4. 124e Jaargang, 1881. Donderdag 6 Januari. Watersnood. De dichteres van Carcassonne. 1 r O Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per o/m. franco f 5,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van -7 regels f 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het BuiteiUand: de Compagnie générale de Publicité 0. L. Daübe Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M,, Berlijn Ween en, Zurich enz. Middelburg, 5 Januari. FEUILLETON. MIDDELBIIRGSCH COURANT. Het oogenblik is thans gekomen dat door de algemeene watersnoodcommissie een beroep op de openbare liefdadigheid gedaan wordt. Wij behoeven niet te zeggen dat wij die commissie een schitterenden uitslag van hare poging toe- wenschen. De nood is, ook volgens de door ons medegedeelde berichten, in de geteisterde streken verschrikkelijk. Tevens herhalen wij het reeds meermalen gezegde, dat de gevers van bijdragen tot leniging der ramp geen heter en doelmatiger weg kunnen inslaan dan door die giften ter beschikking te stellen van de alge meene commissie, welke door hare correspon dentie met de watersnoodcommissiën in de geheele geteisterde streek het best in staat is te beoordeelen, in welke mate de behoefte zich op elke plaats doet gevoelen, en alzoo te voorkomen dat de eene gemeente dubbel gehol pen wordt, terwijl de andere onvoorzien blijft. Naar wij vernemen wordt aan giften in geld de voorkeur gegeven boven die in goederen of levensmiddelen. Voor het overmaken van gelden verklaren wij ons gaarne bereid, des verlangd, onze tus- schenkomst te verleenen. De Redactie. GEMEENTERAAD. De burgemeester van Middelburg maakt be kend, dat op Vrijdag den 7en Januari 1831, des namiddags te half drie uur, een openbare zitting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 4en Januari 1881. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. De hoogleeraar Bups heeft, in het eerste nommier van den ingetreden jaargang van den Gids, eon opstel geleverd over den stand onzer staatkundige partgen bij het einde des jaars, dat, even als alles wat aan de pen van dezen geleerden publi cist ontvloeit, in hooge mate de aandacht zal trekken van allen, die zich ernstig met de staat kunde van ons land bezig houden. Voor zoover zijn betoog tot practische aanwijzingen voor 't oogenblik voert, willen wij beproeven er een overzicht van te geven. o NOVELLE VAN PAUL HEUSE. „Naar mij!" lachte hg boosaardig, hukte Snel, hief het boek op en terwijl hij haar de laatste bladzijde vlak voor het gezicht hield, knarste hij tusschen de tanden. „Naar mij Is mjjn haar dan veranderd, sedert ik u verliet Verlangt gij dat ik een schilder roepe, die ver stand van kleuren heelt, dat ik er niet naar uit zie om uw blonde vriend te heeten Antwoord spreek! Waarom zwijgt gij Nu, ik zal u den tijd laten om een sprookje te verzinnen. Zij noemden u niet te vergeefs de „dichteres." Hij wierp het boek op tafel en ging eene schrede verder van haar af, naaf het venster. De zon was intusschen ondergegaan; het land schap lag doodstil in de eerste avondschemering; een vleermuis vloog naar binnen, gierde angst vallig langs de lage zoldering heen en weder en schoot eindelijk piepend weer het venster uit. Raimon keerde zich om en zag zijn vrouw (oerloos midden ia de kamer staaft j haar fijn Met dat doel voor. oogen, gaan wij het eerste, zeer uitgebreide gedeelte van het opstel voorbij, waarin de beginselen en het streven der anti revolutionaire partij, nedergelegd in haar Program en belichaamd in haar leider, dr. A. Kjuyper, aan critiek worden onderworpen. Van hooge waar- deering getuigt die critiek, maar tevens van de ongeschokte overtuiging dat de partij, bg al de bezieling, die zg vooral aan de verbazende werk kracht van haar leider verschuldigd is, geen politieke toekomst bezit. De hoofdreden daarvan