aanvaardde, was het hem bekend dat de politie
haar plicht deed, doch niet talrijk was. Het ware
zeer gemakkelijk, ja zelfs zeer verleidelijk geweest
om een voorstel tot reorganisatie te doen. De
kosten daarvan zouden ongeveer f 8000 a f 6000
bedragen. De voorzitter is daarvan teruggehouden
door dezelfde motieven als door zijn geachten voor
ganger werden aangevoerd, terwijl hij diens woor
den, op den 15 Oct. des vorigen jaars gesproken,
„ik geloof niet dat ik in den geest der burgerij
zou handelen indien ik zoo groote verhoogiDg van
de uitgaven van de politie voorstelde en meen
dat het beter is zich enkele kleine ongeregeld
heden te getroosten dan de burgerij zoodanigen
last op te leggen," tot de zijne maakt.
De heer Nagtglas, hoewel niet met het voorstel
van den heer Van Hoek medegaande, acht het nu
toch de geschikte tijd om een enkel woord over de
politie te zeggen. Zonder den ijver en de wel
willendheid van de tegenwoordige politie eenigs-
zins te willen betwijfelen, wenscht hij toch te
herinneren dat er een tijd geweest is ('tisal vrij
lang geleden) dat de straatpolitie, met een zwakker
en ongeschikter personeel, de goede ingezetenen
beter tegen de gevaren en baldadigheid wist te
beschermen dan tegenwoordig geschiedt. Om
enkele feiten te noemen was in die dagen de
stoep van het raadhuis niet de speelplaats der
jeugd; zoo werd toen wat pas geschilderd was
niet beklad of beschreven met ergerlijke opschrif
ten; zoo renden toen de wagens niet door de met
kinderen gevulde straten en werden de wan
delingen niet dikwijls schandelijk gehavend,
want: „de onder-commissaris had er, zooals men
zeide, den schrik onder." En ook later bleef dat
voortduren, tot dat hier het reglement van politie
in behandeling werd genomen en een krachtige
stem opging om allerlei kleine politieovertredingen
straffeloos te laten. De raad was echter van een
ander gevoelen en sedert is dat door de vingers
zien, hier, behoudens enkele uitzonderingen, regel
geworden. Aan de traditie hapert het hier,
meent spreker en daarom wenscht hij daarop de
aandacht van den voorzitter als het hoofd der
politie te vestigen.
De voorzitter herinnert den heer Nagtglas aan het
Laudator temporis acti en merkt opdat de doorhem
bedoelde toestand zijne lusten maar ook zijne lasten
had en dat ook de tegenwoordige politie haar plicht
doet. Wat betreft het spelen van de jeugd op de stoep
van't raadhuis, meent spreker, dat dit aangenamer
is dan dat het publiek door vrees en schrik er
ver van verwijderd blijft.
Het voorstel-Van Hoek, alsnu in stemming ge
bracht, wordt met algemeene stemmen, uitgenomen
die van den voorsteller, verworpen.
Thans wordt door burg. en weth. voorgesteld
den post voor de traktementen der buitenge
wone agenten met f 300 te verhoogen en de
jaarwedde voor ieder hunner op 150 te brengen.
De heer J. A. van Hoek zal, nu de raad be
slist heeft den toestand der politie niet te verbe
teren, zich tegen iedere verhooging verklaren. Hij
gelooft ook niet dat daarvan verbetering te
wachten is. Wat de buitengewone agenten be
treft merkt hij op dat zij met die verhooging
eer verminderen dan verbeteren. Een der adres
santen had het vorige jaar f 151 verdiend en zal
nu f 150 ontvangen. Het is bovendien waar
schijnlijk, ja bijna zeker, dat men meer diensten
van hen vergen zal, om zoo langzamerhand tot
een beteren toestand te komen. Spreker kan
zich daar niet mede vereenigen.
De voorzitter merkt op dat de adressanten met
de regeling genoegen nemen, terwijl zoo men hun
behoorlijk betaalt men ook behoorlijke diensten
kan vergen.
De heer Snijders herhaalt het in eene vorige
vergadering geuit afkeurend votum. Personen
aan wien het opmaken van processen-verbaal
tegen de burgerij is opgedragen, moeten beter
bezoldigd worden. Zijn de buitengewone agenten
niet noodig dan schafte men ze af, heeft men ze
wel noodig dan betale men ze behoorlijk, opdat
zeniet, zooals onlangs gebeurd moet zijn, de bur
gerij als 't ware op schatting stellen.
