Prankrijks rijkdom. Gemeenteraad van Middelburg, Gmeenteraad van Vlissingen. Zitting van Vrijdag 7 Januari. Voorzitter de heer Pieké. Afwezig de heer Fokker, uit de stad. Alvorens met de werkzaamheden aan te vangen, spreekt de voorzitter zijne beste wenschen uit voor de raadsleden en hunne gezinnen en voor de gemeente Middelburg. Een terugblik slaande op hetgeen in het afge- loopen jaar in deze vergadering is verricht, brengt hij in herinnering dat wel is waar geen besluiten tot uitvoering van groote openbare werken ter bevordering der stoffelijke welvaart werden ge nomen, doch dat daarentegen op ander gebied, vooral opdat van het onderwijs, veel is verricht. De gewichtige besluiten tot herziening der veror deningen op het lager onderwijs en omtrent de middelbare meisjesschool, zullen, naar men hoopt, veel toebrengen aan de ontwikkeling en bescha ving en ook aan de opvoeding der jeugd. Op ander gebied herinnert de voorzitter aan de besluiten omtrent de gasfabriek en straatver lichting, terwijl hij eindigt met namens burg. en weth. den leden dank te betuigen voor de in 1880 zoo ruimschoots betoonde welwillende mede werking en het dag. bestuur daarvoor bij voort during aan te bevelen. Ook voor zichzelven beveelt spreker zich zeer aan voor de medewerking en den stenn der leden, waar hij, zooveel zijne zwakke krachten dit toe laten, tracht de belangen der gemeente te bevorderen. Vervolgens doet de voorzitter mededeeling van eenige ingekomen stukken, waaronder een scbrij ven van ged. staten, houdende bericht dat de toelage, door de gemeente te betalen aan den directeur van het huis van arrest, f 74.24 bedraagt; vroe ger hedroeg die f 76.07. Nog wordt voorlezing gedaan van een besluit van ged. staten, waarbij de goedkeuring wordt onthouden, aan de gemeente-begrooting voor 1881, op grond dat voor den bouw eener school/37000 is uitgetrokken en dat niet blijkt of gevolg is gegeven aan de bij prov. blad no. 91 medegedeel de uitnoodiging van den minister, betreffende het inzenden van bestekken en plannen aan den schoolopziener, en ook omdat pensioenen van on derwijzers, die ingevolge art. 37 der nieuwe wet op het onderwijs ten laste van het rijk zijn, daarop zijn uitgetrokken. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen, terwijl burg. en weth. naar aanleiding ervan later de noodige voorstelleu aan den raad zullen doeD. Alsnu komt ter tafel het rapport van burg. en weth. en de gascommissie waarbij eenige me- dedeelingen worden gedaan omtrent de over name en den toestand der fabriek. Daar deze mededeelingen en de daaruit voortvloeiende besluiten gisteren reeds zijn medegedeeld, laten wij hier alleen volgen net rapport van den direc teur omtrent de fabriek zelve. Daaruit blijkt dat van de stokerij, bestaande uit 7 ovens, ieder van 7 éen-hectoliters-retorten, er drie in onbruikbaren toestand zijn. Van de 4 in gehruik zijnde hebben 3 reeds veel geleden, zoo zelfs dat enkele retorten buiten werking zijn gesteld, hetgeen nadeelig voor de exploitatie werkt. De mainpijp is, ter voorziening van scheuren, met trekbauden voorzien, en zal, daar de afme ting in verhouding der gasproductie te gering is, door den tijd vernieuwing eischen. De horizontale droge en verticale natta condensors bevinden zich in redelijken staat, be houdens dat aan laatstgenoemde geen zeltwer kend peil aanwezig is. De exhauster werkt, daar de regulateur defect is, dikwijls ongeregeld, waardoor aanhoudend toezicht noodzakelijk is, om gevaren en lucht- zuiglng te voorkomen. Van de stoommachine schijnt het dat