van den afstand,
15 cent voor pakjes van 1 kilo of minder,
20 ct. voor die van 1 tot 3 K.25 et. voor
die van 3 tot 5 K. Pakketten van waarde
kunnen aangegeven worden tot een bedrag
van hoogstens 500, tegen een recht van
10 ct. voor elke f 100. De waarde dezer
pakketten wordt, indien'zij verloren of bescha
digd raken, geheel, die van niet-aangegeven
pakketten tot een bedrag van hoogstens 2.50
per kilo vergoed. Deze vergoeding heeft niet
plaats indien de schade of het verlies het ge
volg is van overmacht, of van een gebrek aan het
vervoerde zelf. Aan de spoorweg-ondernemin
gen wordt door het rijk vergoed voor een pak
ket van 1 kilo of minder 7 ct, voor een van 1 tot
3 K. 11 ct., voor een van 3 tot 5 K., 15 ct. Bij de
invoering der pakketpost worden de bepalingen
der wet van 1870 betreffende het gewicht der
brieven in dien zin gewijzigd, dat geen pak
ketten boven de 500 wichtjes voortaan als
brieven per post verzonden kunnen worden. Bij
deze gelegenheid wordt te gelijk het port van
brieven, die zwaarder zijn dan 15 wichtjes,
weder verlaagd, zoodat voortaan brieven van
16100 wichtjes 10 cent, die van 101250 W.
15, die van 251500 W. 15 cent zullen
kosten. Het toegelaten gewicht der drukwer
ken wordt zoodanig gewijzigd, dat de verzen
ding van deze met de brievenpost, bij meer
uan 500 wichtjes gewicht, duurder wordt dan
hun verzending per pakketpost.
De overige bepalingen kunnen, als van
minder belang voor het publiek, bier onver
meld blijven. Uit de memorie van antwoord
teekenen wij nog aan, dat de regeering het
cijfer der jaarlijks te vervoeren pakketten, na
een of twee jaren, raamt op 2 millioen in
't binnenlandscii en op 320.000 in 't buiten-
kndsck verkeer, welke na aftrek der uitkee-
ring aan de spoorwegen zullen opbrengen
f 263.800. De kosten van bestelling, vervoer,
(buiten de spoorwegen) personeel en lokaalhuur
worden geraamd op f 238.800, benevens
50.000 als kosten van eerste inrichting voor
aankoop van wagens, weegtoestellen, verbou
wing van lokalen enz. Dat de onderneming
dus winst zal afwerpen, schijnt zeker doch wat
de hier opgegeven cijfers betreft, zal wel zelden
eene raming zoo onzeker zijn als deze.
Men neme, om dit in te zien, slechts in aan
merking dat in Zwitserland, welks bevolking
met die van ons land ongeveer gelijkstaat, in
1879 niet 2. 3 millioen, zooals onze minister
raamt, maar 7.3 millioen pakketten met de
post verzonden zijn.
Wat hiervan zij, wij vertrouwen dat ook
deze uitbreiding van het postwezen weder een
nuttig middel tot bevordering van het algemeen
belang zal blijken. Ieder onzer ondervindt
bijna dagelijks hoeveel de verzending van
kleine voorwerpen, ten opzichte van gemak,
regelmaat, spoed en kosten te wenschen over
laat. Is dit reeds het geval met de aan de
groote verkeerwegen liggende plaatsen, voor
meer afgelegen oorden is het in veel hooger
mate zoo. Dit is zoo waar, dat wanneer er,
bij het lezen van het wetsontwerp en de ge
wisselde stukken, éen bezwaar bij ons gerezen
is, het is: dat de regeering zich niet genoeg
rekenschap geeft van den omvang der taak,
welke zij aan het postwezen gaat opdragen.
Wanneer wij, met name, in de memorie van
antwoord gerekend zien op lokaalhuur in
sLchts 25 a 30 gemeenten en voorts, wat het
personeel betreft, deze toelichting lezen:
»In de meeste gemeenten zal zonder vermeerdering van
personeel in den dienst der pakketpost kunnen worden
voorzien,"
dan komt hst ons voor dat de minister óf
zich groote illusien maakt omtrent de krachten
van het toch reeds niet gespaard wordende
post-personeel in de steden en ten plattelande,
óf den omvang, dien de pakketpost aan zal
nemen, veel te laag schat.
Dit zal echter terecht komen. Eenmaal bij
de wet opgericht, zal de pakketpost ook de
organisatie moeten bekomen, welke zij noodig
heeft om te kunnen werken. En daarna zal
haar arbeid weder aan het algemeene welzijn
ten goede komen.
Het Nieuws van den Dagdat voor de gewon
den in de Transvaal eene inzameling geopend
heeft, welke reeds 1320.35 heeft opgebracht,
ontving gisteren weder twee tienguldenstukken
met dit bijschrift:
Laatst bij den LaDgnek gaf ik er E e n,
Thans bij den Spitskop geef ik er Twee.
Wij vertrouwen dat in deze eenvoudige
woorden wordt uitgesproken wat in veler hart
leeft.
Ze bevatten den tol onzer bewondering aan
de dappere mannen van onzen bloede, die daar
ginds den heftigen strijd voeren voor hun on-
athankelijk volksbestaan, en den tol onzer
beilrs, tot leniging van het leed dat die strijd
aan hen en de hunnen berokkent.
Dat leed is niet gering. Zegepralen als die
bij den Spitskop worden niet behaald zonder
dat ook aan de zijde der overwinners zware
verliezen worden geleden. En iedere Boer die
valt, laat een treurend gezin achter, ieder die
gekwetst wordt, gaat, in 't gunstigste geval)
een moeilijke en smartvolle genezing, daarna
een tijd waarin zijn veld wellicht onbebouwd,
zijn oogst onverzorgd ligt, te gemoet.
Tot verzachting v«*n al dat leed kunnen wij
niets anders dan wat geld geven. Het is weinig;
maar het is toch iets, en wat meer is, het is
noodig. Geld is de onmisbare voorwaarde voor
het uitzenden van geneeskundige hulp, de
eerste behoefte op het oorlogsterrein. Geldis
daarna het eerste hulpmiddel voor het ver-
leenen van verdere ondersteuning.
Er zijn wegen in overvloed om het geld tot
zijn bestemming te doen komen. Het Roode
Kruis voor de geneeskundige verpleging, het
Transvaal-comité van prof. Harting, het Am-
sterdamsche Transvaal comité, de heer Lion
Cachet door bemiddeling zijner Kaapsche vrien
den, aan allen kan men met vertrouwen zijne
bijdragen in handen stellen.
Onder den indruk der bloedige zege bij den
Spitskop, brengen wij deze dingen in herinnering
bij onze lezers. Vergissen wij ons niet, dan
beeft het Roode Kruis in onze onmiddellijke
omgeving tot dusverre niet veel geoogst. Wie
dus, bij het vernemen der tijdingen uit de
Transvaal, zijn hart warmer voelt kloppen,
taste in den zak en zette die aandoening om
in practisch hulpbetoon.