De voorzitter verklaart de buitengewone politie
agenten noodig te hebben, terwijl daarvan het feit
waarop de heer Snijders doelt hem niets bekend is,
hij niet kan bekennen dat politieagenten zich aan
dergelijke zaken schuldig maken.
Het voorstel van burg. en weth., daarna in
stemming gebracht, wordt met 13 tegen 2 stem
men (de heeren J. A. van Hoek en Snijders) aan
genomen. De heer Van Berlekom was bij deze
stemming afwezig.
Bij art. 20 derzelfde afdeeling: jaarwedden van
de beambten op de begraafplaats, vraagt de beer
Snijders waarom nog geen voorstel is gedaan
ter benoeming van een opzichter over de begraaf
plaats, waarop de heer Lambrechtsen antwoordt
dat men den toestand voorloopig wenscht te be
houden zooals die nu is.
De heer Snijder keurt dit af. De persoon thans
met het toezicht belast, ofschoon hij zijn volko
men vertrouwen bezit, is geen ambtenaar en toch
belast met het incasseeren van gelden; dit wenscht
spreker aan een ambtenaar of aan deD ontvanger
op te dragen.
De heer W. A. van Hoek heeft een ander
bezwaar. De persoon die met de waarneming der
betrekking is belast kan meenen dat hij eenig
recht op eene eventueele benoeming krijgt, of
wel de raad zou door een ander te benoemen den
schijn vau onbillijkheid op zich laden.
De voorzitter geeft inlichtingen, waaruit blijkt
dat de persoon, die de betrekking waarneemt,
volkomen op de hoogte is: dat zoolang de quaes-
tie van de waag niet beslist is; geen benoeming
zal gedaan worden en dat de bedoelde persoon
bereid is zoolang de betrekking te vervullen.
Bij art. 7, van de 2e afd. van hoofdst.II mer
ken burg. en weth. met genoegen op dat de fin.
commissie verklaart met hen in te stemmen. Zij
wenschen den post niet te verhoogen, doch vragen
machtiging om dien zoo noodig te overschrijden.
De machtiging wordt verleend.
Hoodstuk III, afd. 1, art. 1 haven- en ka-
naalwerken, wordt op voorstel van burg. en weth.
met 200 verhoogd.
Bij datzelfde art. 1, lett. fonteinen, wandel
plaatsen en beplantingen, geeft de heer Nagtglas
in overweging of het geen aanbeveling zou ver
dienen den rechter-leidijk der oude haven met
boomen te beplanten.
De voorzitter geeft de verzekering dit punt
bij burg. en weth. ter sprake te zullen brengen.
Bij art. 3 van de lie afd. van dat zelfde
hoofdstuk wenschte de heer J. A. van Hoek te
vragen of de hier genomen proef met klinker
bestrating betere resultaten geeft dan elders,
opdat, mocht dit ontkennend beantwoord worden,
de post voor keien verhoogd en die voor klin
kers verminderd kunne worden.
De heer Tak zou den post van 1500 voor
klinker^ geheel geschrapt willen zien. Het komt
hem voor dat klinkerbestrating in het algemeen
eene schadelijke wijze van bestrating en voorden
Burg niet wenschelijk is, omdat die zeer veel
onderhoud vordert. De daardoor vrijkomende
1500 zou hij willen overbrengen naar den post
voor onvoorziene uitgaven, dewijl de daarvoor
uitgetrokken som hem, met het oog op het aan
zienlijk cijfer der begrooting, niet voldoende
voorkomt, vooral ook omdat het onzeker is op
welke voorwaarden de leening zal worden ge
sloten.
De voorzitter deelt dit gevoelen niet. Hij merkt
op dat nu men eenmaal op den Burg met klinkers
begonnen is, men die straat moet voltooien. Ook
zijn in dezen post begrepen de klinkers voor het
herstel van al de voetpaden. Wat betreft het
verkieslijke van klinkerbestrating, gelooft de
voorzitter dat vooral smalle straten, waar weinig
wordt gereden, zich daartoe eigenen.
De heer Van Hoek blijft bij zijn uitgesproken
gevoelen. Wat betreft het voltooien van den Burg
dit acht hij niet noodig, het nu beklinkerde ge
deelte kan zeer goed blijven.
De heer Tak zegt dat het na de opmerking van
den voorzitter den schijn heeft of hij zich vergist
zou hebbendit is echter niet het geval. In de
memorie van toelichting is vermeld dat de oor
spronkelijk geraamde som aan den Burg en de
Gravenstraat zou besteed worden, terwijl de andere
benoodigde klinkers uit een anderen post konden
worden gevonden.
