DIJ?
1880.
N». 262.
rerken,
128* Jaargangt
Vrijdag
5 November,
Het Atelier du Lys,
ENZ.,
IEL DE.
Imber.
Oudheidkundige verzameling ten
stadhuize.
Gemeente-eigendommen.
«DEDEN
SPEELTAFEL
sis nieuw, en
3N, Meubel-
ILAGE
ÏSTEIJN.
I' letten op de
Lozenges.
ment op het
Ider hetwelk:
HATIX6,
E. VAN SAN-
L. RIPPING.
#E benoodigd,
LENST.
I nm. 1, 3,30, 7.
ilaats van 1 uur.
p,30, 4,45, 8.
nat
ROTTERDAM,
ember.
iOTTKKDAM:
4 morg. 10,n.
I6 10,-,
18
19
u
10,-,
10,-,
10,-,
10,-.
8,-,
9,-.
Ir;
L
|30.
rein welke
ZATER
DAG.
12.—
12.30
vm. 7.45
8.15
10.30
n 11—
10.20
10.90
6.5
4 45
*5.59
6.48
7.43
8.34
8.56
10.2
10.25
10.35
10.45
10.55
10.40
11.50
12 40
1.3
1.20
7.30
7.20
8.30
9.20
9.40
9.55
HIDDELBGRGSCHE COURANT.
Kt blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m, franoo 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiem 30 Oent per regefi
Geboorte-» Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote lettere worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL-
De burgemeester tn wethouders van Middelburg
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de
oudheidkundige verzameling ten stadhuize, wegens
verplaatsing naar een ander lokaal, tijdelijk voor
bet publiek niet toeganke ijk zal zijn.
Zij maken van deze gelegenheid gebruik, om
andermaal op deze verzameling de algemeene
aandacht te vestigen en hunne mede-ingezetenen
beleefd te verzoeken om, zoo zij in het bezit
mochten zijn van een of ander, betrekking heb
bende op de plaatselijke gesteldheid of geschie
denis van Middelburg, dit voor bovenbedoelde
verzameling in bruikleen te willen afstaan.
Middelburg, den 1 November 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
P I C K
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien art. 230 der gemeentewet,
gelet op de circulaire van gedeputeerde staten
van Zeeland van den 8en Augustus 1879, no. 5
Provinciaal blad no. 73),
brengen ter kennis van de belanghebbenden,
dat bij het gemeentebestuur is ingekomen een
verzoek van P. de Pagter, om van de gemeente
onderhands aan te knopen een stuk gronu, ter
oppervlakte van ongeveer 170 M2, gelegen achter
het zoogenaamde Veersehe poststal buiten de
voormalige Dampoort, bij de inwilliging van welk
verzoek bedoelde grond aan den openbaren dienst
zal moeten worden onttrokken.
Zij, die tegen dezen verkoop bezwaren mochten
hebben, worden verzocht deze schriftelijk kenbaar
te maken vóór of op den 9 November a.
Midaelburg, den 1 November 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
P I C K
De secretaris,
Gr. N. DE STOPPELAAR.
Middelburg 4 November.
Door dr. N. B. Donkersloot worden in de Gids
-van November eenige opmerkingen gemaakt over
de „toerekenbaarheid in strafzaken," naar aan
leiding van dr. Ramaer's Psychiatrische Aanlee-
kemngen op het ontwerp-wetboek van strafrecht.
Voor een gedeelte is aan die opmerkingen, door
de inmiddels aangebrachte wijzigingen in art. 37
(vroeger art. 47) van het wetboek, reeds te gemoet
gekomen. De klacht, door de beide geneeskun
PEUILLBTON.
door
de schrijfster van MUe More.
TWEEDE DEEL.
HOOFDSTUK VII.
ËEN BEZOEK Bil BALMAT.
Mile De St Aignan had veel pleizier in diers
tocht, want zij hield van Balmat, al was hij niet
amusant, 'tgeen in haar oog steeds een mis
daad was en Edmée had besloten met eigen
oogen deschildergen te gaan zien, waarmede hij
sedert maanden bezig was, zonder dat iemand er
iets van weten mocht. Gelukkig had behalve
Isnard niemand zijn wijkplaats in het klooster
ontdekt, zoodat hij door geen onwelkome bezoe
ken gestoord werd.
Het vertrek van Edmée uit het huis van Crocq
was een groote ramp voor hem geweest, want
daardoor verloor hij de eenige persoon met wie
hij openhartig kon spreken over zijn ouderlijk
buis, .zijn zwarigheden en teleurstellingen de
digen aangeheven over de naar hun inzien over
dreven gestrengheid van art. 228 (vroeger art.