is, vol gens prof. Bnijs, de vermenging van staats- met geloofszaken, welke aan de anti-revolutionairen eigen is; doch die hun leider, door allerlei be hendigheden van redeneering en phraseologie, zoekt te bemantelen. Daarvan is eene onbestemd heid in doeleinden en verklaringen het gevolg, welke aan deze partg bij uitnemendheid het ken merk geeft der Bedenkelijke Leuzen, die de schrij ver als titel boven zijne verhandeling plaatste. De andere anti-liberale partijen worden in het opstel niet behandeld, een gemis, dat, naar wij met bescheidenheid wagen op te merken, aan het doel des schrijvers om, „bij de sluiting van het jaar ook de balans van onzen politieken toestand op te maken", eenige afbreuk doet. De bekende zwakheden der liberale partg worden vervolgens uiteengezet, waarbij het hoofd van het kabinet-Kappegne, wegens zijne onthouding bij de beraadslaging over de kanalenwet en zijn onverwacht in 't strijdperk werpen van een onvol ledig ontwerp van grondwets-herziening, voor den val van zijn ministerie verantwoordelijk gesteld wordt. Die herziening maakt een tweede hoofdpunt in des schrijvers betoog uit. De heer Bugs is voor stander van het denkbeeld om het vraagstuk der grondwets-herziening in handen te stellen eener staats-commisaie, waarin alle groote par tijen vertegenwoordigd moeten zijn. Hij voegt er echter dadelijk bg dat de tegenwoordige regeering, aan zulk eene commissie die taak op dragende, „zeker niet zou behoeven te vreezen dat het nemen van een eindbesluit te spoedig hare taak zou kunnen wezen." Want het werk zou veel grooter big ken dan het uit den weg ruimen der twee of drie belemmeringen, welke nu toevallig op den voorgrond treden. Eene goede rechterlgke organisatie stuit af op grond wettige bezwarende invoering eener volledige administratieve rechtsspraak, waarvan de nood zakelijkheid pas weder door het gebeurde met de Amsterdamsche belasting-kohieren gebleken is, wordt door de grondwet belet; de geweldige crisis in de Ned. Hervormde kerk wijst op de onmogelgkheid om art. 168 der grondwet, even als men in 1848 gedaan heeft, ook nu weder stilzwijgend voorbij te gaan. Bovendien zullen besneden gelaat was iets bleeker dan anders en hare oogen zagen, door een vochtig waas, naar den witten avondhemel. „Nn Hebt gij al wat bedacht „Ik bedenk mij nog altgd," antwoordde zij langzaam. „Ik peins er over waarom gg mg al dit verdriet aandogj. Gg bemint mij niet meer, Raimon. Gg wilt mij zeer doen, daarom zgt gij hier gekomen. Wat uw hart zoo veranderd heeft Weet ik niet, maar ik vermoed dat er een vrouw in het spel is. Ik zou mij achter mgn vrouwen eer kunnen verschansen en zeggenmisken mg, als gg het over uw hart kunt krijgen! maar ik ben geen voorname dame, die weet door welke kunsten men u, mannen, boeit en misleidt. Ik ben zelfs zoo dwaas dat ik u waarheid geef, ook waar zg onwaar zal schijnen, in plaats van een slimme uitvlucht te bedenken, zooals een „dich teres" wel zou kunnen doen. Want gij hebt mij reeds eenmaal van leugen verdacht en ik wil u daar geen reden toe geven, zelfs op het gevaar af dat gij mgne oprechte woorden niet gelooft. Het klinkt inderdaad als een sprookje, dat ik een blonden broeder heb, die reeds jaren weg was geweest, toen gij mij ten huwelijk kwaamt vragen. „Nu is.hg plotseling weer voor den dag geko men hij heelt in verre landen fortuin gemaakt met handelszaken en, van Milaan uit, een bode gezonden dat hij op weg is naar Carcassonne het was de laatste aardsche vreugde die mgn vader smaakte zich nog vragen voordoen, welke men kieseb- heidshalve niet zoo dadelijk voor het parlement kan brengende vraag of er geen middelen te vinden zijn „om de wentelingen van het staats- werktuig minder wispelturig; veiliger en te gelijk vlugger te makenof aan het regeeriogs- gezag, met behoud van den