De voorzitter geeft |hieromtrent nog eenige
inlichtingen terwijl de heer Nagtglas verklaart
kiinkerbestrating wenschelijk te achten ook in veel
bezochte straten.
Het amendement-Tak, om den post te schrappen,
wordt daarna met 12 tegen 4 stemmen verworpen.
Voor stemden de heeren Van Teijlingen, Luteijn,
J. A. van Hoek en de voorsteller.
Daarna wordt art. 4 met algemeene stemmen
aangenomen.
By art. 6 derzelfde afdeeling, bouw van een
nieuwe vuetbrag bij de Veersche barrière, f 2900,
merkt de heer Dronkers op dat de commissie van
fabricage den wensch heeft uitgesproken om het
plan aan een nader onderzoek te onderwerpen, en
dat burg. en weth. daarop nog niet hebben ge
antwoord.
De heer Snijders zegt dat hij in de commissie
heeft voorgesteld een dam te leggen en wenscht te
vernemen of, wanneer dit artikel aangenomen wordt,
zijn denkbeeld vervallen is.
De voorzitter deelt mede dat de plannen nog in
de commissie zullen komen. Wat betreft het idee
van den heer Snijders, antwoordt hij daarop dat
het leggen van een dam onmogelijk zal zijn in
verband met het contract met Walcheren. Boven
dien zouden de kosten van grond ver voer alleen
4; f 7000 bedragen.
De heer Snijders verklaart de zaak in de com
missie te zullen bespreken, waarna het voorstel
van burg. en weth. aangenomen wordt.
Alsnu stelt de heer Fokker voor te besluiten
tot de vernieuwing van 50 M. beschoeiing aan
den Korendijk ad /5100.
De heer Fokker herinnert dat bij de nota van
20 Oct., de kosten van beschoeiing voor 94 M. in
steen op 15000 en in hout op ƒ9600- waren ge
raamd. Hij stelt nu voor dit jaar 50 M. uit ge
woon onderhoud te doen vernieuwen en een vol
gend jaar het overschietend gedeelte. Om in de
kosten te voorzien wenscht hij eene waarde te
realiseeren die volgens hem daarvoor vatbaar is.
Op de wandelingen heeft hij 460 olmenboomen
geteld, die z. i. konden verzilverd worden en be
doelde som ongeveer zullen opbrengen. De be
doelde boomen te vellen zou de wandelingen niet
ontsieren, terwijl tevens de andere nabijstaande
niet in hun groei zouden verhinderd worden.
De heer W. A. van Hoek merkt op dat de
heer Fokker stilzwijgend eene beschoeiing van
hout aanneemt, doch dat daarover nog steeds
verschil bestaat.
De heer Fokker zou steen wenschelijker vin*
den, doch acht het in de tegenwoordige omstan
digheden luxe. De houten beschoeiing heeft nu
misschien honderd jaar gestaan, zoodat hij in het
vernieuwen met hout geen bezwaar ziet.
De heer Jeras motiveert zijne stem, die hij
tegen het voorstel zal uitbrengen, terwijl de heer
Snijders verklaart er voor te zullen stemmen.
De heer W. A. van Hoek meent dat door de hee
ren Fokker en Snijders vooruit wordt geloopen op
de beslissing der commissie van fabricage, waar
de quaestie nog behandeld moet worden.
De heer Nagtglas vraagt of, als het voorstel-
Fokker aangenomen wordt, ook tot het rooien
der boomen is besloten
De voorzitter deelt mede dat als dit voorstel
wordt aangenomen, doch dat om de boomen te
rooien verworpen, de hoofdelijke omslag met
f 5000 zal moeten verhoogd worden.
Het voorstel alsnu in stemming gebracht, wordt
met 14 tegen 2 stemmen, die van den heer Snij
ders en den voorsteller, verworpen.
Nadat de in de volgende hoofdstukken door
burg. en weth. voorgestelde, vroeger reeds mede
gedeelde wijzingen zijn aangenomen, stellen burg.
en weth., met het oog op de nog altijd hangende
quaestie omtrent het onderwijzerspensioen, voor
art. 8 van hoofdst. VII met 244.45 te verhoogen.
Alzoo.wordt besloten.
Art. 2, afd. Ill, van hoofdst. VIH wordt ver
minderd met f 933.34, dewijl het wachtgeld van
den heer Van Swers, die gepensioneerd wordt,
vervalt.
