124e Jaargang' 1881. N»; 29. Vrijdag 4 Februari. HET SPOOK Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco 5,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels ƒ4.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité O. L. Daübe Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlyn Weenen, Zurich enz. Middelburg, 3 Februari. FETJILL.BTON. MUaggiO MIDDELBllRGSCHE COURANT. Zijn de Transvaalsche Boeren door de Engelsche regeering als „oorlogvoerende partij" erkend, of niet Het Nieuws v. d. Dag big ft vasthouden aan de ontkennende beantwoording dezer vraag. Zonder ons te zeer te verdiepen in eene, licht in haarkloverij ontaardende, ontleding der woorden van den Engelschen minister van oorlog, willen wij eerst onderzoeken wat in het internationaal oorlogsrecht het onderscheid tusschen „oorlog voerende" en „niet-oorlogvoerende" partijen is. Blantschli geeft in zijn Droit international codifié (vert. Lardy, 2e druk) in het 8e boek eene om schrijving van wat onder Parties heilig ér antes verstaan wordt. Hij onderscheidt daarbij oorlogen tusschen zelfstandige staten en burger-oorlogen. 611. In den regel is de oorlog een gewapende strijd tusschen verschillende staten, over een volkenrechtelijk vraagstuk. 512. Men kent echter de hoedanigheid van oorlog voerenden toe aan gewapende partijen, die zonder van een reeds bestaanden staat het recht verkregen te hebhen ©in met de wapens in de hand te strijden, zich op mili tairen voet ingericht hehben, en te goeder trouw, in plaats van en lieu et place de) den staat, voor een publiekrech telijk beginsel strijd voeren. koot (van Bluntschli) I. Dit is eene uitzondering op den regel, dat de oorlog alleen tusschen staten gevoerd wordt. Maar wanneer een staatkundige party publieke doel einden nastreeft en zich als een staat heeft ingericht, wordt hij in zekeren zin zelf de staat. De wetten der mensche- lijkheid vorderen dat aan zoodanige partij de hoedanigheid van oorlogvoerende toegekend en zij niet alt een samen raapsel (an ramastit) van misdadigers beschouwd worde noot (ais hoven) III Het is onvermijdelijk noodzakelijk dit beginsel in burgeroorlogen te eerbiedigen de partij, 'welke de normale staatsmacht op bare hand heeft, zaj licht geneigd zijn om hare tegenstanders als oproerlingen te beschouwende opstandelingen zullen van hun kant tie partij der regeering van hoogverraad en vau schending der grondwet beschuldigen. Wanneer eenmaal de uitspra ken der rechtbanken niet meer geeerbiedigd worden en twee partyen feitelijk elkander den oorlog aandoen, dan is ht verstandiger de gewone strafwetten buiten werking fe stellen, de tegenpartij uit een politiek en militair oogpunt te beschouwen alt wezenlijke vjjanden en baar de boedanigheid van oorlogvoerende toe te kennen. Het bedendaagscbe internationaal recht heeft dus een stap Vooruit gedaan, door aan te nemen dat de hoedanigheid van oorlogvoerenden kan toegekend worden aan eene in Opstand verkeerende partij, of aan korpsen vrijwilligers. Maar daartoe is noodiga dat zij op militairen voet zijn ingericht; b dat zij zelve de wetten van den oorlog "eerbiedigen en te goeder trouw voor een staatkundig beginsel strijden. 513. Hoovers en kapers bezitten nooit de hoeda- VAN tk haastte mij natuurlijk om naar Benton te- kug te keeren en hem in korte woorden mede te deelen wat ik gehoord had. Wij zagen beiden terstond iu dat het het beste zou zijn om in den tuin te vluchten en van daar zoo mogelijk ver derop, terwijl de boosdoeners boven de ruïne doorzochten; maar de deur bleek zóo goed ge sloten te zijn dat wij haar onmogelijk open konden krijgen. Ons tweede denkbeeld was de hulp van Richetta in te roepen, of van de slapende ezeldrijvers en de bewoners van het dorp; maar uit het gerucht dat wij hoor den bleek dat de Romein met zijne handlangers reeds boven aan bet zoeken waren, dus was de gemeenschap afgesneden en