rechtmatigen invloed van het parlement, niet eene grooter mate van zelfstandigheid verzekerd kan worden dan thans; of wijziging van de inrichting en uitbreiding van de rechten der eerste kamer wenschelgk is? Dezö breeds voorstelling van het vraagstuk der grondwets-herziening vormt den overgang tot des hoogleeraars slotsom, dat voor de oplossing van dat vraagstuk noch bij de kamer, noch bij de natie, eene meerderheid te vinden zal zijn. Wanneer dit, hetzg bij het voorloopig onderzoek hetzij later, gebleken zal zijn, dan zal men, volgens den schrijver, ophouden te vragen wat toch niet te krijgen is; men zal geduld leeren oefenen tot betere dagen aanbreken en inmiddels de hand aan 't werk slaan om datgene te vol brengen, wat de grondwet van '48 ons vrijlaat te doen. Dat is niet weinig; want die grondwetwelke men op zijde wenscht te schuiven, is nog zelfs niet ten halve bijgewerkt. Dit toont de schrijver ten aanzien van de koloniale wetgeving, de jus titie, het beheer vau waterstaat, rivieren, kanalen, wegen en het belastingwezen, vluchtig, ten aan zien der landsverdediging iets uitvoeriger aan. Wat de hoofd-quaestie betreft, die van 't kiesrecht, erkent hg dat, een volmaakte regeling niet te verkrijgen is onder onze grondwet, doch hij voegt er bg dat die onder niet eene grondwet bereikt kan worden en hij beantwoordt de vraag, of onze grondwet eene deugdelijke regeling onmogelijk maakt, met volle overtuiging ontken nend. Hij haalt, pikant genoeg, tot nadere bevestiging dier overtuiging, eene zinsnede aan, door mr. S. van Houten in 1869 geschreven in zijn werk: De toekomst onzer financiën. De heer Bugs zegt dat men, in plaats van zich te verba zen, zooals onlangs geschied is, over de menigte kiesbevoegde personen, welke het kies recht missen, zich eerder behoorde te verbazen over het feit dat al die hooggeplaatsten of aan zienlijken niets noemenswaardigs bgdragen tot onze directe belastingen, welke loodzwaar op den kleinen middelstand drukken. Herstelt men dat onrecht, gedeeltelijk door de invoering eener rentebelasting, gedeeltelgk door de hervorming der patent-belasting in eene algemeene bedrgfs- belasting, gedeeltelgk door de verbetering der wet op het personeel; stelt men daarenboven de kiesdistricten eens voor altijd vast, op de wijze als met de natuur des lands het ïaeest overeen komt; dan weet de schrijver niet welke gewichtige „Genoeg," barstte hij driftig los, want hij moest zich geweld aandoen om niet te zwichten voor de kracht der waarheid, die uit hare woorden sprak. Maar dat hg beschaamd voor haar stond, zich zijn boos opzet bewust zijnde, dat maakte hem doof voor alle vermaningen van zgn goeden geest. „Een broedersprak hij honend, „ik wensch u geluk met dezen blonden vriend, die thans uw weduwstaat zal verlichten en uwe eenzame uren opvroolijken, want wij beiden hebben voortaan niets meer met elkaar gemeen. Eén Troubadour in buis is genoeg en gij hebt uw leeriijd bg mij u zóo goed ten nutte gemaakt, dat gij nu ook zonder mg de „vroolijke kunst" beoefenen kunt. Ik zal zorgen dat gij geen gebrek lijdt; de helft van alles wat ik bezit zal uw deel zijn. Wanneer gij te Miraval verder verblijf wilt houden en broeder Gancelm er niet tegen heeft, dat uw blonde vriend u hier gezelschap houdt, kunt gij doen zooals gg goedvindt. Ik zal het stof van mgn huis van mgne voeten schudden en nooit terugkeeren. En nu vaarwel ik hoop voor u dat het niet lang meer zal duren, eer „lust en lachen weer bij u binnentreden." Hij wilde haar voorbg en de deur uitgaan; maar zg versperde hem met zulk een verheven gebaar den weg, dat hij haar blik niet kon doorstaan. „Blijf!" zei zij op een schorreu toon, dien hij vroeger nooit van haar gehoord had. „Gij bezwaren daarna nog tegen de regeling van ons kiesrecht zullen overblijven. Hij gelooft dat velen, ja