N«. 14
124e Jaargang.
1881.
Dinsdag
18 Jannari.
Watersnood.
Een gelukkig begin.
Dit blad verschij nt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Middelburg, 17 Jannari.
MIDDELBIJRGSCHE
Aan het bureau dezer courant is eene ge
sloten bus geplaatst, bestemd voor giften, tot
het overmaken waarvan aan de algemeene
commissie de redactie zich bereid verklaart.
Heden ontvangen: Yan de onderoff. en man
schappen van het depot 3e reg. inf. 25
personeel stoombootdienst Westerschelde ƒ12.50;
inhoud der bus bij de firma J. J. Ceulen 3.651/2-
K. S. 0.50; te zamen met de vorige opgaven
616.29.
II.
Teneinde zich een denkbeeld te vormen van
het werk, dat den ingenieurs te wachten stond
die den 28en April 1877 te Batavia aan wal
stapten, is het nuttig een overzicht te nemen
van de voornaamste moeilijkheden, welke in
den Indischen Gids onder zes groepen gebracht
worden. In de eerste plaats het klimaat, dat
verslappend werkt en den bovendien niet krach-
•tigen Inlander, van groote en langdurige in
spanning afkeerig maakt. Vervolgens het vaak
voorkomend gebrek aan arbeiders, die door den
spoorwegaanleg in de Preanger en door andere
groote rijks-werken reeds in beslag genomen wer
den. Ten derde de ongezondheid, welke op Java
het onvermijdelijk gevolg is van alle graafwerk.
Al deze oorzaken werkten ongunstig op de
arbeidskrachten; maar voor zoover men die in
genoegzaam aantal bijeen had, waren ze nog
meest ongeoefend. Yoor arbeiders had men
koelies, wien door de ingenieurs, met den troffel in
de hand, het metselen geleerd moest worden.
Voor opzichters, gewezen militairen, die slechts
dienst konden doen om het werkvolk te drijven
en voorts in letterlijken zin, toe te zien.
Velen verstonden geen Maleisch en konden
zich dus in den aanvang niet eens aan de
arbeiders verstaanbaar maken.
Bij deze moeilijkheden ten aanzien van het
personeel, kwam nog dat van de nijverheid op
Java niet de minste hulp te verwachten was.
Alles, ook de onbeduidendste dingen, moesten
uit Europa aangevoerd worden. Groote maga
zijnen en eene fabriek voor herstellingen moes
ten dus aangelegd en voortdurend voltallig
gehouden worden. Uit Europa moest een vloot
van stoombaggermolens, lichters, sleepbooten en
andere vaartuigen komen, te zamen 67 bodems
tellende, en voor het onderhoud daarvan was
weder een afzonderlijk drijvend droog dok
en sleephelling noodzakelijk. En dat geheele
ontzaglijke materieel moest beheerd worden
naar de regelen der omslachtige gouvernements
administratie, welke, ja, voor deze gelegenheid
zoo eenvoudig mogelijk werden toegepast en
bovendien het voordeel opleveren, dat bij geen
ander groot werk van dezen aard misschien
de kosten van ieder deel afzonderlijk zoo nauw
keurig berekend kunnen worden, maar die toch
eene verbazende massa geschrijf en ook onver
mijdelijk eenigen omslag te weeg brachten.
Immers de aanvankelijk aangewende poging
om het werk bij aanneming te doen uitvoeren,
mislukte, tengevolge deels van onvoldoende
Soliditeit, deels van te hooge eischen der
ingeschreven hebbende binnen- en buiten-
landsche aannemers. De onderneming geschiedt
dus door rijks-beambten, onder de gewone
bepalingen van gouvernements beheer en comp
tabiliteit.
Gedurende den eersten tijd werden de
arbeiders, opzichters en ingenieurs iederen
morgen en iederen avond met stoorasloepen,
soms tot zinkens toe beladen, over de reede
van Batavia naar en van het op 10 kilometers
(in rechte lijn) oostelijk gelegen Priok gebracht.
De ongezondheid der moerassige kust
maakte dien maatregel noodzakelijk.
