1880. N°. 302; 123e Jaargang.1 Woensdag 22 December. Middelburg 21 December. Slechte manieren. De lamp met den veilig- heidsbrander. HIDDELBVRGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen^ Prijs per S/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent'. Advertentlen: 20 Oent per regel! Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 7. 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité 6. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. GEMEENTERAAD. De burgemeester van Middelburg maakt be kend, dat op Woensdag den 22en December 1880, des namiddags te half twee unr, een openbare zitting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 20en December 1880. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. Eenigen tijd geleden was het, meer dan op het oogenblik, gewoonte te spreken over de slechte manieren onzer dagbladpers. Wij kunnen niet uitmaken of daarin sedert zooveel verbetering is gekomen, maar zeker is het dat men er thans minder over hoort klagen. Daarentegen komen ons van tijd tot tijd staaltjes onder de oogen van de manieren van bekende, om niet te zeggen hooggeplaatste, Nederlanders, welke naar het ons toeschijnt een alles behalve hoog peil van gemanierdheid aanwijzen. Slechts voor memorie, om te doen zien dat wij recht hebben in 't meervoud te spreken, herinneren wij aan het in dit jaar voorgevallen parlementaire „standje" tusschen de heeren Wintgens en Moens, om daarna dadelijk over te gaan tot het geval, dat thans onze aandacht getrokken heeft. In den geneeskundigen raad voor Utrecht en Gelderland heeft, gelijk wij in onsnommer van Zaterdag hebben medegedeeld, eene be raadslaging plaats gehad over het geneeskundig toezicht op de publieke vrouwen. De hoog leeraar Van Overbeek de Meijer, de inspecteur dr. Verspyck en de adjunct-inspecteur dr. Post bestreden bij die gelegenheid de bezwaren, door den heer H. Pierson, te Zetten, en andere philanthropen, op gronden van zedelijkheid, van recht en naar zij beweren ook van gezondheidszorg, tegen bedoeld toezicht ge opperd. Naar aanleiding van het verslag, door het Utr. Dbl van deze gedachtenwisseling gegeven, zendt na de heer Pierson aan genoemd blad een stuk, dat ons onze hnidige klacht over de FEUILLETON. Sen Winteravondgrap. poos W. VON DUNHEIM. Anna moest voor de thee zorgen en al kon hij nu en dan haar bevallig figuurtje gadeslaan, durfde hij zich niet te veel aan dat genoegen overgeven, daar grootmama hem scherp in het oog hield. Daarbij kwam dat de dorst hem vreeselijk kwelde. Van thee had hij nooit veel gehouden en er stond een flesch rijnwijn voor hem, maar de knecht had hem maar eens ingeschonken, in een akelig klein glaasje en toen de flesch weer netjes op het zilveren bakje met groen vilt neergezet en daar stond zij onbewegelijk en liet hem ten prooi aan de hevigste Tantaluspijnen. Hij durfde zich natuurlijk niet zelf inschenken en niemand anders deed het. Grootmama kon zich niet voorstellen dat een fatsoenlijk jcng mensch "s avonds meer dan éen glas wijn zou kunnen drinken en noodigde hem das ook niet. Qm zijne gedachten af te leiden hield hjj zich „slechte manieren" onzer openbare personen in de pen geeft. Prof. De Meijer wordt door den heer Pierson „tot de orde geroepen," omdat deze, zonder nu juist bij eene volks-vergadering tegenwoordig te zijn geweest, welke de heer Pierson tot bespreking van het prostitutie-vraagstuk te Utrecht gehouden heeft, de door dezen phi- lanthroop verdedigde theorieën bestreden heeft. Hij schrijft dat de prof. „uit den hoek moet komen", en dat deze „zijn professorale waar digheid niet te grabbelen mag gooien door slechts achter den rug van zijn tegenstander dapper te zijn." Hij daagt den hoogleeraar uit tot een openbaar debat, „twee, drie avonden lang," en maakt van die uitdaging gebruik om een klad te werpen op alle verslaggevers van dagbladen, die hij, als onbekwaam en partijdig, reeds te voren onbevoegd verklaart om over dit openbaar debat bericht te geven. Hij zal zijn eigen verslaggever medebrengen en dal mag prof. De Meijer ook doen. Is dit een toon en een manier, welke passen aan een man als de heer Pierson, wiens karakter wij vereeren en wiens bemoeiingen tot opheffing van gevallen vrouwen den eerbied verdienen van ieder, die voor de zedelijke verbetering van het Nederlandsche volk hart heeft Is dit een voorstel, waarmede men een vraagstuk van wetenschappelijken aard iets nader tot zijne oplossing brengen zal Wat zal het baten of prof. De Meijer en