n*: 2s; 124® Jaargang.1 1881. Donderdag 3 Februari. Rijks-belastingen. Verwaarloosde staatszorg. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 5/m. franco f 5,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels f 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Kadastrale metingen en schattingen Middelburg, 2 Februari. MIDDELBURGSCHE COURANT. De burgemeester van Middelburg, ontvangen hebbende eene opgave der uitkomsten van de metingen en vastgestelde schatting van eenige in deze gemeente gelegen eigendommen gelet cp artikel 15, 2e lid der wet van 26 Mei 1870, btaaisblad no. 12, brengt ter keunis van de belanghebbenuen, dat gemelde opgave gedurende dertig da::en ter secretarie dezer gemeente voor hen ter inzage is nedergelegd. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, 2 Februari 1881. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. Onder de algemeene belangen, welke in ons land onvoldoende geregeld zijn, behoort het toezicht op de openbare middelen van vervoer. Dit moge vreemd klinken, nadat juist in 't afgeloopen jaar, bij de wet van 23 April {Stbl. no. 67) en daarna bij 't koninklijk besluit van 31 Juli {Stbl. no. 121), op dat toezicht nieuwe regelen gesteld zijn, het is niette min zoo, gelijk de beraadslaging, den 21 Januari jl. over de begrooting van waterstaat in de eerste kamer gevoerd, duidelijk heeft doen zien. Van de spoorwegen is hier geen sprake ideze zijn bij een afzonderlijke wet aan een speciaal toezicht onderworpen, dat waarschijn lijk niet minder goed is dan in andere landen. Ook op de stevigheid van stoomketels en werk tuigen, geplaatst in rij- en vaartuigen of in fabrieken, wordt, mede op het voorbeeld van 'vreemde wetgevingen, nauwkeurig gelet. Ze "worden op bepaalde tijden door rijksambtenaren gekeurd het bewijs dat de keuring heeft plaats gehad, moet worden opgehangen op eene plaats waar het voor ieder, die belang heeft zich ervan te overtuigen, zichtbaar is eene vaste commissie van vijf leden doet uitspraak, wan neer tusschen den eigenaar van het stoomwerk tuig en deri rijksambtenaar, met de keuring belast, verschil van gevoelen bestaat. Ten aanzien van de andere middelen van vervoer, zooals diligences stoombooten, trek schuiten enz., bevat het straks genoemde kon. besluit verscheidene bepalingen. De vaartuigen mogen niet dieper geladen worden dan eene lijn, buiten op den romp geschilderd, aanduidt. •Gezagvoerders, stuurlieden of machinisten be neden zekeren leeftijd, of die in beschonken toestand verkeeren, mogen geen dienst doen. Set vervoer van passagiers in beschonken ioestand of die aan een besmettelijke ziekte Jijden, is verboden, even als dat van ontplof bare stoffen, geladen geweren, gevaarlijke of sieke dieren. De vaartuigen moeten, zoo mo gelijk, aan eene aanlegplaats stilhouden en stoppen wanneer er passagiers aan boord wor den gebracht. Overtreding dezer voorschriften, waarop boete gesteld is, moet door de ambte naren van justitie en politie, alsmede door die van den rijks- en provincialen waterstaat ver volgd worden. Het was noodig aan al deze bepalingen te berinneren, teneinde te doen zien dat de wet gever het wel degelijk als een plicht der staatszorg heeft beschouwd, tot in bijzonderhe den alles te regelen, en zoo mogelijk alles te voorkomen wat voor de veiligheid en zelfs Voor 't gemak der reizigers hinderlijk zou kunnen zijn. De vraag, of hier wel aanleiding bestond voor bemoeiing der staatsmacht, was dus opgelost. De „souvereiniteit iu eigen kring" der stoomboot-ondernemers behoeft niet geëerbiedigd te worden in dien zin, dat zij vrij moeten wezen om de passagiers