249), waarin gevangenisstraf van ten hoogste
7£ jaar bedreigd wordt tegen den geneeskundige,
die eene valsche verklaring afgeeft met het doel
om iemand in een krankzinnigengesticht te doen
opnemen, heeft, blijkens de inmiddels gevolgde
aanneming van het ongewijzigde artikel, geen
gevolg gehad. Het komt ons echter voor dat,
met de zeer rekbare uitdrukking ten hoogste
en het stellig gevorderde boos opzet in het artikel,
de geneeskundigen, die te goeder trouw of zelfs
uit onvoorzichtigheid mochten dwalen, geen al te
groot gevaar loopenterwijl daarentegen het
al gemeen belang zeer dringend afdoende voor
zorgen vereischt tegen die weinigen onder hen,
die mei opzet van het hnn geschonken groote
vertrouwen misbruik mochten maken.
Er is echter éene opmorkiüg van dr. Donkersloot,
meer van geneeskundige dan van strafrechtelijke
strekking, welke ook na de aanneming van art. 37
baar belang blijft behouden. De rechter is be
voegd om een krankzinnigen misdadiger gedu
rende een straftijd van hoogstens een jaar in een
krankzinnigengesticht te doen opnemen. Dr. Don
kersloot vraagt nu of het raadzaam is, dergelijke
misdadige krankzinnigen in dezelfde gestichten
als gewone lijders te behandelen. Zijn bezwaar
wordt door dr. Ramaer niet gedeeldmaar hijzelf
heeft, in het onder zijn beheer utaande gesticht
te Dordrecht, de nadeelige werking dezer vermen
ging van onschuldige met boosaardige krankzin
nigen ondervonden. De laatsten hebben eene
eeuwige neiging tot ontvluchten en komplotten
maken; zij geven slechte voorbeelden aan de
andere verpleegden; éen beeft hij zelfs gekenu,
die valsehe sleutels maakte en met behulp daarvan
aan zichzelf en eene vrouwelijke krankzinnige uit
het gesticht gelegenheid tot ontvluchting verschafte.
Tachtig pet. der bevolking van een krankzinni
gengesticht zijn, volgens dr. Donkersloot, rustige
lieden; de anderen zijn nu en dan onrustig,
maar gaan in den regel, als zij niet door slechte
voorbeelden- geprikkeld of aangestoken worden,
niet tot misdadige dingen over. De vermenging
met misdadigers levert daarom voor hen en voor
hun verplegers een wezenlijk gevaar op.
Even als door Chauveau Helie en docr
andere Fransche schrijvers reeds aangedrongen is
op het maken van afzonderlijke gestichten voor
krankzinnige misdadigers, zoo vindt hetzelfde
denkbeeld ook in Dnitschland bijval; terwijl in
Engeland, in Ierland en in sommige staten van
Amerika de scheiding reeds sedert jaren in acht
genomen wordt. De heer Donkersloot is van
meening dat hetzelfde bij ons te lande in overweging
behoort genomen te worden. Nn er toch van ver
meerdering der krankzinnigen-gestichten, zoowel
eenige persoon die geloofde dat hij talent bezat,
al was het ook weerbarstig en die, door eigen
ervaring gesteund, steeds zijn hoop op welslagen
levendig hield.
In de Louvre zocht hij haar niet dikwijls op
want 's avonds was het in het salon te vol en zij
wisselden slechts nu en dan een paar woorden,
wanneer hij naar den kachel op het atelier kwam
kijken. Hij miste haar zeer; maar hij was veel
te bescheiden om te bevroeden dat zij hem ook
miste, of hoe gelukkig het voor haar geweest was
dat zij met hem in aanraking was gekomen, met
zijn reinen, oprechten geest en zijn verdraagzaam
geloof, dat wellicht nog vaster was dan het hare.
De omgang met hem had haar hart verruimd en
onwillekeurig was zij doordrongen van zijne ge
voelens en had zg leeren inzien dat haar geloof
en het zijne op dezelfde grondslagen rustten.
Ook haar geest was ontwikkeld door het dage-
lijksch, gemeenzaam verkeer met iemand uit een
ander land, die op een geheel andere wijze was
opgevoed maar Balmat had nog meer voor haar
gedaan. Hij had haar een gevoel van bescherming
verleend, dat haar in haar angst en verlatenheid
had staande gehouden en haar geloof aan waar
heid en goedheid in een moeielijk oogenblik van
haar leven versterkt. Er bestond tusschen hen
een zuivere, oprechte vriendschap, gegrond op
wederzijdscbe achting en dankbaarheid, ofschoon
zij geen van beiden wisten hoeveel zij aan elkaar
verschuldigd waren.
als der gevangenissen sprake is, schijnt daartoe
alle aanleiding te betamen.
