.Laatste berichten.
Provinciale staten van Zeeland.
Staten-Generaal.
de onderwijzers en andere genoodigden plechtig
geopend. De kinderen werden daarna feestelijk
onthaald.
Het nieuwe gebouw voldoet aan alle eiscben
van goed onderwijs en doet den bouwmeester, den
heer De Kleiok, van Kruiningen, alle eer aan.
In eene vergadering van burgemeester en
wethouders der gemeente Colijnsplaat, tot bijwoning
waarvan de predikanten der Hervormden en der
Christelijk afgescheidenen en het hoofd der ge
meenteschool waren uitgenoodigd, tot regeling van
het godsdienstonderwijs (art. 22 der nieuwe wet)
werd de wenschelijkheid van een vrijen Woens
dag namiddag, uitsluitend aan genoemd onderwijs
gewijd, vrij algemeen erkend. Beide predikanten
wenschten echter de catechisaties in de consistorie
te blijven geven en bedaukten dus voor het aan
bod tot gebruik der schoollokalen, Ct.)
Bij resolutie van deu minister van koloniën,
zijn de onderwijzeressen, C. B. van Heuckelum,
M. A. C. Tijdeman, H. S Gr. Buys, B. H. J. Scherer,
C. C. Rochemont en M. L. C. E. Reuling gesteld ter
beschikking van den gouverneur-generaal van
N.-I. om te worden benoemd tot hulponderwijzeres
voor den dienst daar te lande.
Kerknieuws.
Tllssipgen, 4 Nov. Door den kerkeraad
der N. H. gemeente alhier is beroepen de heer I.
Montagne Azn., predikant bij die gemeente te
Monnikendam
Te Amsterdam is een naamlooze vennootschap
opgericht onder den naam Begrafenis-vereeniging,
welke zich ten doel stelt niet alleen de begrafe
nissen op plechtiger en minder kostbare wijze te
doen plaats hebben dan tbans aldaar gescuiedt
maar ook eene nieuwe begraafplaats bij de twee
reeds bestaande, die weldra vol zullen zijn, te
openen. Haar kapitaal is aanvankelijk bepaald
op f 250.000.
—De schade, welke de Scheveningsche visschers-
vloot geleden heeft gedurende de jongste stormen,
wordt op minstens f 50.000 begroot. Ook enkele
menschenlevens zijn te betreuren.
De Japanache gezant te 's Gravenhage, de
heer Nagaoko, heeft gisteren in 't hotel De oude
Doelenbij gelegenheid van den verjaardag van
den keizer van Japan, een luistenijk feestmaal
aan het Corpt diplomatique en andere hooge
autoriteiten gegeven. De minister van binnenl.
zaken nam de eereplaats in en stelde de andere
gasten aan den gastheer voor.
Burg. en weth. van Gouda hebben den ge
meenteraad voorgesteld eenige huisjes, die tegen
de groote kerk, met hare beroemde beschilderde
vensters, aangebouwd zijn en haar ontsieren, af
te breken.
De toestand van de koningin van Zweden,
die nu bijna 6 wekeu onder behandeling van dr:
Mezger in het Amstel Hotel te Amsterdam ver blij f
houdt, is veel beter en hoogst bevredigeud.
Des Maandagemorgens om 10 uren gaat het
bureau van den stadsschouwburg te Amsterdam
open voor den verkoop van plaatskaarten voor
de opera van Dinsdag, voor zoo verre die niet reeds
voor de geabonneerden of bij vooruitbetaling zijn
genomen.
Om zeker te zijn van plaatsen, zijn de liefhebbers
altijd vroeg bij de hand. Om vier uur m den
nacht van Zondag op Maandag jl. kwam de eerste
opdagen en vatte voor de deur van den schouw
burg post. Zijn naaste buren in de rij verschenen
omstreeks zes uur.
Oneerlijkheid van ambtenaren is eene der
kwalen onder welke het groote Russische rijk
zucht. Ook de directeuren van groote maatschap-
bij mijn vader horlogekasten heb leereu gravee-
ren," zei Balmat „ik zal die manier Dooit kunnen
afieeren."
„Neen, men ziet het, als gij volgens de leer
van David wilt schilderen; maar hierin niet."
Zij bleven nog geruimen tijd in het atelier rond
kijken en Edmée deed haar best om hem aan het
verstand te brengen dat hij liever geen tijd meer
moest verspillen aan die klassieke personen, die
meer op standbeelden dan op menschen geleken
en toch nooit goed uitvielen; maar liever ai zijne
krachten wijden aan hetgeen binnen zijn bereik
lag.