de meta len versleten zijn, daar het mechauiek erg stoot. De beide stoomketels zijn in slechten toestand, een zelfs dermate, dat de stoomspanning niet hooger dan twee atmospheeren mag worden op gevoerd, hetgeen niet alleen nadeelig is voor het cokesverbruik, maar ook bij onverhoopte oploo- ping van spanning gevaar oplevert. Dewaschkist, cokes-toren en 3 kalkkisten zijB, voor zoover het met het oog aan de buitenzijde waar te nemen is, in goeden staat, echter met uitzondering der ontbrekende zelfwerkende peil aan de waschkist. De klok van den centralen-afsluiter moet, daar de kolommen niet van goedsluitende moeren voor zien zijn, met gewicht worden geballast, teneinde omhoogwerking te voorkomen en zal moeten worden vernieuwd, daar er in de spanen gaatjes schijnen te zijn, waardoor het maken van minder zuiver gas voor de hand ligt. oogen neergeslagen had gehouden, omhoog zagen, den vreemde gewaar wordende, plotseling ver bleekte, terwijl haar hand, waarin zij het boekje hield, beefde en haar voet een oogenblik wankelde* Toen evenwel haar broeder vroeg wat haar scheelde' schudde zij haastig het hoofd, trok het kind dichter naar zich toe en liep met raasche schreden langs de verschijning heen, de geopende kerk binnen, zonder zelfs op den drempel een blik achter zich te werpen. fleer Raimon wachtte buiten op dezelfde plaats totdat de mis uit was; doch toen de gemeente weer naar buiten stroomde, zocht zijn oog te vergeefs naar die drie personen. Eindelijk ging hij de kerk binnen, om te zien of zij zich daar nog ophielden, maar hij vond niemand dan een paar stokoude slaapBters en begreep dat zij de kerk reeds lang door een zijdeur verlaten hadden. Nu wist hij dat hij niets te hopen had, en san de ernstige, flinke houding van den broeder had hij ook welgezien dat diens bedreiging geen los gezegde was geweest. Niettemin voelde hij zich des middags gedrongen om naar de heining te gaan, waar hij het eerste vriendelijke woord zijner verloren geliefde gehoord had. Hij zou bijna gewenscht hebben den broeder te ontmoeten, opdat deze zijn woord kon gestand doen en hem van zijn ellendig leven verlossen. Hij gluurde echter lang te vergeefs in het tuintje, waar thans geen zonnebloemen meer prijkten, gele bladeren de paden bedekten en in de kale perken niets De kuipen der 3 gashouders zijn goed, de beide klokken der telescopen daarentegen zullen spoe dig vernieuwing eischen. De afmeting der buisleiding van en naar de gashouders laat veel te wenschen over, in ver houding tot het maximum van gasproductie. De regulateur, waarmede de drukking naar de gemeente geregeld wordt, ia goed, zoolang het gasverbruik niet aanmerkelijk toeneemt. De teerput zal bij eenige vermeerdering van gasproductie moeten worden vergroot om, wanneer des winters afvoer te water door vorst niet moge lijk is, toch ongehinderd te kunnen doorwerken. De gebouwen zijn in goeden toestand. De kolenberging zal uitbreiding moeten verkrij gen, om in 't vervolg geen kolen meer in de bui tenlucht op te slaan, hetgeen zeer nadeelig voor de financiën en de exploitatie der fabriek werkt. De abnormale toestand waarin de gasfabriek verkeert, schijnt min of meer een gevolg te zijn van minder in de laatste maanden van 1880 ge dane herstellingen. Daarna geschiedt voorlezing van een brief van den heer mr. G. N. de Stoppelaar, waarbij hij, in verband met de vroeger gedane uitnoodiging aan de ingezetenen om, ter opluistering Van de oud heidskamer, geschikte voorwerpen aan de gemeente in bruikleen af te staan, 23 glazen bokalen, alle betrekking