buitendien ver trouwde ik na alles wat ik gehoord had, niet veel op die hulp en al had ik niet alles aan Benton verteld, dacht die er toch eveneens over. Er was altijd nog kans dat onze schuilplaats niet ontdekt werd, als wij ons heel stil hielden; want in- het gemakkelijk te bereiken deel der ruine merkte men niets van die binnenvertrekken nigheid van oorlogvoerenden, zelfs al hebben zij zich op militairen voet ingericht. Hieruit volgt, dat zelfs in geval van opstand van een gedeelte der bevolking tegen de be staande regeering, de noodzakelijkheid en de be ginselen van het hedendaagsche volkenrecht mede brengen, dat de opstandelingen als oorlogvoerenden en niet als misdadigers of oproermakers beschouwd worden, indien zij zich op militairen voet hebben ingericht én de wetten van den oorlog eerbiedigen. Nu is aan de Engelsche regeering in de zitting van den 28en Jan. gevraagd door sir Wilfrid Lawson: „Is het leger, dat de minister van oorlog uitzond, bestemd om strijd te voeren tegen oorlogvoerenden, of tegen oproerlingen De ministers verklaarden hierop niet dadelijk te kunnen antwoorden, dewijl het een vraag van volkenrecht betrof. Na eenige dagen van beraad, heeft de minister van oorlog echter geantwoord lo. „dat het hem verwonderde dat de vraag gedaan was, of de Boeren al dan niet volgens de wetten van den oorlog behandeld zouden worden." Welke die wetten zijn, hebben wij straks uit Bluntschli doen kennen. De vraag was dus hier mede reeds beantwoord, doch de minister voegde er bij: 2o. „dat ofschoon de gelegenheid zich nog niet voorgedaan had om eenig geschilpunt omtrent de rechten van oorlogvoerenden te beslechten, de Boeren moesten behandeld worden overeenkomstig de erkende regelen van den beschaafden oorlog {the recognised rules of civilized warfare), daaronder begrepen het uitwisselen der gevan genen." In dezen geest zijn voorschriften gezonden aan den Engelschen opperbevelhebber in de Transvaal, die in antwoord daarop heelt medegedeeld, „dat hij eene hoffelijke verhouding {relations of courtesy) met de aanvoerders der Boeren had bewaard en, aangezien zij de meeste gevangenen hadden los gelaten, voornemens was met gevangenen, die de Engelsche troepen mochten maken, eveneens te handelen." Wij vinden hier dus al de voorwaarden, door Bluntschli gesteld, letterlijk verwezenlijkt. Aan den eenen kant eene partij, die zich op militairen voet ingericht heeft, die voor een publiekrechtelijk beginsel strijd voert en die zelve de wetten van den oorlog eerbiedigt. Aan den anderen kant eene regeering, die het bestaan van wetten, in den oorlog tusschen beschaafde volken, erkent en verklaart dat hare vijanden overeenkomstig die wetten behandeld zullen worden. Nu ontkennen wij geenszius dat de woorden van den Engelschen minister niet zoo onbewimpeld geweest zijn, als wanneer hij b. v. in 't volle par lement ten aanhoore van ganscb Europa, plechtig gezegd had„Bij deze heb ik de eer de Boeren te Maar wij hadden toch geen last om in de kamers, waar wij ons te slapen gelegd hadden te blijven, omdat wij, als wij daar ontdekt werden, geheel ingesloten zouden zijn, zonder eenig middel om te ontkomen, terwijI onze noodkreten waarschijn lijk niet eens konden gehoord worden. Wij zochten dus een ander plekje op, dat veili ger was in geval van ontdekking en tevens een geschikte schnilplaats aanbood. Aan de beide uiteinden van het reeds vermelde balkon was een soort van nis en een daarvan, juist aan den tegenovergestelden kant van dien waar de anderen moesten nederdalen, lag zoo achter steenen, aarde en struiken verscholen, dat men er zich gerust in kon verbergen. Wij hielpen mejuffrouw Osborne van de binnenplaats op het balkon en gingen in die nis staan, doch vergaten in de haast, beneden in haar kamer het lieht nit te blazen. Gedurende een paar minuten zagen wij niets van degenen, die ons zochten, doch weldra riep een zware