„Dat Zou de kunst verlagen zijn, en ik breek
iiog liever mijn penseel in stukken dan zoo iets
te doen," antwoordde hij wanhopend maar na
een poos voegde hij er op een geheel anderen
toon bij „Misschien hebt gij gelijk, ik zal er over
denken." Edmée vermoedde niet hoeveel het hem
kostte om zijn ideaal om klassieke stukken te
schilderen op te geven en dat hij voor het oogen-
blik te moede was alsof zij hem het penseel voor
goed uit de hand gerukt had.
„Leest gy ook wel eens?" vroeg Mile De
St Aignan, een boek opnemende dat op een stoel
lag. „Wat een bijbel?" Zij zaghemeven
verbaasd aan alsof zij een Koran gevonden had.
„Ja, daar lees ik eiken dag in."
„Wat! ook in dezen tijd?" vroeg Edmée
niet minder verbaasd, maar om een andere
reden» v
pijen schijnen zich niet altijd de handen zuiver
te houden van oneerlijke winsten. Meermalen
schiet in Rusland de staat geld voor ten behoeve
van de groote spoorwegmaatschappijen, en de
directeuren van een spoorweg, welke nog niet
genoemd wordt, wendden zich onlangs tot het
miaisterie van openbare werken met het verzoek
om een dergelijk voorschot, teneinde een dubbel
spoor te leggen en het rollend materieel te ver
meerderen. De raming was 130 locomotieven 4
29.000 roebels, 3000 wagons a 1430, en een half
millioen pud rails tegen hoogen prijs. Aan het
ministerie werden de prijzen goedgekeurd en de
gevraagde som werd toegezegd. Toen zij zoo ver
waren, gingen directeuren het materieel bestellen
en wel tegen de volgende prijzen: een locomotief
25.000 roebels, een wagon 1170 roebels en de spoor
staven 45 kopeken minder dan in de raming was op
gegeven, zoodater tusschen de ramingen den werke-
lijken prijs een verschil van ongeveer twee milioen
was. Slechts éen stap was meer noodig om den bait
in handen te krijgen; men moest op schrift het
bewijs kunnen toonen dat de goederen tegen
den in de raming aangegeven prijs waren gekocht.
Men moest de directeuren der groote fabrieken,
welke het materieel leverden, overhalen om hunne
factuur wat hooger te zetten dan bun prijs bedroeg
en hierop stuitte de onderneming af. Een machi
nefabrikant, wiens boeken aan inspectie waren
onderworpen en die daarom aan een zoo grof
bedrog niet kon deelnemen, kreeg ruzie met zijne
klanten en ontdekte de gansche zaak aan den
minister Greig Van het geldleeuen kwam natuur
lijk niets meer. De staat redde zijn geld, de
dieven verloren hun buit en de fabrikanten
hunne bestelling. Het publiek zal zich nu met
enkel Bpoor moeten tevreden stellen, totdat de
omstandigheden gunstig zullen zijn voor eene
nieuwe zwendelpartij.
Er gaat tegenwoordig baast geen dag voorbij
of er gebeurt eenig spoorwegongeluk in Engeland.
De meeste loopen wel zonder dooden of gekwet
sten af, maar het gevaar bestaat toch bij alle
Ook in Duitschland kwamen in den laatsten tijd
ettelijke ongelukken voor, maar het herinnert ons
toch aan het spreekwoord van den balk en den
splinter, Is de 'l ttnes zegt dat de spoorwegrampen
zich in Duitschland herhalen met zeer onrust
barende snelheid. Aanleiding tot die opmerking
gaf eene botsing te Horka tusschen een passa-
gierstrein en een trein met buskruid geladen.
Vlissingen, 4 November. Naar zee vertrok
ken het Eng. stoomschip SA, Sadlergezagv.
Verrill, nasr New-Castle.
De Noordsche brik Fordenshjold en de redding-
kotter W illem van Houtenzitten zoo hoog op het
strand, dat beide geheel zullen moeten lossen om
vlot te komen. De brik heeft veel geleden en is
zwaar lek. Aan het behoud van den kotter
wanhoojt niemand, der zake kundig.
