1880. N«. 394. 123e Jaargang. Maandag 13 December. Uit Mendelssohn's Leven. Middelburg 11 December. Gril of systeem? K.unstnieuws. HIDDELBURGSCUE COURANT. Dit blad verschijnt dagelyk«J met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prfls per 8/m. franoo 3,50. Ifzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Ad verten tien: 20 Cent per regel! Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regele 't 1,60 iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de Publicité G. L. Dame <fc Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. De begrootings-beraadslagingen in de tweede kamer gaven tot dusver weinig aanleiding om er ons mede bezig te houden. Er worden welsprekende redeneeringen gehouden, waar onder vooral die der ministers van financiën en van justitie wegens haar zaakrijkheid en schoonen vorm genoemd mogen worden doch wanneer men de ruimte niet bezit om ze grootendeels over te drukken, kan men ze evengoed ter lectuur aan de lezers der Han delingen overlaten. Wij trekken het nut van zulke „algemeene" beschouwingen niet in twij fel; zeker is het noodig dat tusschen regee ring en vertegenwoordiging over de beginselen van bestuur en wetgeving van gedachten ge wisseld wordt; maar het land heeft toch, als voedsel voor zijne belangstelling, minder be hoefte aan woorden, dan aan zaken. „Zaken doen" is het werk van de beurs, moge de heer Schaepman met eenige minachting zeggen maar tentoonstellingen van schoone redevoe ringen zonder uitwerking, houdt men ergens anders dan in eene vergadering van volksver tegenwoordigers. Van daar <L.t al de bloemen van welspre kendheid, welke in de laatste weken in den tuin van 't Binnenhof ontloken zijn, minder aanleiding geven tot gedachtenwisseling onder het publiek, dan de enkele vrachtjes, welke het snoeimes der tweede kamer uit de ver schillende hoofdstukken der staatsbegrooting heeft weggesneden, of dreigt weg te snijden. Hier staan wij voor eene daad. De regeering wil vermeerdering der uitgaven. De vertegen woordiging verlangt bezuiniging. En dewijl zij dit verlangen jaar in jaar uit reeds uitge sproken heeft zonder gevolg, dwingt zij nu tot de daad en schrapt links en rechts wat haar overbodig voorkomt. In zoo ver rusten deze besnoeiingen op een Felix Mendelssohn Bartholdy mag, in menig •opzicht, als het type van een gelukskind beschouwd worden. In zijne wieg moet eene vriendelijke fee al de gaven nedergelegd hebben, welke het leven bekoorlijk kunnen maken. Kleinzoon van den wijsgeer MozeB Mendelssohn, behoorde bij tot eene vermogende Joodsche familie, waarin liefde voor wetenschap, kunst en menscben, van het eene geslacht op het andere overerfde. Zijn vader handhaafde op schier ideale wjjze zijn vaderlijk gezagvriendelijk en welwillend voor zijne kinderen, maar als het de beginselen van recht en zedelijkheid geldt, onwankelbaar streng; tegenover zijn gemalen zoon zonder eenigen naijver, maar tevens, vriendelijk en ernstig, hem met raad en waarschuwing ter zijde staande. Uit de Brieten van Felix is ons 't geheele gezin be kend zijne eerbiedwaardige moeder, die wat ijdeler is op baar zoon en liever dan de wija- geerige vader iets verneemt van hetgeen Felix renommage noemt, dat zijn de serenades en iantares die men hem brengt, de onderscheidingen die hem van vorsten en ministers te beurt vallen, de vriendschapsblijken, waarmede de grootste meesters in zijne kunst hem te gemoot komen. Voorts zijn broeder Paul, zijne znsters Kebekkaen Fan- py, yan welke laatste bij ergens schrijft, apropos stelsel. Het stelsel heet: aftrekken. De cijfers welke van de begrooting afvallen, doen het totaal slinken. Dringt men echter verder door, vraagt men naar het Btelsel, dat in