Bij art. 5 van dezelfde afdeeling, toelage aan den
heer W. G. van Swers, komt in behandeling hot
voorstel van de financieele commissie om die toe
lage te blijven uitkeeren, waaraan door burg. en
weth. is toegevoegd gedurende vijf jaren.
De heer Fokker kan zich met dit voorstel niet
vereenigen. De heer Van Swers is tot heden ge
handhaafd in zijne rechten, doch nu hij recht op
pensioen heeft kan geen aanspraak meer op de
toelage gemaakt worden en bestaat er geen enkele
reden om de gemeente gedurende vijf jaren die
toelage te doen betalen.
Ook de heer Snouck Hurgronje is tegen dit
voorstel. De verordening op het pensioneeren en
op wachtgeld stellen van ambtenaren is eenmaal
vastgesteld, waarom moet voor dezen persoon
daarop eene uitzondering gemaakt worden, waar
door tegenover anderen een onbillijkheid zou wor
den begaan?
De heer Tak is eveneens tegen dit voorstel.
Het gaat niet aan gunsten uit te deelen aan bur
gers, hoe verdienstelijk die ook mogen geweest
zijn, wanneer de verordening de noodige voor
schriften geeft.
In stemming gebracht, wordt het voorstel met
12 tegen 4 stemmen aangenomen. De heeren J. A.
van Hoek, Fokker, Hurgronje en Tak stemden
tegen.
Bij art. 18, toelage uitgaaf verslag raadsverga
deringen, merkt de heer J. A. van Hoek op dat
bij hem geen bezwaar bestaat tegen dezen post,
doch dat hij het wenschelijk achten zou dat dit
verslag spoediger dan nu het geval is, werd rond
gedeeld. Hij noodigt den voorzitter uit daartoe
pogingen aan te wenden, waartoe deze zich bereid
verklaart.
Inkomsten.
Art. 1 van hoofdstuk II wordt met ƒ40 ver
hoogd wegens huur van een gedeelte van het
waaggebouw.
Bij art. 6 b van datzelfde hoofdstuk rente van
een kapitaal groot f 38800, f 1552, zegt de heer
Snijders in de memorie van toelichting bij de
begrooting omtrent dezen post te lezen: „Het
kapitaal, groot f 38800, ingeschreven op het
grootboek der 4 pet. Nederlandsohe werkelijke
schuld, is het bedrag der bij de in 1878 opgeheven
stads wisselbank onafgehaald gebleven saldo's."
Zoo hij zich niet vergist, zijn dat dezelfde be
woordingen als het vorige jaar werden gebruikt,
en daarom wenscht hij te vernemen welke pogin
gen door burg. en weth. en door de commissie
van financiën in het afgeloopen jaar aangewend
zijn, om tot de ontdekking te komen of deze post
behoort te worden verminderd, met anderewoorden,
om saldohouders te ontdekken.
De voorzitter antwoordt hierop dat noch burg.
en weth. noch de commissie van fin. zich daarmede
hebben bemoeid.
Daarna wordt door de heeren Snijders, Van der
Harst en Jeras als motie van orde voorgeste'd
om burg. en weth. te machtigen de namen der
safdohouders bekend te maken.
De heer Snijders, tot toelichting daarvan het
woord verkregen hebbende, zegt dat bedoelde som
ingeschreven is ten name van personen die hun
geld deponeerden in de nu opgeheven stadswissel-
bank. Dat geld is niet het eigendom der ge-
meente, doch zonder dat de namen der saldohou
ders bekend zijn kan het niet opgevorderd worden.
Spreker gelooft dat het wenschelijk is in deze
zaak iets te doen en dat het in de eerste plaats
noodig is dat de leden van den raad met de namen
der saldohouders worden in kennis gesteld, waar
toe burg. en weth. niet kunnen overgaan dan na
speciale machtiging van den raad.
"De voorzitter zegt dat het hem genoegen doet
dat dit voorstel gedaan is. Bij vorige gelegenheden
werden aan den voorzitter inlichtingen gevraagd,
die deze niet geven kon, terwijl nu de beslissing
aan den raad wordt gelaten.
De heer Tak meent dat er geen bezwaar be
staat tegen het mededeelen van de namen der
saldohouders. Intusschen zou hij wenschen dat
de voorstellers hun bedoelingen nader omschreven.
De heer Snijders licht het voorstel gaarne nader
toe en zegt dat het in de bedoeling ligt de
sommen, die ten name van verschillende saldo
houders staan, zoo mogelijk bekend te maken.