De eerste arbeid bestond in het zuiveren
van het terrein, van den dichten tropischen
plantengroei, waarbij de Europeanen, onder de
stralen der keerkringszon tot aan hun midden
in 't water staande, den koelies soms den weg
moesten wijzen. Bij de steengroeven te Merak
moest men beginnen met gebouwen tot huis
vesting van 't personeel, hoofden voor 't aan
leggen der lichters, wegen met rails tot het
vervoeren der steenblokken te scheppen.
Na vier maanden was echter een hulp
spoorweg, met noodbruggen, van Batavia naar
Priok gelegd achtereenvolgens kwamen daar
en te Merak de vereischte inrichtingen tot
standde vloot van werkvaartuigen kwam,
van October 1877 tot in den loop van 1879
geheel over, met uitzondering slechts van een
der stoombaggermolens, die bij Ceilon veron
gelukte. In 't begin van 1878 was het werk
in geregelden gang en met iedere maand, di
sedert verloopen is, zijn de arbeidskrachten en
hulpmiddelen toegenomen en verbeterd.
In ons vorig opstel hebben wij reeds de tot
dusver verkregen uitkomsten doen kennen. In
bijzonderheden vindt men den gang van het
werk geschetst in het meermalen reeds aange
haalde Giefe-artikel. Geregeld en met steeds
toenemende voortvarendheid gaat de arbeid
thans in al de drie afdeelingen van den haven
kanaal- en spoorwegbouw voort en aan het ge
reed komen, geruimen tijd binnen den gestel
den termijn van tien jaren, van het geheele
werk, bestaat geen redelijke twijfel. De drie be.
doelde hoofd-afdeelingen zijna het bouwen der
buiten- en binnenhaven te Priok, met cokken
loodsen, magazijnen en andere inrichtingen*
voor eene groote haven vereischtb het aan-
eggen van een spoorweg met dubbel spoor, een
kanaal voor de binnenvaart, een rijweg en
jaagpad, en een aantal bruggen van Batavia
naar Priokc de exploitatie der steengroeven
te Merak. Van al deze drie afdeelingen zal, bij
het einde van het werk, een uitgebreid materi
eel overblijven, dat eene groote waarde verte
genwoordigen zal en aldus, tegenover de kos
ten van aanleg, als een bate post voor het gou
vernement op de rekening voorkomt.
Aangenomen alzoo dat deze groote onderne
ming tot een goed einde gebracht en daarmede
een der plichten, welke op Nederland als
koloniale mogendheid rusten, naar behooren
vervuld wordt, zal dan de haven te Batavia
aan hare bestemming beantwoorden Dit zal
voor een groot deel afhangen van de wijze
waarop de Nederlandsche ondernemingsgeest
dit nieuwe werktuig, dat tot zijne beschikking
gesteld wordt, hanteeren zal. Java is, merkt
de Indische Gids op, een eiland, in zijn
uitvoer dus afhankelijk van de werkkrachten,
in zijn invoer van de behoeften en de koop
kracht zijner bevolking. Dit is juist en wij
trekken er het gevolg uit, dat het aanleggen
eener nieuwe haven dus op zichzelf de markt
van Java voor onzen handel niet over
vloediger en het débouché voor de Nederland
sche nijverheid niet grooter maakt. Deze
aanleg kan Batavia maken tot een pleister
plaats voor groote schepen, gelijk Singapore
tot dusver was, met dokken, werven en andere
inrichtingen voor de scheepvaart, welke onze
kolonie, tot onze-schande, nog mist, Maar daar
mede alleen, ofschoon men zich over het resul
taat verheugen zou, wordt het doel van het
werk niet bereikt. Het gewicht van Batavia, met
zijne nieuwe haven, als stapel en handelsplaats^
hangt af van de ontwikkeling der voortbren
gende en der verterende kracht van het eiland,
en deze is alleen te verwachten van Europee-
sche kapitalen, handelskennis, nijverheid en on
dernemingsgeest.