Het hoofdbestuur van Eigen Hulp heeft besloten
zich tot den minister van waterstaat en zoo noodig
tot de staten-generaal te wenden, met het verzoek
dat de bepaling, volgens welke dag- en weekbladen
van minder dan 25 gram gewicht met cent
gefrankeerd worden, ook moge uitgebreid worden
tot bladen die eens of tweemaal in de maand
uitkomen.
De vereeniging ondervindt het schadelijke dier
bepaling bij het verzenden van haar eigen, om de
14 dagen verschijnend blad.
Het verzoek komt ons zeer billijk voor, doch
het zou ons bevreemden wanneer tot de inwilliging
daarvcn eene verandering in de wet noodig was.
De eerste alinea van art. 17 der postwet van
1870 (St. bl. no. 138) spreekt wel is waar van
„dag- of weekbladen, eens of meermalen per week
uitkomende." Waarschijnlijk is echter de ver
melding van die bladen, welke nog minder
dan eens per week uitkomen, bier vergeten.
Hoofdzaak toch is niet de manier van uitko
men, maar het gewicht der bladen, gelijk uit
de 3e al. van hetzelfde artikel blijkt, waar het
port tot cent verminderd wordt: „wanneer het
gewicht van dag- of weekbladen zonder nadere
aanduiding minder dan 25 gram is." Het
zou ons daarom niet verwonderen wanneer de
minister, eenmaal opmerkzaam gemaakt op het
nadeel dat enkele bladen, door een vermoedelijk
verzuim van den wetgever, lijden, vrijheid tot eene
ruimere uitlegging der wet vond.
Veere, 4 Nov. Gisteren is door Andr. Min
derhout aan het strand van Vrouwepolder gevon
den het lijk van eeu kind, hoogstwaarschijnlijk
8 A 10 maanden oud. Voortdurend komen voor
werpen van allerlei aard daar aandrijven.
"k Tiio icny 3November. De pee-schipper die
met zijn vaartuig te St. Maartensdijk tegen den
wal was gezet en zijn geheele lading in zee heelt
moeten werpen om vlot te raken, is van kwaad
op erger gekomen. Gisteren middag 12 unr zette
hij, pas weer in open water gekomen, koers naar
het kanaal van Zuid-Beveland. Op de hoogte
van den dam van Yerseke begon de schuit eens
klaps te zinken en wel zoo snel, dat er helaas tot
redding geen tgd overbleef. De knecht, de vrouw
en een kind zijn verdronken, de schipper is be
wusteloos aan wal gebracht, en van het vaartuig
is geen spoor meer te zien. Waarschijnlijk was
er op de steenen van den dijk een lek in het schip
geslagen, dat men niet opgemerkt of niet geteld
heeft.
Het vaartuig was De Eendrachtschipper A.
van Aperen, van Rosendaal en derwaarts bestemd.
Het bezoek der beide dames deed hem blijkbaar
ontstellen, doch hij ontving haar beleefd en wees
Mile De St Aignan hoe hij zijn atelier had inge
richt. Er was wel niet meer dan het hoog noo-
dige te vinden, maar hij had toch ruimte en licht
in overvloed op den ezel stond een half voltooide
schilderij en MUe De St Aignan zag eerst Edmée
aan om te weten wat die er van dacht, eer zij
een oordeel uitsprak. Balmat zag haar ook aan,
wel wetende dat zij zich door geen persoonlijke
gevoelens zou laten verleiden om tegen haar over
tuiging in te spreken. Het was zooals bij verwacht
had: haar gelaat drukte groote teleurstelling uit,
terwijl zij naar de koude uitvoerigheid en den
gelikten penseelstreek keek, die zoo zeer afstak
bg het genre, waaraan zg gewoon was.
Balmat 's vragende bbk ging in kalme onder
werping over, terwijl hij zei:
„Ik weet reeds hoe gij er over denkt," en
zich tot Mile De St Aignan keerende, vroeg hij
„En wat zogt gij ervan, mademoiselle?"