ds. Pierson „twee, drie avonden lang," voor het Utrechtsch publiek elkander met de wapenen van rheto- riek en dialektiek bestrijden Wie het knapst praten kan, het handigst met argumenten manoeuvreert en de beste longen heeft, zalhet dhar winnende beste kansen heeft in dit opzicht de heer Pierson, die als predikant aan 't redevoeren gewend is. Maar is er éen ern stig man, die zijne overtuiging op rechts-, genees- of zedekundig gebied zal laten wijzigen, door den uitslag van zulk een tweegevecht met woorden? De heer Pierson is hier zelf zóo verzekerd van, dat hij geen stemming wil toelaten, omdat,schrijft hij, „de mode-we tenschap het altijd wint van de waarheid." O beminnelijke nederigheid I Gelooft de heer Pierson, omdat hij langen tijd op een preek stoel zonder tegenspraak het woord gevoerd heeft, de waarheid in pacht te hebben Wij bezig met de herinnering aan de bals, waar hij met Anna de eetBte wals gedanst bad en aan die welke hij nog te wachten bad daarna aan bnn ontmoeting op straat aan de boodschap bij Eicke en aan de lamp. Hij schrikte, want in gedachte waren zijn vingers al hoe langer hoe dichter bij het gevaarlijke kogeltje gekomen. Hij trok zijn hand met geweld terng. Maar voor bij het wist was hij met zijne gedachten weer ver weg en met zijne hand nog veel dichter bij den veiligheidsbrander. Het kogeltje bewoog, draaide, zijn wijsvinger lag reeds op het kettingje een algemeene kreet van ontzetting en groot mama, de theetafel, het gezelschap, alles was eensklaps in Egyptische duisternis gehuld. „Goed zool" zei mijnheer Von Burg, evenals in den winkel, doch ditmaal met een bevende, klanklooze stem. Hij had moeilijk op dat oogen blik iets ongepasters kunnen zeggen, maar hij schrikte zoodanig van zijn misdaad dat hem niets verstandigers inviel. Maar mijnheer Von Borg," riep de oude dame buiten zichzelve van ontsteltenis en er volgde een pijnlijke stilte, terwijl Anna, onder den uitroep i „Dat heb ik wel gedacht 1" de kamer nitliep om een andere lamp te gaan halen. Het is geen zeldzaam voorkomend geval dat misdadigers door het bewustzijn eener zware schuld een wanhopigen moed krijgen, die hen alles op het spel doet zetten. Zoo dacht ook onze boosdoener volstrekt niet aan berouw, maar aan zijn dorst. kunnen hem verzekeren dat het publiek, de openbare meening, van welke hijzelf den triomf zjjner gevoelens verwacht, aan de slotsommen tot welke een man der wetenschap, na ernstig onderzoek, gekomen is, meer hecht dan aan de uitspraken van duizend geloovers aan eigen onfeilbaarheid. De heer Pierson heeft zich aangesteld als iemand, die door drift vervoerd is en niet weet wat hij praat. Is dat eene houding, zijner waardig Maar nu de keerzijde van den penning. In antwoord op deze uitdaging schrijft prof. De Meyer in het Utr. Dbl.„dat hij het verre beneden zich acht, op de beschuldigingen of verdachtmakingen van den „razenden man" te antwoorden." Dit antwoord doet de deur toe. De predi kant schreeuwt den professor toe „Kom ereis op as je durft, jou lafaarden de professor scheldt den predikant terug„Schreeuwleelijk, je bent me geen antwoord waard Beiden zijn aan elkander gewaagd. Wij geven in overweging, hen samen naar een kostschool te zenden om daar beter manieren te leeren. Hun „educatie" is lang niet „gea cheveerd." In de avondzitting der tweede kamer van gis teren liepen de algemeene beschouwingen over de begrooting van oorlog af. Eerst verklaarde de heer Kool, tegen de be grooting te zullen stemmen uithoofde der plannen van den minister, op welke z. i. door de begroo ting zou worden vooruitgeloopen, terwijl spreker ze onvoldoende acht; tevens wilde hij gelijktijdig zien beslissen over militie en schutterij. Nadat de heer Van Wassenaer had verklaard de plannen te willen afwachten, hield de minister van oorlog een rede van twee uren, waarin hij vooral deed uitkomen dat een betere organisatie dringend noodig is, willen wij voldoende voorbe reid zijn, niet alleen op een onwaarschijnlijken onverwachten aanval, maar ook op de waar schijnlijke mogelijkheid dat wij onze neutraliteit krachtig zullen moeten bandhaven. Daartoe is nu besloten; maar dit praejudieieert niets; bet is een reorganisatie van het gebrekkige, die in elk plan noodig is. De militie-wet, deelde de minister mede, is gereed; aan de schutterij-wet wordt de laatste hand gelegd. De minister wees erop, hoe sedert 1870 alle plannen mislukt zijn, omdat men de taak te groot Een stout denkbeeld maakte zich van hem meester. Hij wist precies