Bleven de Nederlanders achterlijk, of bleken
zij te zwak om zich van die nieuwe, voor hen
geopende wegen meester te maken, dan zouden
ongetwijfeld vreemdelingen zich in hunne plaats
dringen. Java, even als een halve eeuw ge
leden, door middel van angstvallige politie-be-
palingen, te omringen met een cordonwaar
binnen geen vreemdeling zou kunnen doordringen,
daaraan valt niet meer te denken. Even
als de vrije handel, zoo is ook de onbelem
merde toelating van vreemdelingen, voor zoover
zij de middelen bezitten om in hun onderhoud
te voorzien, de onmisbare voorwaarde voor de
politieke veiligheid onzer koloniën. De
nieuwe haven is dus eene prachtige deur, met
groote kosten, veel wijsheid en tot dusver met
bijzonder geluk, door de regeering aan het ge
bouw onzer kolonie aangebracht. Die deur
dicht of op een kier te houden,is onmogelijk:
zelfs indien de bewoners van het huis daar
niet met geweld tegen opkwamen, zouden de
hebzuchtige en jaloersche buren het ons spoe
dig afleeren. Wie nu door deze deur naar
binnen zullen gaan, hangt van de Nederlan
ders af. Wanneer zij bij tijds, zoo lang de
werklieden nog bezig zijn, er queue voor maken
en zich gereed houden om, zoodra zij open
staat, de opening met hun lichamen te vullen,
dan is er geen nood dat vreemdelingen vóór
hen de gangen en portalen, de kamers en
provisiekasten zullen bezetten.
Ook dit werk des vredes is dus, wèl be
schouwd, niets dan een werk van strijd. Maar
wat is iedere arbeid anders En in 't bijzonder,
wat is de handel anders dan een strijd om 't
bestaan, niet slechts met mededingende men-
schen en volken, maar ook met de krachten
der natuur De natuur schenkt aan het eene
land bevaarbare rivieren en diepe zeegaten
zij onthoudt ze aan het andere. Het zeegat
dat zij in de eene eeuw diep houdt, doet zij
in de andere verzanden; de rivier, die voor
het éene geslacht een „wandelende weg" was,
wcrdt voor het andere een verstopt vaarwater,
eene bron slechts van overstroomingen en
moerassen. Brugge en Stavoren, Venetië en
Novogorod om ze niet bij tientallen meer te
noemen, kunnen ervan getuigen. Maar dan
komt de mensch en bouwt zich zijn Petersburg,
zijn Bremerhaven, zijn IJmuiden, graaft zich
zijn Suez-kanaal, zijn kanaal van Languedoc;
put zich uit in wanhopige pogingen om voor
de verstopte Maas een kunstmatigen Rotter-
damschen waterweg te scheppen. En eindelijk
moeten de nijverheid en de handel er zijn,
om van dien strijd de vruchten te doen pluk
ken. Anders blijven de overwinningen, die
men behaalt, waardeloos, zooals niet ver
van de plaats alwaar wij schrijven, helaas te
bewijzen valt.
Ons land heeft in dezen strijd, ondanks de
nederlagen welks het soms leed en de missla
gen die het nu en dan beging, steeds een
roemrijk aandeel genomen, Moge de overwin
ning, welke wjj aanvankelijk bezig zijn op
Java's strand te bevechten, daartoe opnieuw
het hare bijdragen.
De door de commissie heden alhier gehouden
collecte aan de huizen der ingezetenen, ten be
hoeve der slachtoffers van den watersnood, hetft
f 3624.74J opgebracht.
De collecte, den 23en Maart 1876 voor hetzelfde
doel gehouden, bracht f 4388.41 J op.
Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden,
verzonden door het postkantoor te Middelburg
gedurende de le helft van December 1880:
Bijnders, Bergen op Zoom; mej. A. K. Jansen,
Bloemendaal; mej. L. Jorissen, Delft; wed. A.
Visser, Goes: Marinus Maas, Grijpakerkej M,
Schans, Schoonhoven; fl. van Leeuwen, Utrecht.
BriefkaartenJoh. Silvius, Oudenbosch.
Domburg, 15 Jan. De gemeenteraad heeft
tot gemeente-geneesheer benoemd den heer J. M.
Janssen, thans geneesheer te Znidzande, en de
benoemde heeft verklaard die betrekking te willen
aanvaarden.