zelfs de adressanten voor het algemeen stemrecht, met de uitkomsten dezer „bijwerking van de grondwet" op ver schillend gebied voor oogen, zuilen meeDen dat men het bij die eerste proeve laten kan. Zijne slotsom is datwelke gedragslijn ook de regeering ten aanzien van bet vraagstuk der grondwetsherziening volgede taak der kiesdistricten in de aanstaande Juni-maand niet twijfelachtig kan zijn. „Zien de kiezers er niet tegen op, zonder eenige voorbereiding den avon- tuurlgken tocht te wagen welken sommigen aan bevelen, dat zg dan ook overal, waar dit mo gelijk is, allen verwg deren die zich tegen dezen tocht verzetten en met dit bewind rustig willen voortwerken aan zgne veelomvattende taak. Oor- deelen zij, omgekeerd, dat het groote vraagstuk der grondwets-herziening in deze oogenblikken nog geen quaestie van practische staatkunde kan en mag uitmaken, en dat men, door die geheim zinnige lenze nu onder de kiezers te verbreiden, hun eene Pandora-doos in handen geeft, dat zg dan ook ia Juni aan de uiterste wacht stand houden en aan alle parlementaire schepen het uitzeilen beletten, zoolang hun niet, na deugde lijk onderzoek van alle scheepspapieren, duidelijk zal gebleken zgn in welke richting die schepen koers zetten en welke haven, niet bet voorge wende, maar het wezenlgke einddoel is van de voorgenomen reis. Aan de kiezers de macht om den onzaligen personenstrgd te doen ophouden; maar ook op hen de verantwoordelgkheid zoo zg die macht ongebruikt laten." De gemeenteraad van Middelburg zal op Vrg- dag, den 7 dezer des namiddags te half 3 uur, eene openbare zitting houden, ter behande ling der volgende zakeningekomen stukken mededeeling van de overneming der gasfabriek; begrooting der commissie van bestuur over den straatweg Middelburg—Vlissingen 1881. Bij Prov. blad no. 1 wordt aan de gemeentebe sturen kennis gegeven dat van de ter inigving opgeroepen militieplichtigen, behoorende tot deze provincie en de lichting 1880, alleen achtergebleven isDe Boer, (Sidonius Thomas) geb. te Vlissingen 2 Sept. 1860, van beroep zeeman aldaar, zoon van Leobertus Marcellus de Boer en van Maria Johanna Handeier te Vlissingen. Deze militieplichtige is ten jare 1877, vermoe delijk met een vreemd schip, uit Dordrecht naar zee vertrokken. Men verzoekt ons de aandacht te vestigen op de achterstaande advertentie, waarin wordt aan- zgt heer Van Miraval en wanneer gg reden meent te hebben om uw tronwe gade te verstooteu, dan is het aan haar om uw huls te verlaten. Niets van al hetgeen ik als burchtvrouw bezeten of gekregen heb, neem ik in mgn eenzaam leven mede, behalve mgn goed geweten en mgn lief kind, dat gij met geen blik verwaardigd hebt. „Wees niet bezorgd over mij, heer Raimon, hoe ik het zal onderhouden en groot brengen. Zorg voor u zeiven en uw gemoedsrust, die naar het mij toeschijnt groot gevaar loopt. Niet dat ik u toewensch dat gg eenmaal met pgn en smart aan dit uur zult denken en berouw over uw verblinding gevoelenmaar wanneer er een rechtvaardig rechter boven de sterren woont1 neen, geen woord meer tusschen ons 1 God zij met u en met mij Zg wankelde toen zg de laaiste woorden met moeite had uitgebracht, doch toen zg zag dat hij op haar wilde toetreden en haar hand vatten, verzamelde zij al hare krachten en stapte met een toornigen blik, die hem door de ziel sneed, over den drempel. Hij voelde een plotselingen drang om haar te volgen, terug te brengen, alles te herr iepen wat hij in zijn waanzinnige verstoktheid gezegd had; maar de dubbele schaamte om voor haar te staan als een ellendige misdadiger en die schoone slang, die hem betooverd had, nooit weer onder de oogeu te durven komen, hield hem als vastgenageld aan de plaats waar ag hem verlaten had. {Wgrut vervolgd.}

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1881 | | pagina 1