hebbende op Middelburgsehe instel lingen, ten geschenke aanbiedt. Aan het slot van dit schrijven spreekt de heer De Stoppelaar de hoop uit, dat dit voorbeeld door meer stadgenooten moge gevolgd worden. Naar aanleiding van het in de vorige zitting door den heer Snijders gesprokene, deelt de voor zitter mede dat door burg. en weth. een onder zoek is ingesteld naar den toestand van het drinkwater in de St. Sebastiaanstraat. Daaruit is gebleken dat de verbetering van het water uit bedoelde pomp zeer moeilijk zal zijn, waarom burg en weth. besloten hebben de pomp buiten gebruik te stellen; overigens wordt door het dag. bestuur een onderzoek betreffende het drinkwater toegezegd. Eindelijk stelt de heer Luteijn voor om, in verband met het raadsbesluit van 29 Oct. 1880, waarbij is bepaald dat het restant des leeningen 5°/o 1861 en 4£°/0 1878 met 1 Juli 1881 zal worden afbetaald, en in aanmerking nemende dat de daartoe bestemde gelden thans reeds beschikbaar liggen bij de Mij. voor gemeenteerediet te Amster dam, te besluiten dat houders der obligatien van die Jeeningen daarvan dadelijk aflossing kunnen bekomen, tegen korting eener rente van 3% ge rekend van den dag van afbetaling tot 1 Juli 1881, mits zjj minstens 14 dagen te voren van hun verlangen schriftelijk bericht geven aan burg. en weth. met opgave der stukken waarvan zij aflos sing veriaDgen en den juisteu datuui waarop. Nadat de heer Van Eekelen verklaard had dat de commissie van financiën tegen dit voorstel geene bedenkingen heeft, wordt het door burg. en weth. overgenomen en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De zitting is vervolgens gesloten. Zitting van 7 Januari 1881. Voorzitter de heer A. Smit. Afwezig de heeren W. C. van Duuren Dutilh, J. van der Beke Cailenfels, J. G. Ockers, J. Ver- kuyl Quakkelaar en W. de Kruijff. Na een korten nieuwjaarsgroet aan de leden en goedkeuring der notulen deelt de voorzitter mede: dat een boekgeschenk, Inventaris van het oud archief der provincie Zeeland, deel III, afl. 1, no 2, is ontvangen. De voorzitter stelt voor dit met dankzegging te aanvaarden en de boeken die voortaan ten geschenke ontvangen worden, vooraf eeügen tijd af te staan aan het Leesmuseum; dat machtiging van gedeputeerde staten ont vangen is om te beschikken over de helft van het bedrag der begrooting voor 1881; dat de kas van den gemeente-ontvanger is op genomen en in orde bevonden. Nog geschiedt mededeeling van een officieel schrijven, houdende bericht dat het Leesmuseum geopend is en dat een boekwerk ten geschenke ontvangen is van den heer mr. A. C. Becius, waarvoor de dank van den gemeenteraad zal worden betuigd. Dooi den voorzitter wordt verlof gevraagd voor de leden van het dagelij ksch bestuur om te mogen aftreden uit de commission van financiën en van de strafverordeningen, waarin verschil lende leden van het dagelijksch bestuur zitting hebben; terwijl het beter geoordeeld wordt dat in meer stond, dan het donkere wintergroen der laurier- en granaatboomen. Eensklaps ging de deur open, die uit het huis in den tuin leidde, en het kind kwam naar buiten, in een net huisgewaad en het haar in twee vlechten om het hoofdje gewonden. Zij had een gietertje in de hand, dat zij aan de loopende bron vulde, om een paar bedjes te begieten, waarop het een of ander laat gewas geplant was. Bevallig als een kwikstaartje stapte zij door de smalle paadjes, met haar rokje in de hoogte om het niet nat te maken. Toen zij in de nabijheid der heining kwam, waar Raimon overheen gluurde, ontwaarde zij eensklaps