Goes, 4 Nov. De heer P. C. F. Frowein,
leeraar aan de middelbare school voor meisjes,
is benoemd tot leeraar aan den cursus vau hulp
tot hoofdonderwijzers, voor de natuurkundige
vakken.
Tweede kamer. Strafwetboek. Aan
genomen werden de artikelen 255—271, vervat in
de titels 15 en 16 Verlating van hulpbehoevenden
en Beleed'gimjbenevens de vroeger aangehouden
artikelen betrekkelijk beleedigende geschriften. De
discussie liep hoofdzakelijk over de vraag of bij
vervolging wegens laster het bewijs der waarheid
van het te laste gelegde ook door den beleedigde
kan aangevraagd worden. De heeren De Beau
fort, Borgesius en Van Nispen bestreden dit,
„Zeker. Wij lezen thuis dagelijks een of
meer hoofdstakken en moeder gaf mij dit bijbel
tje, haareigen* mede; gij ziet, het is oud. Zij had
het vau haar moeder, en Zei dat ik het nooit
mocht vergeten. Ik weet dat er thuis altijd aan
mij gedacht en voor mij gebeden wordt, als zij
gelezen hebben."
„Maar als iemand het wist, zoudt gij ge
guillotineerd zijn, of mi8sch;en nog worden,
als een dweper 1"
„Eu gij danhebt gij niet evenveel op het
spel gezet door het diagen van uw kruis?"
„Het gouden kruis van mijn peet? Ja, dat
heb ik n a i u u r i ij k gedragen."
„Dwaas kind! Dat heb ik nooit vermoed,
anders zou ik zalk een roekeloosheid niet gedoogd
hebben," zei Mile De St Aignan. Edmée lachte
even en legde haar hand op de plek waar het
kruis verborgen was.
„En dus heb ik n a t u u r 1 ij k in mijn
bijbel gelezen. Eu," vervolgde Balmat, „als men
dichterlijke onderworpen zoekt hier zijn
zij dat heb ik gisteren nog op het atelier
gezegd."
„Op het atelier l" riep Edmée ten hoogste
verbaasd.
„Ja, zij spraken over Ossian en Werther,
en toen over Italiaansche godsdienstige schilde
rijen en zoo kwamen zij ook op den bijbel,
dien echter niemand gelezen scheen te hebben of
te kennen."
waarna de kamer met 35 tegen 17 stemmen
besliste dat smadelijke aantijgingen strafbaar zijn,
ook wanneer alleen in het algemeen belang het
bewijs der waarheid gevraagd wordt. Voorts werd
beslist dat beleediging ook in particuliere brieven
vervolgbaar is. De titels 17 tot 21 werden
zonder belangrijke discussie goedgekeurd.
Na nog enkele wijzigingen in den titel Diefstal
is de discussie gevorderd tot artikel 328.
Kagusa. De Tuiksche troepen werden op
hun marsch naar Dulcigno door de Albanezen
teruggedreven. Derwisch pacha is naar Dalcigno
vertrokken.
Zitting van Donderdag 4 November.
Tegenwoordig de commissaris des konings, 36
leden en de griffier.
Afwezig de heeren Sipkes, Onghena, Collot
d'Escurij, Pierssens en Kakebeeke, de laatste
wegens famili omstandighedeu.
De voorzitter doet mededeeling dat zijn benoemd
tot voorzitter en ondervoorzitter in de eerste afdee-
lmg de heeren M azure en Kakebeeke, inde tweede
afdeeling de heeren Hombach en Dronkers en in
de derde afdeeling de heeren Moolenburgh en
Vader
Nog doet de voorzitter mededeeling dat is
ingekomen een koninklijk besluit houdende in
trekking met 1 November 1880 van de rijkssub-
sidiën, die onder de werking der wet van 13 Au
gustus 1857 (Stbl. no 102), aan de gemeenten
verleend zijn voor de gewone kosten van haar
lager onderwijs.
Met intrekking van het besluit der vorige
vergadering wordt, op voorstel van den heer
Moolenburgh, goedgevonden het ontwerp-regle-
ment op de wegen en voetpaden na behandeling
der overige zaken aan de orde te stellen.