op ver rotte of verteerde vaartuigen te laden en dat het aan de voorzichtigheid der passagiers zelve wordt overgelaten om zich al dan niet op die gevaarlijke vaartuigen in te schepen. Wan neer er dus aan de bepalingen iets ontbreekt, dan is het niet omdat de wetgever aan zijn bevoegdheid getwijfeld heeft, maar moet het zijn dewijl bij verzuimd heeft haar te gebruiken. Dit blijkt te meer wanneer men let op het geen de tegenwoordige minister van waterstaat in de memorie van beantwoording op het afdeelings-verslag over de wet van 23 April 1880 geschreven heeft «■Ben voornaam punt zal zijn de keuring van het ma terieel. Liet men de regeling daarvan aan de plaatselijke besturen over, dan zou het gevaar bestaan dat niet overal eene goede regeling tot stand kwam." De regeering was dus voornemens eene goede regeling der keuring tot stand te bren gen door haar eigen zorg, onafhankelijk van die der gemeentebesturen. En wat leest men nu in art. 2 van het kon. besluit van 31 Juli »De dienst mag niet worden, aangevangen, alvorens de rij- of vaartuigen door of vanwege het gemeentebe stuur der plaats, waar het hoofdkantoor der onderneming is gevestigd, met het oog op de veiligheid der reizigers zijn goedgekeurd. Bij weigering dier goedkeuring, kan de beslissing van den commissaris des konings in de provincie worden ingeroepen." Blijkt hieruit reeds dat de minister van zijn goede voornemens is afgeweken, nog erger is het dat de gemeentebesturen niet eens in £taat wor den gesteld om de hun opgedragen taak der keuring naar behooren, of naar eigen genoegen, uit te voeren. In de eerste plaats niet, dewijl de minister, in antwoord op een vraag in het afdeelings verslag der eerste kamer, te kennen heeft gegeven dat vervoermiddelen, welke bij het in werking treden der nieuwe regeling reeds in dienst gesteld waren, niet meer behoeven gekeurd te worden. Een stoomboot die vóór den 1 September 1880 in de vaart was, wordt dus geacht nooit ongeschikt voor den dienst te worden. In de tweede plaats, dewijl het besluit niets bepaalt omtrent de herkeuring. Eens goedge keurd, blijft voor altijd goedgekeurd. Ten derde, omdat niets voorgeschreven is omtrent het betalen der kosten, aan de keuring ver bonden. Het keuren van een vaartuig, vooral van een ijzeren, beneden de waterlijn, kan niet naar behooren geschieden wanneer het niet op 't droge gehaald is. Het gemeentebestuur kan echter de ondernemers daartoe niet dwingen en het is, tegenover zijne ingezetenen, evenmin verantwoord om het op eigen kosten te laten doen. Uit dit een en ander blijkt dat de bepalin gen van het besluit van 31 Juli, hoe afdoende ook naar den klank te oordeelen, in dit opzicht inderdaad niets baten. Wel staat er in art. 4. dat de ambtenaren, met de handhaving van 't be sluit belast, het vertrek of de voortzetting der reis mogen verbieden wanneer er iets aan 't vaartuig ontbreekt. Welk politie-ambtenaar zal echter zulk een verbod durven geven, wanneer zijn oordeel op niets anders berust dan op een vermoeden, dat er b. v. onder water verteerde ijzeren platen, of verrotte huidplanken in den romp aanwezig zijn, die by den minsten stoot tegen eenig hard voor werp zich begeven en een niet te stoppen lek veroorzaken zullen? Het schriftelijk antwoord van den minister, toen hem deze bedenkingen onder de oogen gebracht werden, getuigt voor de luchthartig heid, waarmede bewindslieden de gewichtigste belangen kunnen behandelen, wanneer eene meer grondige overweging hen tot het beken nen eener fout zou noodzaken. Keuring of herkeuring van vaartuigen door het plaatsen in een dok, achtte de minister overbodig. Van