die sombere gedaante en liet verschrikt haar kannetje vallen. Hij maakte een smeekend gebaar, dat zij niet moest schreeu wen of wegloopen en hief een goud kettingje met een kruisje, dat hij op goed geluk bij zich ge stoken had, omhoog. Toen begreep de kleine dat de vreemdeling niets kwaads in den zin had en daar hij haar hoe langer hoe vriendelijker wenkte, kwam zij eindelijk schoorvoetend een eindje dichter bij hem. Constance," hoorde zij hem roepen, „waarom zijt gij bang voor mij Ik breng u een groet van uw vader en dit kettingje moet gij te zjjner gedachtenis dragen. Kom, laat ik het u zelf om hangen en als gij een lief kind zijt, geef mij dan daarvoor een takje van dien granaatboom, opdat uw vader dat bewaren kan als iets wat zijn dier baar kind hem gezonden heeft." elke commissie niet meer dan éen lid van het dag. bestuur zitting bebbe. Nadat de vergadering met alge meet e stemmen goedgevonden heeft dat de heeren A. Smit, Th. van Uije Pieterse en M. Pot aftreden als leden der commissiën, wordt overgegaan tot de aanvulling der ontstane vacaturen en worden benoemd, in de commissie voor de financiën de heeren A. Smit, voorzitter, Jos van Raalte en F. Wibaut als leden, en in de commissie voor de strafveror deningen de heeren A. Smit als voorzitter en J. Verkuyl Quakkelaar als lid. De begrooting van den Vlissingen—Middelburg- sohen rijweg voor 1881, iDgekomen en door de commissio voor de financiën goedgekeurd zijnde, wordt goedgekeurd. De voorzitter leest een voorstel voor van het dagelijksch bestuur, waarin op verachilleudo gron den uiteengezet woidt dat het hebben van vaste goederen, als gebouwen, voor de financiën der ge meente niet voordeelig en dus niet gewenscht is, hetwelk bijzonder toepasselijk is op het koffiehuis De Beurs, dat ook uithoofde zijner bestemming niet door de gemeente behoort behouden te worden. De voorzitter stelt voor dit voorstel ter advies te verzenden aan de financieele commissie, het welk met algemaene stemmen wordt goedgekeurd. Mede wordt met algemeene stemmen besloten aan den heer Van der Hurk restitutie van be taald schoolgeld te verleenen, dewijl diens zoon da school van den heer Stuart verlaten heeft nadat het kwartaal slechts li dag was ingegaan. Aan het dagelijksch bestuur wordt machtiging gegeven tot het zenden van een verzoekschrift aan den minister van binnenlandsche zaken ter verkrijging eener vernieuwde vergunning tot hot heffen van plaatselijke belastingen op sommige voorwerpen van verbruik Nog wordt goedgevonden om de gratificatie, ver leend aan den onderwijzer Frenks, ter gelegenheid van zijn 40jarigen diensttijd op de school voor on- en minvermogenden, te vinden uit den post voor onvoorziene uitgaven voor 1881. Door den heer Ph. de Leef is een verzoek in gediend tot afstand in erfpacht van een gedeelte gemeentegrond gelegen tegenover zijne woning in de Gravenstraat. Burgemeester en wethouders hebben den grond, door den adressant bedoeld, doen afpalen, en zich overtuigd dat deze grond voor den pubiieken dienst niet noodig is. Het dagelijkscn bestuur stelt daarom voor: den gevraagden grond aan Ph. de Leef in erfpacht uit te geven voor den lijd van 99 jaren, ad 25 cent per vierkanten meter en por jaar onder voorwaarde dat het terrein alleen gebruikt mag worden tot het nederleggen van losse goederen. Tengevolge van eene opmerking van Uen heer J. P. Laernoes, den langen duur der verbintenis betreffende, welke door de heeren F. Wibaut en Th. van Uije Pieterse gedeeld wordt, is besloten aan het contract toe te voegen de voorwaarde