Achtereenvolgens werden daarop aangenomen
de voorstellen: tot afwijzing van het verzoek
der polders Helena enz. betrekkelijk den grintweg
van den Nieuwlandschen molen naar Hoofdplaat
tot vrijverklaring van het waterschap Waarde;
tot weigering der aanvrage om calamiteusver
klaring van den Sophiapoldcr
tot wijzigingen der begrootingen voor 1879 en
1881
tot afwijzing van het verzoek der gemeente
Hoofdplaat betrekkelijk den dienst op de Wester-
Schelde
om het verzoek der heeren Boers en Lebaigue
te stellen in handen van ged. staten;
hetzelfde te doen met het conversie voorstel
van den heer Kakebeeke.
De behandeling van bet ontwerp-reglement op
de wegen eu voetpaden in Zeeland is gevorderd
tot art. 107.
De volgende vergadering is bepaald op morgen
5 November, des voormiddags te 10 aren.
Staatsbegrooting1 1881.
Algemeene politieke en financieele beschouwingen.
Het uitvoerig algemeen afdeeliDgsverslag komt
in hoofdzaak op het volgende neder
In drie afdeelingen stelde mon de quaestie van
vertrouwen. Een deel der leden ontzegde dat
aan het kabinet, omdat het, zijn roeping ontrouw,
zich door de liberale partij laat leiden in een
vroeger sterk door den heer Van Lijnden afge
keurde richting, welke staatsman daardoor den
blaam op zich laadde van een parasitische politiek
te volgen en hetgeen belette zijnen ambtgenooten
het gewenscht vertrouwen te schenken. Naar
veler oordeel intusschen was, tengevolge van den
stand en de onderlinge verdeeldheid van de staats-
„En toen?" vroeg Mile De St Aignan, vol
bewondering voor dien ongekunstelden heldenmoed
van den eenvoudigen Balmat.
„O, het zijn au fond goede kerels zij
zeiden in het eerst niets en kwamen mij toen een
voor een de hand schudden."
„Maar wij houden u op," zei Edmée. „Ver
geet niet wat ik gezegd heb."
„Daar is geen gevaar voor; maar gij houdt
mij niet op; Isnard komt poseeren voor de han
den op die schilderij. Maar 't is waar, 't is beter
dat gij weg zijt eer hij komt."
„Hoe dat, wantrouwt gij hemr"
„Niet precies; maar iemand die zoo ijdel is,
is nooit te vertrouwen. Men weet nooit waar hij
toe komen kan. Ik wil geen kwaad van hem
zeggen; want het is heel vriendelijk dat hij mij
de kosten van een model wil besparen."
„Omaar ik heb gemerkt dat hy heel trotsch
op zijne handen is en dus laat hij die zeker gaarne
schilderen."
„Nu, dat genoegen heeft hij dan vaak genoeg
want wy gebruiken op het atelier allemaal zyne
armen en handen. Wie onder ons het best ge
vormd is, poseert voor de anderen," vervolgdehij
tot Mile De St Aignan „maar hij komt nu niet
zoo dikwijls meer by ons, hy is nu by Guérin;
anders zou hy wel weten waar gy woont en dat
is nog een geheim voor hem. Gisteren kwam hij
mij vertellen dat hij bij Crocq geweest was, maar
dat gij verhuisd waart; hij had eed brief voor 1)
partijen, een ministerie niet mogelijk op dit oogen-
blik, dat het regeeringsheleid met klem en naar
vaste staatkundige beginselen wil voeren, omdat
een ministerie van een zeer bepaalde kleur, op
dit oogenblik, deu steun der meerdei heid in de
kamer niet zou kunnen verwerven. Een cabinet
d} affaires was dus thans slechts bestaanbaar, dat
de groote aanhangige zaken afdoet op een wijze,
als dit bewind het tot dusver tot tevredenheid
van de meerderheid had begrepen. Maar hier
tegen werd opgemerkt, dat het toch op den weg
van een cabinet daffaires niet kon liggen uitvoe
ring te geven aan een nieuwe wet als die op het
lager onderwijs; een nieuwe belasting van druk-
kenden aard te willen invoeren en zulk een ge
wichtig onderwerp als de financieele verhouding
van Nederland tot Indië te regeieD.
Enkele leden waren bovendien in hun vertrouwen
geschokt door het diplomatiek beleid van den
minister van buitenl. zaken in zake van het
Luxemburgsch tractaat en het uitleveringstractaat
met Amerika door de opdryving van de oorlogs
uitgaven na de omverwerping van vroegere
liberale organisatiëndoor de verkeerde richting
van de zaken in Atjeh, waar de oorlog thans
gewapend verzet wordt genoemd.