voorschriften omtrent het dragen der kosten daarvan, kon dus geen sprake zijn. Twijfelen de gemeentebesturen aan de deugdelijkheid der vaartuigen, dan kunnen zij verklaringen van bevoegde deskundigen vragen aan den ondernemer! Deze zal dus, in het ergste geval, rechter in zijn eigen zaak wezen. Toch zou, naar het schijnt, de periodieke keuring en herkeuring der bodems, op de wijze zooals zulks met de stoomwerktuigen en ketels plaats heeft, verzekerd kunnen worden zonder dat daardoor te bezwarende lasten op de on dernemers gelegd zouden worden. Ieder vaar tuig heeft nu en dan noodig, in een dok of op eene helling nagezien en schoongemaakt te worden. Wanneer, bij die gelegenheden, een rijks-inspecteur zich kwam overtuigen van den goeden staat van den romp en er werd daarvan een verklaring afgegeven, die even als het certificaat betreffende de ketels, zichtbaar op gehangen en binnen een zeker tijdsverloop vernieuwd zou moeten worden, dan zou de vereischte waarborg bestaan, zonder belangrijke vermeerdering van uitgaven voor de onderne mers. De minister was echter, ook toen de heer Pické, door den heer Cremers ondersteund, in de openbare beraadslaging met nadruk op de zaak terugkwam, niet te bewegen tot de beken tenis, dat in het besluit van 10 Juli iets verzuimd is en de toestand nu eigenlijk nog meer te wenschen overlaat dan vóór de wet van 1880. De minister hield vol, dat de veiligheid der passagiers verzekerd wordt door de bevoegdheid der ambtenaren om de reis te doen staken maar hoe de ambtenaren, nevens de bevoegdheid, ook de noodige kennis moeten opdoen omtrent den toestand der vaartuigen, daarvan zeide hij geen woord. Staatstoezicht op de deugdelijkheid der vaar tuigen, achtte de minister niet wenschelijk, dewijl daaruit vele belemmeringen zouden voortspruiten. Van ernstige gevaren, welke aan den sedert 1841 hestaanden toestand ver bonden zouden zijn, had de minister nooit gehoord. Het is moeielijk, het bestaan van zulke ernstige gevaren te bewijzen, vóór dat er een groot ongeluk gebeurd is. In gemeenzame taal noemt men dat den put dempen als het kalf verdronken is. Zoo is men ook in Enge land tot de ervaring gekomen hoeveel er aan de politie-bepalingen op de ontzettend drukke vaart op de Theems ontbreektnadat de pleizierboot Princess Alice met eenige honderden reizigers onder den rook van Londen in de diepte verdween. Wanneer men, op markt- of andere drukke dagen, de tot op de grens der veiligheidslijn geladen ijzeren bootjes vol pas sagiers op onze rivieren en wateren ziet varen en men bedenkt dat tegen roekeloosheid, wat de stevigheid van den romp aangaat, feitelijk geen andere waarborg bestaat dan het eigen belang en de voorzichtigheid van den onder nemer, dan is de vrees gegrond dat ook in ons land een ramp, als die met de Princess Alice, onze bewindslieden eenmaal uit hun gerustheid omtrent de regeling van 1880 zal opschrikken. De heer Pické heeft, als lid der eerste kamer, gedaan wat bij kon om voor het gevaar te waarschuwen. Wij hopen dat de pers en de andere wettige organen van het algemeen be lang de zaak niet zullen laten rusten. Voor de weduwen en kinderen der schepelingen van de verougelukte vischaloep Vrouw Clatina, van Arnemuiden, is door ons ontvangen „Uit het B. S. der Z. V. C." 7.50„Vergeet de weduwen en weezen niet," van W. f 10„Arne muiden'' f 5. Onbekend f 12.50; te zamen 35. ¥Hssingen, 2 Febr. Met goed gevolg werd heden op de werf der maatschappij De Schelde alhier, een loodssehoener, composiet-bouw, voor het Belgische gouvernement, te water gelaten. Goes, 1 Febr. In de heden gehouden ver gadering der Goesche