dat het, binnen drie maanden na aanzegging, voor ontbonden zal gehouden worden, indien de gemeenteraad besluiten mocht dat het perceei in het belang der gemeente weder voor den pubiieken dienst noodig wordt geacht. Op deze voorwaarden wordt het verzoek aan den adressant toegestaan. In een zeer belangrijk overzicht van Frankrijks economischen toestand in het afgeloopenjaar wijst de heer Leroy-Beaulieu erop dat er een aaBtal oorzaken zijn aan te wijzen waardoor het land, volgens vroeger voor onfeilbaar gehouden stellin gen, aanmerkelijk armer had moeten worden. In de eerste elf maanden van 1880 voerde Frankrijk voor 4439 millioen aan vreemde koop waren in, terwijl de uitvoer slechts 3009 millioen bedroeg. In schijn staat Frankrijk dus voor 1430 millioen in schuld bij den vreemdeling; terwijl hetzelfde ongunstig verschil in 1879 1800 millioen bedroeg. Arm Frankrijkzou men uitroepen, vooral wanneer men bespeurt dat bij een eerst voor goed gehouden, later middelmatig gebleken oogst, het land voor 1803 millioen voedingsmid delen buitenslands kocht in 1830. Een vereerder der vroeger voor onfeilbaar gehouden handelsba- „Mijn vader antwoordde de kleine en trok ernstig de fijne wenkbrauwen samen. „Ik heb geen vader meer. Die is gestorven, nadat hij mijn moeder veel verdriet heeft gedaan. Maar wie zijt gij, dat gij mij van hem komt groeten Ik heb u van morgen vroeg al voor de kerk gezien en moeder schrikte toen zij u gewaar werd." „Zeg uw moeder," antwoordde hij maar verder kwam hij nietwant in de denr verscheen Gaudairenoa, die met een enkelen blik den tuin overzag en toen op scherpen, luiden toon den naam van het kind riep, dooh zonder de plaats waar zij stond te verlaten. „Het mag niet 1" fluisterde de kleine, terwijl zij zich schielijk omkeerde. „Ik mag die mooie ketting niet aannemen ik neem nooit iets van vreemden wat oom mij niet geeft, mag ik niet dragen vaar wel! en zij snelde weg, raapte haar gietertje op en vloog naar haar moeder, die haar in hare armen sloot, als moest zij haar tegen een groot gevaar beschermen. Daarop gingen zij samen in huis en de verstooten vreemdeling achter de hei ning trok zijn kap dichter in het gelaat, opdat niemand zon zien hoe de tranen hem lang» de ingevallen wangen biggelden. In Carcassonnê werd hg niet meer gezienmaar het duurde niet lang of daar liep een gerucht lans zou weeklagende den staf breken over zulk eene verkwisting. Daarentegen is de gezamenlijke opbrengst der spoorwegen in 1880 13 percent hooger dan in 1879, terwijl men de normale toename per jaar vroeger op 3 percent schatte. Men zou denken dat het volk, zijn graan en wijn reeds voor een deel in Amerika en Italië koopende, zich zal beperken in zijne overige uit gaven, en dat de schatkist gevoelige verliezen zal lijden door mindere opbrengst der indirecte belastingen. Ook dit echter is niet bet geval. De indirecte belastingen en accijnsen hebben in 1880 170 millioen boven de raming en ongeveer 85 millioen meer dan in het vorige jaar opgebracht. En de inkomende rechten op voedingsmiddelen nit den vreemde komen in die vermeerdering slechts voor een klein deel. Alie belastingen ko men daarin voor haar deel, vooral registratie en zegel, en dan gedistilleerd en tabak. Ofschoon dus de boer slechts een middelmatigen oogst heeft, de wijnbouwer niet roemen mag op zijn goed jaar, de grondeigenaar dikwerf slechts een deel zijner pacht ontvangt, wijzen de inkom sten van den fiscus aan dat dit onbezonnen volk er maar van blijft leven, als waren het de zeven vette jaren van Egypte. Steekt