Goes, 15 Jan. Het bestuur van Eigen Hulp,
het minder wenschelijk achtende dat de vergade
ringen van die vereeniging plaats hebben in een
koffiehuis, waar men genoopt is, vertering te
maken, heeft aan het dagelijksch bestuur ver
zocht om op de gewone voorwaarden, wat betreft
vuur en licht, evenals verschillende andere veree-
nigingen, van het lokaal boven de Korenbeurs te
mogen gebruik maken, waartoe vergunning is
verleend. Het aantal buitengewone leden dezer
vereeniging bedraagt, naar wij vernemen 40,
waaronder de loge De opgaande Ster in het Oosten
van Goesdie, tegen eene bijdrage van f 25, voor
éen jaar is toegetreden.
De commissie voor de dezen zomer te houden
tentoonstelling van schilderijen van levende mees
ters heeft zich geconstitueerd. Zij bestaat uit de
heerenJ. D. van der Bilt la Motthe, voorzitter
jbr. mr. C. van Citters, vice-voorzitter, P. C. F.
Frowein, secretaris, C. J. Koeman, penningmeester,
ar. Z. T. Diehl, jhr. M. J. de Marees van Swin-
uereu. De burgemeester mr. J. G. de Witt
Han er heeft zich bereid verklaard, het eere-voor-
zitterschap te aanvaarden.
*Ter Keuzen, 17 Januari. Door de thans
i .gevallen felle vorst is het kanaal alhier zoo
danig met ijs bezet, dat de vaart op Gent met
zeilschepen ondoenlijk is; voor stoomschepen was
gisteren nog gelegenheid tot op- en afvaart. Op
de reede is nog fc,een ijs te zien en zijn gisteren
dan ook nog vier zeilschepen, behalve de stoom
schepen, uit zee binnengekomen.
Te Aagtekerke heeft eene collecte ten behoeve
van de noon lijdennen door den watersnood f 81.624
opgebracht. Te Nhnw en St. Joosland, werd
voor hetzelfde doei 98 en te Ritthem 43.25
gegeven.
Het Noordzeekanaal ligt, van IJmuiden af, des
morgeus geheel dichtgevroren. IJzeien schepen
zouden echter, ook zonder den ijsploeg, nog geen
oezwaar vinden om naar Amsterdam te komen.
Voor de houten zeilschepen heeft de Amat.
Kanaalmaatschappij ijzeren boeg-en zij boord borden
in gercedneid, uie aan de schepen kosteloos in
gebruik worden afgestaan. Daarvan voorzien,
kunnen ook deze schepen hnn reis vervolgen.
ue stoom-ijsploeg kwam Zaterdag morgen te
IJmuiden. Hij wordt door stoombooten voort
gestuwd een hellend, vlak, waarop zaagvormige
opstaande randen, verricht het vernielingswerk.
Is het ijs zwaar, dan doet men het vlak Binken*
onder den waterspiegel, en het iicht dan de
schotsen op, de zagen verdeelen het ijs in stukken,
eu terwijl het werktuig voortscnuift werpen de
aan de zijden geplaatste ploegijzers de massa aan
de kanten op het ijs naast de geul. Is het ijs
echter klein en dun, zoodat alles kort en klein
breekt, dan richt men het hellend vlak iets
hooger of ongeveer gelijk met den waterspiegel;
de ploeg wordt dus eenvoudig een baanbreker.
Het werktuig is practisch ingericht, en werkt
zeer gemakkelijk en rustig voort. De beide in
de „machine" varende stoom booten liepen door
bet ijs spoediger dan een man loopt. De „ploeg"
had 5i uur reis gehad vau Amsterdam naar IJtnui-
deu.
Blijkens bericht van Zr. Ms. minister-resident
te Stockholm heeft den 14 dezer de ondeiteeke-
ning piaats gehad eener overeenkomst tusschen
Nederland en Denemarken, tot wederkeerige be
scherming van handels* en fabrieksmerken.
De audiënties van de ministers van financiën
en van oorlog zullen aanstaanden Donderdag, 20
Januari, niet plaats hebben.
De minister van koloniën brengt in de
St. Ct. ter algemeene kennis dat op den 7dea
Juni 1881 tn volgende dagen in het pharma-
ceutisch laboratorium aan de HtogeSchool t§