afdeeling van de Centrale Liberale Kiesvereeniging is besloten, gunstig te adviseeren omtrent de door het hoofdbestuur voorgedragen aanvulling van art. 4 der statuten. Zooals men weet, strekt die om door de bepaling, dat men 2 maanden lid der vereen iging moet geweest zijn om aan stemmingen te kunnen deel nemen, te voorkomen dat de doorslag wordt ge geven door personen, die zich voor het verkie- zingswerk niet interesseeren, zoolang het een b e- g i n s e 1 geldt, maar alleen als de strijd tnsschen personen gevoerd wordt, invloed wenschen uit te oefenen. Zij die werkelijk, door plichtgevoel als staats burgers gedreven, aan bet verkiezingswerk in de kiosvereeniging deel wenschen te nemen, mogen wel indachtig zijn dat dit voorstel misschien wet zal worden. Willen zij zich dus het recht van mede te stemmen verzekeren, dan dienen zij, voor zoo er zij nog geen leden zijn, bij tyds tot de kiesvereeniging toe te treden. Blijkens eene advertentie van het bestuur van het Nederlandsche Handels-etablissement te Port- Saïd, dat indertijd door Z. K. H. prins Hendrik aldaar gesticht werd, zal de exploitatie dier inrichting met 1 Mei a. voorloopig gestaakt worden. Aan hen, die den benoemden gouverneur-gene raal van Nederlandsch Indië voor zijn vertrek wenschen te spreken, zal daartoe gelegenheid worden gegeven aan het departement van kolo niën, op Maandag, Dinsdag en Woensdag, 14, 15 en 16 Februari a. De St.-Ct. bevat een kon. beslnit tot aanvul ling van het reglement voor den dienst van den rijkstelegraaf, vastgesteld by kon. besluit van 16 Maart 1880 {Stbl. no. 92). Het bericht als zou vanwege de Nederlandsche Vrijmetselaars een door Z. K. H. prins Frederik, als grootmeester-nationaal, onderteekend adres aan koningin Victoria zijn aangeboden, tot bepleiting van de onafhankelijkheid der Transvaal-republiek, wordt door het Vaderland met volkomen zeker heid voor onjuist verklaard. De eergisteren afgelegde verklaring van den Eogelschen minister Childers in het Lagerhuis betreffende de Boeren luidde woordelijk als volgt „Ik ga over tot de vragen van de geachte leden voor Frome en Northampton. Toen de eerste jl* Vrijdag zijne vraag richtte tot den onder-secreteris van koloniën, was ik verbaasd dat er éenige twijfel kon bestaan of de Boeren zouden behandeld wor den volgens de gewone wetten van den oorlog. Om echter alle mogelijke misvatting te voorkomen, zond ik nog denzelfden avond, met goedvinden van mijne collega's, het volgende telegram aan sir G. Colley„Hoewel er zich nog geen aanlei ding heeft voorgedaan tot uitwijzing der quaestie van de rechten van oorlogvoerenden, hebt gij instructie de Boeren te behandelen volgens de erkende regelen van beschaafde oorlogsvoering, ook wat betreft de uitwisseling van gevangenen." Hierop ontving ik binnen 16 uren het volgende antwoord: „Ik heb mij onthouden van proclama ties of van het aanroeren der quaestie van oor logvoerenden; doch iu mijne hoedanigheid van generaal heb ik hoffelijk verkeer onderhouden met de aanvoerders der Boerenen daar zij de meeste der op ons genomen gevangenen hebben vrijge laten, zoo ben ik van zins hetzelide te doen met gevangenen van hunnen kant. Zij hebben zich met hoffelijkheid en humaniteit gedragen ten op zichte van onze gewonden."" {Toejuichingen.) Gisteren avond had te 's Gravenhage eene ver gadering plaats tot constitueering der vereeniging het Oranje Kruis, ten doel hebbende het verlee- nen van hulp aan de zieken en gewonden in de Transvaal. Het bleek echter dat onder de zestig aanwezi gen een groot aantal ?an gevoelen waren {lat,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1