Een groot aantal leden achtte zeer wensohelyk
de openbaarmaking van de stukken betrekkelijk
de jongste ministerieele crisis, teneinde daardoor
den waren politieken toestand en zijne oorzaken
duidelijk te maken voor de natie. Een uitvoerige
gedachtenwisseling werd daardoor uitgelokt. Po
litieke en constitutioneele bezwaren werden echter
tegen het geuite verlangen ingebracht en ten
slotte blijkt niet van volharding, althans bij de
meerderheid, in den aandrang tot publiekmaking.
In verband met de quaestie van vertrouwen
ontspon zich ook een breede gedachtenwisseling
over de richtiDg, die hier te lande aau het middel
baar en lager onderwijs wordt gegeven. Tegen
over de klacht van de voorstanders van het
bijzonder, kerkelijk onderwijs over steeds zich
uitbreidende staata-centralisatie ten nadeele van
het bijzonder onderwijs, stond het beroep vau
de andere zijde op de grondwettige verplichting
van voldoend openbaar onderwijs. Van wtêrs-
zijden bleet men bij het stelsel staan dat men
verdedigde, zonder dat van eenige toenadering
onderling bleek.
In twee der afdeelingen werd ook de hervor
ming van het kiesstelsel ter sprake gebracht. Op
nieuw werd deze aangelegenheid uit zeer uiteen-
loopende gezichtspunten beschouwd: wegneming
van de onevenredigheden in den census; vaste
districten; herziening der grondwet in dien
zin dat ook de directe belastingen der gemeenten,
die pas van de laatste jaren dagteekenen, in den
census meetellen, waar tegenover echter het
ongeschikte werd aangewezen van het tegenwoordig
tijdstip voor een giondwetsherzieniug, die zich
niet tot enkele punten zon kunmn bepalen 6n
voorts de mtening werd uitgesproken, dat het
gemeentelijk kiesrecht ook niet binnen de grenzen
der grondwet is te regelen. Deze zijn de hoofd
denkbeelden, welke hierbij ter sprake kwamen.
Wat de cijfers der begrooting betreft, over den
aard en den omvang van het geraamde of het
werkelijk tekort bestond veel verschil van gevoelen.
Met eenigen nadruk werd intusschen, bij de nadere
overweging van het financieele punt, de wensche
lijkheid vooropgezet, dat men eindelijk eenskome
tot een vast stelsel van afscheiding lusschen de
gewone en de buitengewone uitgaven. Men zal
dan, volgens dit gevoelen, den toestand boter
kunnen overzien, een zuinig beheer zal worden
in de hand gewerkt en men zal beter kunnen
nagaan wat telken jare uit de gewone middelen
door belastingheffing moet worden gedekt, ter
wijl over buitengewone aanvragen afzouderlijk,
zelfstandig, los van de politieke quaestie zal
kunnen worden beslist. Een en ander intusschen
werd slechts in éeu afdeeling ontwikkeld.
Afgescheiden van een en ander werd levendig
geklaagd over de blijken die de begrooting draagt
van neiging tot opdrijving der uitgavtn. In plaats
van strenge spaarzaamheid ontmoette meu overal
sporen van weelde, die, thans nu er van verzwa
ring der lasten sprake is, meer dan ooit moet
worden vermeden. Velen noemden de openbare
werden, ook om de kostbare wijze van uitvoering
en om de teleurstelling, die zoowel de bouw als
de Kosten gestadig veroorzaken; men wees
ook meer speciaal op oorlogop de opdrij
ving der bezoldigingen van het ambtenaars-perso
neel en op de uitbreiding van dat personeel zelf,
waardoor tegelijk aan een geest vau bureaucratie
meer en meer wordt voedsel gegeven.
en dien heeft hij mij gegeven ik had hem Van
avond willen brengen."
„Een briefhoe kwam hij daar aan Hé,
die is naar Mortemart gezooden van wien
kan hij zijn Ach van mijn neef, den ouden
kanunnik die is naar Engeland gevlucht I Dus
leeft er toch nog iemand van mijn familie!" riep
zij zeer aangedaan uit en terwijl zij las, vertelde
Balmat zacht aan Edmèe dat Isnard wraak gezwo
ren had aan De Pelven, die zich nu weer te Parijs
bevond en dat het hem gelukt was een kamer te
huren naast die welke De Pelven bewoonde, Zoo-
dat hij hem voortdurend in het oog kon houdeü
(Woïat vervolgd.)