hijgende stem: „JEccoEcco(Daar 1 daaren omhoog ziende zagen wij de donkere gedaante van een man, boven op den muur staande en naar het balkon wijzende, waar jnist de maan haar schijn sel op wierp. Blijkbaar was onze schuilplaats ontdekt, want onmiddellijk verschenen er nog eenige zwarte gedaanten naast hem en ik vatte mijn schoone reisgenoote bij de hand; maar of schoon haar pols gejaagd sloeg, beefde zij toch erkennen in de hoedanigheid van oorlogvoerende party." Yan den minister kon echter niet ver langd worden dat hij zich de handen zou binden voor mogelijke, nog niet voorgekomen geschil punten van internationaal recht. Voor het belang, dat wij Nederlanders bij de zaak hebben, is het volkomen voldoende dat de Engelsche regeering verklaard heeft de Transvalere niet te beschouwen als oproerlingen, roovers, of staatsmisdadigers. Door deze verklaring is er, naar onze meening, verandering gekomen in den staat van zaken en kan het Roode Kruis, dat slechts bevoegd is hnlp te verleenen aan „oorlogvoerenden," nu ver zekerd ziju dat de Britsche regeering die hulp niet belemmeren zal. Zoo ziet dan ook het hoofd- hestuur de zaak nu reeds in. De Schelde is zoover van ijs bevrijd dat zeil schepen beginnen op te sleepen. Volgens de rivierberichten is te 's Hertogen- boseh het water gisteren nog gewassente Maastricht daarentegen vallende. Houdeherke, 3 Febr. De collecte voor den watersnood, heden alhier door de leden van den gemeenteraad gehouden, bracht de aan zienlijke som van /531.TH op. Te Goes is eene vereeuiging tot spijsuitdeeling aan behoeftige kranken opgericht, tot welke reeds meer dan 60 dames zijn toegetreden. Het bestuur bestaat uit mevrouw J. W. Post,V. D. Goot, mevrouw De Jonge Yan Ellemeet Sprenger, mej. J. C. De Laat de Kanter en mej. W. A. De Jongh. De collecte voor den watersnood heeft te Grijps- kerke f 72.12, te Meliskerke 61.84§, te Schore f 49.90 en te St. Philipsland f 128.10 opgebracht. Ylisslngen, 3 Februari. Heden morgen is met de mailboot Prins Hendrik alhier aange komen, prins Christiaan van Sleeswijk Holstein met de prinsessen Victoria en Helena, en per sneltrein naar Duitschland doorgereisd. Groede 1 Februari. Gisteren had alhier de installatie plaats van den nieuw benoemden burge meester, den heer J. C. Gerritsen. Te Breskens aan zijne woning afgehaald door eene deputatie uit de burgerij van 7 personen, gezeten in 2 rij tuigen, werd hij aan de grens der gemeente Groede verwelkomd door een eerewacht te paard sterk 25 man, en een dertigtal van de voornaamste inge zetenen in drie rjjtuigen. Aan den ingang van het dorp, waar een fraaie eerepoort was geplaatst, waarop het woord Welkom in gouden letters, werd de stoet opgewacht door het fanfarengezel- niet. De Romein, die het eerst het balkon be reikte, werd het licht beneden gewaar en wenkte zijne makkers, al fluisterende„Als zij daar zijn, kunnen wij hen vangen als vogels in een kooi; maar als wij hen verschrikken, vliegen zij misschien weg." Teneinde op zijn gemak het terrein te verkennen, ging hij op de balustrade van het balkon zitten en was op het punt om zijne beenen er overheen te slaan teneinde eraf te klimmen, met een grijns op zijn gelaat, die het bloed van Benton deed kooken. Al mijn aan dacht was gevestigd op dat schurkengelaat, dat door de maan verlicht werd, toen op eens het handje, dat ik vast hield, verschrikt mijn hand omklemde. De oorzaak was niet ver te zoeken. Daar trad juist in den maneschijn, die op het balkon viel, een gedaante, zóo woest, met zulk een bleek, spookachtig gelaat met bloedige strepen, dat het onmogelijk was niet te gelooven dat de Bloedige Geest voor mij stond. Met glinsterende oogen, die toch niets schenen te zien, en nitge- strekten arm, trad de spookgestalte, langzaam en waggelend op den Romein toe, die zoodra hij haar gewaar werd, zoo dicht achter zich dat zij hem bijna aanraakte, een vreeselijken