waar de flesch stond en het met vilt bekleede bakje gedoogde dat hij haar ongemerkt kon opnemen en weer neder zetten. Zoo, dat deed goed; hg had haar gegrepen en met een fikschen slok zijn brandenden dorst gelescht. Hij voelde zich gerustgesteld toen hij haar weer op haar zachte voetstuk neerzette en in de duisternis kon niemand iets van zijn waagstuk gemerkt hebben. Toen freule Anna terugkwam met een andere lamp zonder veiligheidsbrander zooals zij lachend opmerkte, wilde hg heel onnoozel een lange verontschuldiging beginnen. Maar wat was dat! op aller gelaat teekende zich het vreeselgkste afgrijzen en de diepste verontwaar diging. De vrouw des hnizes wierp hem een strengen, bestraftenden blik toe en toen richtten zich aller oogen weer op éen punt. Hg volgde die richting. Hemel 1 Daar stond de geheel leeggedronken wijnflesch midden in de appelgelei. „Hoor eens," zei mevrouw Von Werner den volgenden dag tot Anna, „nw vriend heeft een zonderlinge manier van zich te gedragen." Daartegen viel niets te zeggen en Anna deed dan ook geen moeite om den hoer Von Bnrg te verdedigen en dat was ook het beste wat zij doen konwant de oude dame had tegenspraak ver maakte, en verklaarde voorts, algetneenen en per soonlijken dienstplicht niet te willen bg het leger, maar bij de schutterij. Ten slotte verklaarde de heer Roëll, met het oog op het verleden en het gemis aan overeen stemming onder de oppositie, deze begrooting aan te zullen nemen omdat die niets praejndicieert. Naar wij vernemen heeft onder de handel drijvende ingezetenen dezer gemeente een adres gecirculeerd, waarbij op behoud van het garnizoen te Middelburg wordt aangedrongen. Voorzien van 137 handteekeningen is het adres aan den minister van oorlog verzonden. Bij de Exploitatie-Maatschappij zijn benoemd tot onder-stationschef te Roosendaal J. A. de Zwaan, thans id. te Breda; te Zitfen J. M. Hoeven, thans waarnemend id. aldaar, en tot waarn. id. te Breda W. van Krimpen, thans telegrafist te Borne. Sedert vier dagen klotsen de bruine golven van het Beersche Maaswater weder tegen de stadsmuren van 's Hertogenboscb, terwijl het water blijft wassen. Daarbij westewind met hagel en regen. Alle omstreken staan blank. De nieuwe sluiswerken staan opnieuw onder. Zleiikzee, 21 Deo. Heden werd benoemd tot secretaris der kamer van koophandel en fabrieken alhier de heer P. O. Olivier. Er loopt een gerucht, dat de heer Schagen van Leenwen, lid der tweede kamer en notaris te Delft, zijn betalingen gestaakt en zich uit de voeten gemaakt heeft. Bij onderzoek is ons gebleken, dat er van het gerucht geen woord waar is; op last van zgn medicus, dr. Kaiser, houdt de beer Van Leeuwen sedert eenigen tijd zijne kamer. Dit is nu de tweede maal binnen een paar weken, dat de eerlijke naam van een notaris lasterlijk in opspraak wordt gebracht. {N. R. Ct.) De St.-Ct bevat de wet, houdende vaststelling der begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1881 (Hoofdstak 11. Uitgaven in Ne derlandsch-Indië). Gisteren is in de Plantage te Amsterdam het eerste panorama in ons land feestelijk geopend. Onder de genoodigden merkte men behalve den burgemeester van Amsterdam, ook den bur gemeester van Purmerend, den heer Hooft Hasse laar en diens znster, mej. Kenan Hasselaar, op- Het ronde gebouw, in sierigken renaissancestijl, rust op 670 palen van 14 M. Iedere paal draagt wacht en toen die uitbleef nam zij zelve de rol van advocaat op zich. „Zijn oprecht berouw stond mg echter zeer aan. Dat vindt men heden ten dage zelden bij jongelieden!" Anna zweeg nog steeds. „Geblaseerd schijnt hij niet te zijn, dat is een groot voorrechtik houd bg menschen van zijn leeftijd het meest van frischheid." Anna bleef zwggen. „Hij bloosde tot achter zijne ooren. En dat gebeurt den tegenwoordigen jongelui niet dikwijls meer." „Ik heb het niet gemerkt. Hij maakte zoo spoedig dat hij weg kwam." Grootmama lachte en zei„Het was bepaald grappig zooals hij het hazenpad koos." Anna deed weer alsof zij dit niet hoorde. „Ik moet zeggen dat ik eigenlijk toch medelijden met hem had," begon de oude dame weer. „Zoo „Hij ziet er heel goed uit ook. Danst hg goed?" „Zeer goedl" riep Anna vol vuur. „Hm als hij moed heeft komt hij van daag om zioh te verontschuldigen. Dat heeft hij gisteren in de haast vergeten." „Mag ik aan den knecht zeggen dat gij hem wilt ontvangen." „Laat dat maar kind, ik heb August reeds een wenk gegeven." Er werd gescheld, ge éeei open eg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1