Mocht hiertegen bij een. der leden bezwaar be
staan kan deze voorstellen geheimhouding op te
leggeui
De heer Tak zegt daartoe bereid te zijn, niet
omdat hij het kwaad zou achten wanneer de
zaken bekend werden, maar omdat hij bet niet
wenschelijk acht dat ieder in de gelegenheid
wordt gesteld nasporingen op eigen hand te doen.
De heer Van Teijlingen begrijpt het doel van
geheimhouding niet. Wanneer de namen niet
worden medegedeeld heeft het publiek er geen
belang bij.
De voorzitter zegt dat het pakket nog steeds
verzegeld ligt, omdat hij inzage ervan onnoodig
beeft geacht, dewijl als de zaak niet publiek kan
worden medegedeeld de wetenschap van namen
en sommen tot niets dient.
De heer Snijders herinnert dat het doel van
de voorstellers is om, wanneer blijken mocht dat
publiekmaking noodig is, daartoe het voorstel te
doen.
De heer Hugronje zegt dat dezelfde zaak ver
leden jaar ook is besproken en toen is verworpen.
De burgemeester en de leden die met de namen
bekend waren, hebben toen geadviseerd niet aan
het verlangen van den heer Snijders te voldoen.
Spreker wenscht te vragen of die leden van ge
voelen veranderd zijn.
De voorzitter zegt dat deze zaak niet bespro
ken is en vraagt of de heer Snijders er genoegen
mede kan nemen dit punt tot eene volgende ver
gadering aan te houden.
De heer Snijders zegt dat zijn voorstel invloed
uit kan oeienen op het al of niet verlagen van
den bedoelden post en zou het gevoelen van zijne
mede-voorstellers wenschen te vernemen.
De heer Jeras verklaart tegen aanhouden te
zijn omdat hij dit punt wil zien uitgemaakt.
Het zal van de beslissing ook afhangen of hij
vóór of tegen de begrooting zal stemmen.
Nadat de heer Nagtglas heeft gevraagd of de
heer Luteijn omtrent deze zaak geene mededeeling
wenscht te doen en deze de meening heeft uitge
sproken dat het hier alleen een questie van stemmen
geldt, wordt het voorstel in stemming gebracht
en met 11 tegen 5 stemmen verworpen. De heeren
Snijders, van der Harst, Dronkers, Jeras en Tak
stemden voor.
De hoofdelijke omslag wordt bepaald op f 71000
en in de inkomsten de door het aannemen van het
voorstel uer leening noodzakelijko wijziging
gebracht.
Bij art. 1 van afd. H van hoofdstuk Y, verkoop
van opgaande boomen, stelt de heer Fokker voor
dezen post met f 5000 te verhoogen.
Met 9 tegen 7 stemmen wordt het voorstel ver
worpen. De heeren De Wind, J. A. van Hoek,
Van Berlekom, Fokker, Snijders, Van der Harst
en Jeras stemden voor.
Vervolgens wordt hoofdst. IX onvoorziene
uitgaven vastgesteld op 3227.75$.
Daarna worden burg. en weth. gemachtigd tot
de gewone af- en overschrijvingen en het gewone
besluit tot het aangaan van eenige abonnementen
genomen.
De begrooting, in ontvang en uitgaaf bedragende
559.128.06 wordt vervolgens in stemming
gebracht en met 13 tegen 3 stemmen (die van de
heeren Snijders, Van der Harst en Jeras) aange
nomen.
Eindelijk zegt de voorzitter dat met het oog op
zijne benoeming tot lid en voorzitter der gascom-
mi8sie en tot voorzitter der commissie van toezicht
op de scholen van lager onderwijs het de leden
niet verwonderen zal dat nu het voorstel aan de
orde komt waarbij hij verzoekt ontheven te wor
den van het voorzitterschap der commissiën van
financien en fabricage. De voorzitter doet dit
verzoek niet uit gemakzucht, maar uitsluitend in
het belang der zaak.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het verzoek
ingewilligd.
Overgaande tot de benoeming van een voor
zitter der commissie van fabricage wordt daartoe
de heer mr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem
met 10 stemmen benoemd, de heer Dronkers ver
kreeg 4 stemmen, de heer Hurgronje éen, terwijl
een biljet in blanco was.
Tot voorzitter der commissie van financiën
wordt met 9 stemmen de heer mr. A. J. van
Eekelen benoemd, de heer Luteijn verkreeg 3, de
heer Lambrechten twee stemmen, terwijl op de
heeren Hurgronje en Fokker éen stem was uit
gebracht.
De vergadering is daarna gesloten.
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS
TB MIDDELBURG»