„Ik ik heb er geen verstand van, beste
Balmat," antwoordde zij; maar later fluisterde zij
tot Edmée in„ik kon hem toch niet zeggen
dat ik het afschuwelijk vind I Wat stelt het
voor
Edmée vertelde haar dat het Thetis was, de
wapens aan haar zoon Achilles biengende, en
toen ging zij het nog eens bekjjken, deed haar
best om iets vriendelijks te zeggen en begon
„Het iö zeker pas begonnen} men kan nog
De kiezersvereeniging Plight en Recht te Vlis-
singen heeft tot candidaat voor het lidmaatschap
van den gemeenteraad verkozen de heeren A.
Smit, burgemeester en G. B. E. Bilbeimer, oud
magazijnmeester der marine.
De opbrengst van de Mij tct Expl. van Staats-
spoorwegen bedroeg sedert 1 Jan. tot 28 Oct. jl.
7,820,727 of 24.801 per dagkilometer, tegen
f 23.22 in hetzelfde tijdperk van 1879.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
bepaald dat de verkiezing van een lid der 2e
kamer in het hoofdkiesdistrict Maastricht zal
plaats hebben Dinsdag 23 dezer en de herstem
ming, zoo noodig, Dinsdag 7 December a.
In de Staats-Courant van 20 Aug. 1879, werd
melding gemaakt van de toekenning aan den
rajah Souiindre Mohun Jagore te Calcutta, van
de zilveren medailje, als blijk van waardeering
voor zijne belangstelling in 's rijks verzamelingen
van wetenschap en kunst, uit door hem gedane
schenkingen gebleken.
De door den rajah aangeboden voorwerpen be
staan in eene verzameling van 90 Hindoesche
muziekinstrumenten en een aantal geschriften op
de muziek der Hindoes betrekkelijk, benevens
zes schildergen op doek, voorstellende goddelgke
personen, die door lofzaDgen worden verheerlijkt.
Deze geheele verzameling is thans in 's rijks
ethnografisch museum te Leiden ontpakt en ge
rangschikt.
De heer Sourindro Mohun Jagore bezit den
graad van doctor in de muziek, is stichter en
directeur van de Bengaalsche muziekschool te
Calcutta, is met een groot aantal orden begiftigd,
en met nog een veel grooter aantal lidmaat
schappen vereerd geworden. (St. Ct.)
Benoemingen en besluiten.
belastingen. Benoemd tot ontvanger te Renkum
c. a. J. C. P. baron van Aider wereld Houtwijn
ontvanger der dir. bel. en acc. te Duiven c. a.
Benoemd tot controleur der dir. bei te Groningen
2 de afdeeling, H. van Manen te Groenlo, G. J.J.
Greidanus, beide thans belast met de waarneming
van die controles.
scheepsbouw. Benoemd tot aspirant-ingenieur
voor het vak van scheepsbouw in N.-I. J. E. vau
Cleef, scheepsbouwkundig ingenieur.
Onderwijs.
Maandag ji. werd de nieuwgebouwde tweede
school te Yerseke, in tegenwoordigheid van den
arrondissemente-schoolopziener, den gemeenteraad,
niet zeggen hoe het worden zal, oi misschien is
het uw eerste stuk
De oogen van Edmée en Balmat ontmoetten
elkaar, de baren spraken van medelijden en hij
glimlachte, maar het was een droeve lach.
„Mlle uw tante is een strenge beoordeelaar
ster," zei hij, zijn palet wegschuivende.
„Zij zal zeker gaarne uwe schetsen uit het
dagelijksclie leven zien, Jacqaes," zei Edmée, die
hem altijd zoo noemde als zij hem pleizier wilde
doen ot moed inspreken. „Krijg die eens voor
haar." Mlle De St Aignan, die voelde dat zij iets
misdreven bad, ha; stte zich haar wenscb te ken
nen te geven om de schetsen te zien, waarin zij
weldra geen belangstelling meer behoefde te vein
zen, daar het allemaal flinke portretten waren,
die zij terstond kon begrijpen, en zonder Edmée
aan te zien riep zij nit
„01 die zijn prachtig 1 Ik heb er wel geen
verstand van, maar die menscben leven. Kijk
kind, dit bloemenmeisje en hier die oude vrouw
met hare bezems j het is alsof ik baar honderd
maal gezien hub, maar dat komt alleen omdat het
zoo waar geschilderd is. Dit begrijp ik. Laat er
mij nog wat meer zien, Balmat."
„Zij zijn inderdaad uitstekend, Jacques," zei
Edmée. „Wat zijt gij vooruit gegaan gij zijt al
uwe moeielijkhedcn met het coloriet te boven
a's men deze sohttsen ziet, zou men niet zeggen
dat gij meer graveur dan schilder zijt."
„Bet is ongelukkig genoeg voor mg dat ik