den aard der bezuinigingen, afgescheiden van haar cijfer, ligt, dan staat men verlegen. De kamer wil van geen verhooging van traktementen weten. Zoowel de aalmoes, die aan een paar bejaarde boden van een minis terie gegeven zou worden, als de verhooging der jaarwedden van onze gezanten; zoowel de opslag van eenige gevangenis-beambten, wier beter toezicht aan de schatkist voordeel zou bezorgen, als het traktement van een direc teur van het ethnographisch museum te Leiden, welke betrekking tot dusver gratis waargeno men werd, is uit de begrooting gelicht. Wij vallen de kamer niet hard over dit „gelijk recht", dat sommigen het „toppunt van onrecht" toeschijnt. Wie vast staat op zijn beginsel, moet de gevolgen van dat beginsel aandurven. Maar wat is in deze het beginsel Oordeelt de kamer dat onze lands ambtenaren in 't al gemeen, en de hier bedoelde in 't bijzonder, naar behooren betaald worden Dit is in de stukken niet beweerd, althans niet gestaafd. Wij hebben hier zoowel het oog op de hoog ste, als op de lagere ambtenaren. Zoo lang wy gezanten erop nahouden, behooren deze zoodanig bezoldigd te worden dat zij kunnen leven naar hun rang, dat is overeenkomstig de levenswijze, welke door gezanten van andere mogendheden geleid wordt. Dat de meeste leden van ons Corps diplomatique fortuin hebben en dus uit hun eigen middelen iets tot bestrijding van het kostbare gezantschapsleven kunnen bij dragen, doet evenmin iets tot de zaak als dat een belangeloos hoogleeraar tot dusver het directeur schap van het Leidsch museum kosteloos waar nam, of dat een der twee oude boden misschien een erfenisje gehad heeft, waardoor hij op 't oogenblik het geld niet bepaald noodig kan hebben. De landsambtenaren moeten betaald worden naar redelijkheid en behoefte, zoodanig dat de staat vervulling hunner taak naar de volle mate hunner krachten kunne vorderen, en niet blootsta aan het antwoord: „Voorhalf geld krijgt men maar half werk." Alle bezoldigingen nu, voor zoo ver zij ge durende enkele tientallen jaren onveranderd van den Paulus, dat dit werk, zoo ver het toen gereed was, aan zijne vrienden te Dusseldorp goed genoeg beviel, maar, voegt hij erbij, „dat bewijst niet veel, zoo lang de ware kunstrechter zich nog niet heeft doen hooren, dat is Fanny, der Cantor, mit den diaken Augenbraunen und der Eritikt" Zoo was by zijn leven lang het middelpunt van een hoog ontwikkelden familiekring, die in zijn werken en doen het levendigst belang stelde, die met reden trolsch op hem was, maar hem tevens deed beselfen hoeveel waarde een liefderijk, doch zelfstandig uitgesproken oordeel voor ieder Kunste naar beeft. Kaar dien familiekring trekt zijn hart, waar bij zich ook bevindtin de hoogste kringen van Parijs, aan bet bof van koningin Victoria, in de kunstenaarswereld van Dusseldorp en Leipzig steeds is het buis no. 3 in de Leipziger-strasse te Berlijn, waar zijne ouders wonen, de vuurtoren waar hij zijn levensreis naar regelt. Ofschoon in 1837 gelukkig gehuwd, bleef het onderlijk gezin, het oordeel dat daar over hem uitgesproken werd, de standaard van zijn leven. Dien schat behield hij, tot hij in 1817, in het midden van zijn werk zaamheid en zijn roem, naeene korte ziekte overleed. Ook het geluk, dat volgens de Ouden, de goden slechts aan hun gunstelingen schonken, een vroegtijdige dood na genoeg voor de onsterfelijk heid gedaan te hebben, werd hem dus verleend. Mendelssohn bezat de gave der vroegrijpheid, welke aan het genie eigen is. Op zijn 9e jaar was hij, op de piano, eeu wonderkind. Van zijn 12e tot zyn löe jaar componeerde hij quartetten en een opera; op zijn 18e had hjj de onvertures zijn gebleven, zijn mindergeworden tengevolge van de verminderde