dan dat land zich in schulden? Het schijnt wel niet, want de staatsfondsen rezen in in 1880 4 a 5 percent, de Fransche bank 16 pc., de groote spoorwegmaatschappijen 10 a 30 percent. Een aantal nieuwe vennootschappen werden op gericht; de groote steden bouwden nieuwe wijken, die bewoners vinden. De deposito 's in de banken vermeerderden; «de zes groo'te bankinstellingen buiten de Bank van Frankrijk hadden 30 No vember 1879 781 millioen aan deposito 's, een jaar later 848 millioen, en de portefeuille dier banken zwelt in bijna gelijke verhouding. Dat alles schijnt volkomen in strijd met de slechte oogsten, den grooten invoer van levens middelen en de rijkelijke levenswijze der bevol king. Hoe komt dat De heer Leroy-Beaulieu vindt er het volgende antwoord op. De vroegere opeenstapeling van rijkdommen, de ontwikkeling van het spaarwezen, het gemakkelijker vervoer, het in de plaats treden van éene groote markt voor de taliooze plaatse lijke markten, hebben de economische verhoudin gen geheel gewijzigd. Uit een economisch oog punt staat het Frankrijk van heden even ver van het koninkrijk van Louis Philippe, als dit van het Frankrijk der 12e of 13e eeuw. Dezelfde oorzaken brengen niet meer dezelfde gevolgen voort, wijl zij door andere oorzaken gecompen seerd worden. Frankrijk is onmetelijk rijk ge worden en legt jaarlijks zeker 3000 millioen over. Komt er nu eens een 1000 of 1500 millioen te kort op zijn oogst, dan is dat wel een verlies, maar een verlies dat gedragen wordt uit de over winst. Het land blijft op danzelfden voet leven en spaart in zulk eeu jaar eens wat minder, evenals een rijk particulier, die jaarlijks een deel zijner inkomsten overlegt, een onvoordeelige zaak kan doen, maar toch zijne levenswijze niet be hoeft te veranderen. Met dien grooten rijkdom wassen de behoeften des volks snel aan, zoodat het land altijd meer zal blijven koopen dan het verkoopt. Terwijl in 1880 voor 150 millioen belastingen zijn afgeschaft, wacht men nog een batig slot van 120 a 140 millioen. Zulk een groote welvaart maakt wel eens onbezorgd, en vele financieele specialiteiten dringen aan op eene conversie der 5 percents schuld, welke eene besparing zou kunnen opleveren van 50 a 60 millioen 'sjaars. De opeenvolgende ministers van financiën hebben nog tegen den maatregel opgezien, 't Zal nu misschien wel gaanhet converteeren zit in de luchtdoch het is begrijpelijk dat men er in Frankrijk niet zoo grooten haast mede maakt. door de stad, dat heer Raimon van Miraval uit den doode opgestaan en te Toulouse aan het hof van zijn broederlijken beschermer, graaf Raimon VI verschenen was, om dezen in zijn oorlogsram pen bij te staan. In dien tijd was namelijk de woeste strijd tusschen de pauselijke macht en de door haar vogelvrijverklaarde vorsten en graven ontbrand, die naar het landschap Albigeois, waar de nieuwe leer het eerst gepredikt werd, den Albigenzen- oorlog geheeten wordt. Het ongebonden leven der geestelijken en allerlei misbruiken der roomsche kerk hadden een gisting en ontevredenheid doen ontstaan die, vooral in de steden en burchten van Provence, hoe langer hoe luider en dringender op zuivering der katholieke leer en afschaffing dier ergernissen deden aandringen. De zachtere middelen die paus Innocentius III aanwendde om dien gevaar lijken twist bij te leggen, zooals het zenden van gezanten, vermaningsbrieven, wederleggende pre dikingen en openbare godsdienstbesprekingen, dat alles bleek vruchteloos te zijn. {Wordt vervólgd.) GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 6