gil gaf en achterover naar beneden stortte, waar hij met een zwaren, doffen slag neerviel en voor dood bleef liggen. Onder gesmoorde angstkreten kropen de verschrikte handlangers weer tegen de ruïne op en verdwenen; maar de zonderlinge gedaante schap van Groede met het bestuur daarvan, dat den burgemeester complimenteerde. Voorafgegaan en gesloten door een peloton eerewacht, trok de stoet met het muziekgezelschap door de met vlaggen versierde straten naar het raadhuis, waar twee leden van den gemeenteraad den burgemeester aan den ingang verwelkomden. Hierna had de installatie plaats, die door een talrijk publiek werd bijgewoond. Des avonds ontving de burge meester op het raadhuis tal van ingezetenen, mannen en vrouwen, en werd in feestelijke stem ming menige dronk gewijd aan de belangen der gemeente en haar nieuw benoemd hoofd. Tpt laat in den nacht vierdon de ingezetenen hier en elders feest met een opgewektheid, die wel het bewijs leverde van algemeene instemming met 'a konings keuze en den nieuwen titularis de ver zekering gaf van de toegenegenheid zijner gemeen ten aren. Ook te Nienwvliet is de ontvangst zeer feestelijk geweest en heeft zij niet minder het karakter gedragen van ingenomenheid met de benoeming van den heer Gerritsen. IVoordgouwe, 2 Febr. De heer G. van Ree, geneesheer alhier, had gisteren het voorrecht in goeden welstand zijne 40jarige praktijk te her denken. Door zijne talrijke patienteu zoo hier als in de naburige gemeenten, werden hem eene prachtige pendule, een schrijf tafel en andere be wijzen van waardeering en vriendschap geschon ken. De St. Ct. bevat de wet houdende vaststelling van het vijfde hoofdstak der staatsbegrooting voor 1381. De zevende opgaaf van giften voor de waters noodlijdenden door de algemeene commissie te Am sterdam ontvangen bedraagt f 54.541.78. De com missie heeft eene bijdrage van de redactie van het dagblad De Tijd, groot f 500 en deel uitmakende der rnim f 14.000 bij gezegde redactie voor den watersnood ingekomen giften, moeten terug wijzen, omdat ondanks het herhaalde verzoek der com missie, de redactie van De Tijd geweigerd heeft haar mededeeling te doen, aan welke gemeenten de bedoelde gelden toegezonden zijn. Het streven der commissie en de reden van haar bestaan om zooveel mogelijk voor een gelijkmatige verdeeling te waken, worden door die weigering miskend en zeer bemoeilijkt, reden waarom zij gemeend beeft als protest tegen de handel wij ze der redactie van De Tijd de bedoelde 500 niet te mogen aan vaarden. Ia ronde cijfers bedraagt de som, tot dasver bij de algemeene commissie ontvangen, f 204.000. scheen onbewust van hetgeen er gebeurde en bleef ons naderen, op zachten, doch weemoedigen toon zingende „O Patrial Patria mial Italia, Italia I Tit Mejuffrouw' Osborne beefde geweldig, toen de gedaante naderbij kwamdoch eensklaps ging my een licht op en begreep ik alles. Ik verliet onze schuilplaats, legde mijn hand op den schouder van den revolutionair en zei: „Stefani Op dat oogenblik verscheen er nog iemand op het tooneel, in de gedaante van een deftig bejaard man, in boerenkleeren, maar met een eerbiedwaardige boudingdie er zeer ontsteld uitzag en achter wien Richetta de handen stond te wringen; zij waren door een geheime denr aan de andere zijde binnen gekomen. „Signor Matteo", zei ik en maakte een zeker gebaar, „laat ik u toedrinken uit een beker met rooden wijn. De heer te Livorno heeft mQ gezegd dat ik onzen vriend Stefani hier zou aantreffen, maar ik verwachtte niet hem zóo ziek te vinden. Hij heeft ons zoo even uit een groot gevaar gered, daar hij door dien dooden booswicht daar beneden aangezien is voor den geest van graaf Julius." „Christus zij zijner ziele genadig!" sprak het meisje, naar de balustrade loopende om er overheen te zien. „Hoe vreeselijkf en waar is de Signorina

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1