waarde van 't geld. Van stijgende behoeften spreken wij volstrekt niet, dewijl zelfbeheersching een der deugden is, die de ambtenaar te gelijk met het betalen van zegel en leges voor zijne eerste aanstelling dient aan te schaffen. Alleen op grond der aangevoerde reden is trapsgewijze verhooging der traktementen wiskunstig noodzakelijk. Te meer dus wanneer, zooals met vele ambtenaren 't geval is, nog niet eens het aan hun rang vóór jaren reeds toegekende maximum be reikt is. Verhooging is dus noodzakelijk ook wan neer de schatkist het niet toelaat? Maar hoe bewijst men dat De gewoue inkomsten van den staat vertoonen eene geregelde, slechts bij uit zondering afgebrokene stijging. Uit die stijging de nieuwe behoeften te bestrijden, welke ten gevolge van natuurlijke oorzaken, of door de normale uitbreiding van den staatsdienst jaar lijks ontstaan, lijkt ons billijk en noodzakelijk. Men heeft in den laatsten tijd veel gesproken over gewone en buitengewone uitgaven. Zonder daarover in bijzonderheden te treden, willen wij een woord zeggen over gewone en buiten gewone stijging. Tot de eerste behoort, naar 't ons voorkomtalles wat het gevolg is van natuurlijke oorzakenals de straks bedoelde waarde-vermindering van 't geldof van de geleidelijke ontwikkeling van het leven der natie. Tot de laatste zouden wij die uitgaven brengen, welke voortspruiten uit geheel onvoor ziene oorzaken als rampen, oorlogen enz., of uit nieuw aangenomen beginselen van staats beheer. Traktementsverhooging dus, gewone stij ging. Het voorzien in de behoefte aan teeken- onderwijs, welke zich sedert jaren heeft doen voelen en waarin door andere natiën reeds lang voorzien wordt, gewone stijging. Sub- sidiën voor gymnasiën, hoogere burgerscholen, landbouwschool, landbouw- onderwijzers, het ge? volg der zich uitbreidende behoefte aan onder wijs onder den middelstand, gewone stijging. Uitvoering der vestingwet tot verbetering der landsverdediging, gewone stijging. Wat is dan buitengewoon In de eerste plaats, de uitgaven tot uitvoering van de wet op het lager onderwijs. Deze zijn het gevolg Sommernaahtstraum en MeeresstiUe und glüakliche Fahrt geschreven. Toen hij als 20jarig jongeling voor 't eerst op reis naar Londen ging, behoorde hij reeds tot degenen die in de Berltjnsche muzi kale wereld den boventoon voerden. Hem had men het te danken, dat de sedert eene eenw onder het stof begravene Matthaus-Paesion door de Singakademie weder uitgevoerd was; bij die uit voering zwaaide zijn 19jarige hand den dirigeerstaf en vertoonde reeds toen de eigenschappen, waar aan Mendelssohn later een gedeelte van zijn roem, als het model aller orkest-directeuren, te danken had. Misschien zou men hem te Londen en te Parijs het hoofd op hol gebracht hebben, wanneer niet de goede voorraad Dnitsche gemoedelijkheid en burgerlijke zin, dien hij van huis had medege bracht en welke van daar steeds onderhouden werd, hem daarvoor behoed had. Bovendien werkte hij, onder het reizente hard om ijdel oi slecht te kannen worden. Maar toen men hem op zijn 24e jaar de betrekking van stedelijk muziek directeur te Dusseldorp aanbood, greep hij dezo gelegenheid om in eene Dnitsche stad, te midden van een kring van kunstenaars en kunstkenners, in zijn vak werkzaam te zijnmet beide handen aan. Er bestaan niet veel „episodes nit een kunste naarsleven", reiner en frisscber dan dit tweejarig verblijf van Mendelssohn te Dusseldorp, zooals wij het nit zijne brieven kennen. Later, te Leipzig, bereikte hij eerst zijn volle grootte als meester; daar schiep hij o. a. zijn overture Buy-Blus, zijn Lobges any, zijn Psalmen, zijn A thalia, zijn Elias\ van een nieuw aangenomen beginsel van staats beheer het beginsel, dat een deel der kosten van het openhaar onderwijs voortaan nit 's rijks kas betaald moet worden. Ze zijn tevens zoo aanzienlijk, dat er niet, gelijk met kleinere sommen 't geval zou kunnen zijD, aan gedacht kan worden om ze uit de normale stijging van de opbrengst der bestaande belastingen te be strijden. Voor deze uitgaven, welke het gevolg zijn eener door de kamer, na langdurige voorbe reiding en met rijp beraad, aangenomen wet, moeten nieuwe inkomsten geschapen worden. Hetzelfde zal waarschijnlijk het geval zijn wanneer, bij de invoering van het nienwe strafwetboek, aan de reorganisatie van ons ge vangeniswezen de hand geslagen zal worden. De tweede kamer heeft dat moeten weten toen zij, in de weinige weken debatteerens van dit najaar, het lang voorbereide wetboek aannam en de eerste kamer zal het andermaal behooren te overwegen. Wanneer het op uitvoeren aan komt, zal er nieuw geld, niet alleen voor 't oogenblik, maar op den duur, jaarlijks terug komend, benoodigd zijn. Daarvoor zijn nieuwe staats-inkomsten, dat zijn nieuwe belastingen, noodzakelijk. Maar diar wil de kamer niet aan. De rente-belas ting stelt zij uitde Indische bijdragewet, eene onrechtvaardige bron van inkomst, naar onze zienswijze, stemt zij afen zij vleit zich met eene hoop, welke met den aard der dingen in strijd isdat aanzienlijke, nieuw geschapen uitgaven te bestrijden zijn nit een staatsinkomen, dat eene bevredigende, doch niet meer dan normale stijging ondervindt. Dat is, naar onze meening, oorzaak dat het land aan de kamer voor hare spaarzaamheid niet de erkentelijkheid bewijst, welke aan deze deugd, in ons zuinig Nederland, anders ten deel valt. Dat is ook de reden waarom op de vraag, welke wij aan 't hoofd van dit opstel plaatsten, niet het antwoord gegeven kan wor den, dat men voor onze volksvertegenwoordi ging wenschelijk zou achten. De commissie benoemd voor het afnemen alhier van de examens van apothekers-bediende beeft heden aan twee candidaten eeno akte van bevoegd heid uitgereikt, zijnde de beeren E. M. H. Tim- ddar richtte hij het conservatoire op en werden de Leipziger Cewandhaus-conceitea, onder zijne leiding, tot een der middelpunten van het muzi kale leven onzer eenw. Te Dnsseldorp ziet men slechts de kiemen van dien wondervollen bloei, maar het leven van den jongen kunstenaar is daar nog meer vrij van zorgen. Met zijn verdrie telijkheden ais theater-directeur drijft bij zelf op vermakelijke manier den spot, en wegen de zorgen hem te zwaar, dan is de vroolijke kring van schil ders, die hem als vriend en meester te gelijk liefhebben, daar om zijn muizenissen te verdrijven. Zoo als schier overal, was het tusschen de op perste leiders der Dusseldorpsche kunstwereld lang niet alles couleur de rose, en Mendelssohn, die bij Scbadow, den directeur der schilder-aca demie, woonde, en met Immermann, den directeur van den etads-scbouwburg, samen moest werken, had vrij wat moeite om tnsscben die twee, welke als Scylla enCharybdistegenover elkanderstonden, door te zeilen. „Maar, schrijft hij in Juli 1834, hoe wij jongelui hier samen huis houden, dat is inderdaad verrukkelijk. De schilders leven onder elkander zonder den minsten hoogmoed of nijd, als ware vrienden, onder de leiding van eenige der bemin nelijkste menschen van de wereld, zooals Master, Hildebrand, Bendemann en de lange, stilzwijgende Lessing als een Mephietopkeles in bnn midden. Als ik zoo bij 't uitvoeren van het eene of andere stnk kerkmuziek de bas-partij in het koor aanzie, dan popelt mij het hart van blijdschap, want dan zie ik den eenen verdienstelijken schilder naast den ander, als een goed korist zijn party mede-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1